MAANDAG
Demping Levendaal enz.
(Verweij e.a.)
het adres van den Leidschen Bond van Industrieelen, dan
moet men ook weer toegeven aan bezwaren van andere
eigenaren, zoodat men dan niet verder komt. Ook door de
menschen, die Leiden door en door kermen, is altijd voor
gehouden, dat hier wel degelijk sprake is van een waarde
vermeerdering voor de panden aan het Levendaal. Bij
demping zal het Levendaal nog sterker dan tot nu toe een
toegangspoort vormen voor de zich sterk ontwikkelende
stadswijk in den Cronesteinpolderin de toekomst zal het
Levendaal zich dus ontwikkelen tot een winkelstraat. Mede
daarom is er juist zooveel vraag naar die panden aan het
Levendaal.
De heer de Reede merkt op, dat de heer Verweij er een
beetje naast is.
De heer Verweij zegt, dat dan ook de gemeentewet er
naast is, waar zij de mogelijkheid er toe opent.
Een ander motief voor de invoering van een baatbelasting
is gelegen in de zeer aanzienlijke offers, die de gemeente voor
de demping van het Levendaal brengt. Het is jammer, dat
men vroeger, toen de gemeente het geld niet in die mate
noodig had als thans het geval is, bij soortgelijke werken
niet tot het heffen van een baatbelasting is overgegaan.
Men zou b.v. kunnen betoogen, dat de eigenaren van de
desbetreffende perceelen indertijd door de oplossing, die men
aan den Rijnsburgerweg heeft gevonden, gebaat zijn. Men
zoekt echter niet naar dergelijke middelen in dagen van
hoogconjunctuur of in tijden, dat de gemeente over be
hoorlijke middelen beschikt, maar wel wanneer de gemeente
behoefte heeft aan gelden. Het is betrekkelijk onverschillig,
hoe de gemeente aan de gelden komt. Wanneer de gemeente
ten gevolge van het verstoren van het evenwicht der be
grooting tot verhooging van de personeele belasting overgaat,
neemt men daarmede algemeen genoegen, indien men op het
standpunt staat, dat de begrooting moet sluiten. Men zou
er echter tegen kunnen opponeeren en de stelling verkondigen,
dat het beter is, indien de gemeente de belastingverhooging
toepast voor bepaalde wijken, die van de gemeente meer
zorg en kosten vergen dan andere wijken, en haar niet voor
alle invoert.
Spreker weet nog niet, of dat niet democratisch zou zijn,
zooals de heer de Reede nu interrumpeert. Indien de gemeente
belangrijke bedragen voteert voor het in orde brengen van
bepaalde wijken, waarom zou het dan niet democratisch zijn
van deze wijken, die uitsluitend de voordeelen van de uit
gaven genieten, een baatbelasting te heffen?
In de ligging van het Levendaal is wel degelijk een rechts
grond voor de heffing Van een baatbelasting te vinden.
De Raad heeft niet te maken met de bezwaren, die men
tegen deze belasting, evenals tegen tal van andere belastingen,
kan aanvoeren, maar heeft zich alleen af te vragen, of de
betrokken wijk met de demping van het Levendaal gebaat
is. Die vraag beantwoordt spreker bevestigend en daarom
gaat hij accoord met de heffing van een baatbelasting, die
lang zoo erg niet is als het offer van de werkloozen, die voor
een zeer laag loon zullen moeten arbeiden.
De heer van Weizen, die den heer van Stralen heeft ver
weten, bij de arbeiders illusies te wekken, en heeft betoogd,
dat de arbeiders het alleen van den strijd moeten hebben,
heeft van den Raad de uitspraak gevraagd, dat geen huur-
stijging mag plaats hebben. Maar als er nu één voorstel is,
waaraan een groote illusie ten grondslag ligt, dan is het dit.
Dit neemt niet weg, dat spreker er voor zal stemmenhij
gevoelt er voor, hij verwacht er wel eenige preventieve
werking van. Men moet echter voorzichtig zijn daarmede
illusies te wekken en de illusies, die door dit voorstel worden
gewekt, zijn grooter dan die bij het voorstel-van Stralen.
Het kan geen kwaad er vóór te stemmen, al verwacht spreker
er in de practijk uiteraard niet veel van.
De heer Bosman juicht het plan tot demping van het
Levendaal zeer toe; vooral ten aanzien van het verkeer en
voor de bestrijding der werkloosheid.
Tegen uitvoering in werkverschaffing valt inderdaad wel
het een en ander te zeggen, maar spreker meent uit de stukken
begrepen te hebben, dat het alleen in dien vorm mogelijk is.
Wij hebben alleen de keus het in werkverschaffing te doen,
dan wel het geheele werk na te laten en in dat geval is eigenlijk
elk woord, dat men er verder over spreekt, noodeloos gepraat
het is niet meer dan aan zijn gemoed uiting geven, als men
de voorgestelde wijze van uitvoering becritiseert.
Spreker is tegen doortrekking van de Oegstgeesterlaan
op de volle breedte; ook in de Commissie van Fabricage
heeft hij er zich tegen verklaard. Spreker gaat in deze geheel
mee met het voorstel van het College; uit verkeersoogpunt
2 JULI 1934. 285
Demping Levendaal enz.; e.a.
(Bosman e.a.)
is die breedte absoluut niet noodigde weg wordt er noodeloos
duur door; maar bovendien ongezellig, leelijk, vervelend,
eentonig. Door plantsoentjes in het midden tracht men er
dan wel aan tegemoet te komen, maar als de bebouwing niet
evenredig is aan de breedte blijft spreker den te breeden weg
onaesthetisch vinden. De Rijnsburgerweg, waarnaar de heer
Manders nu vraagt, vind spreker ook niet mooi, maar daar
is die breedte noodzakelijk omdat het is een groote verkeers
weg; wanneer het voor de Oegstgeesterlaan uit een verkeers
oogpunt noodig was, zou spreker ook voor de grootere
breedte zijn, maar nu is het daarvoor absoluut niet noodig.
Hetgeen de tegenstanders van de baatbelasting gezegd
hebben slaat veel meer bij spreker in dan wat de voorstanders
er van gezegd hebben. Het standpunt van het College is
echter, dat zooals zij het voorstellen, het de eenige mogelijk
heid van uitvoering is en spreker wil alleen om de voor
gestelde belasting het voorstel niet afstemmen; bovendien
de belasting is niet hoog, drukt z. i. niet zóó ernstig op de
betrokken panden; dat is ook het eenige wat spreker er vóór
weet te zeggen.
Ook den trechter bij het Plantsoen acht spreker verkeerd
die toestand moet op den duur toch veranderd worden.
De heer Tobé kan zich met het voorstel om de werken in
werkverschaffing uit te voeren, vereenigen, indien een andere
wijze van uitvoering niet mogelijk is, al vindt spreker het
drukken van de loonen door de overheid niet sympathiek.
De Regeering heeft blijk gegeven, de zaken zeer juist te
zien, toen zij den eisch heeft gesteld, dat er altijd een verschil
moet bestaan tusschen het loon en het steunbedrag. Wanneer
men echter in de werkverschaffing 19.per week kan
verdienen, terwijl een hoofd van een groot gezin 20.
steun per week kan ontvangen, is het principe van de
Regeering een weinig zoek en betaalt de gemeente te hooge
loonen of verleent de gemeente te weinig steun. Van te
hooge loonen is hier geen sprake. Is het echter niet mogelijk,
dat aan hoofden van groote gezinnen, d. w. z. van 4 of meer
personen, een toeslag van ƒ1.per week op het loon wordt
gegeven als een soort kindertoeslag?
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van den Voorzitter besloten de verdere behandeling
van de punten 5 en 6 uit te stellen tot een volgende ver
gadering.
De Voorzitter stelt thans aan de orde:
VII. Voorstel tot wijziging van de verordening, houdende
voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het
Krankzinnigengesticht „Endegeest" en de afdeeling voor
jeugdige zwakzinnigen „Voorgeest" te Oegstgeest.
(Zie Ing. St. No. 142.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de verordening in haar geheel eveneens zonder beraadslaging-
of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
Vila. Voorstel tot verhooging van verschillende posten der
hegrooting, dienst 1933, waarvan de raming te laag is gebleken
en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting.
(Zie Ing. St. No. 144.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Vervolgens wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten de agendapunten 8, 9 en 10 aan te houden
tot een volgende vergadering.
De Voorzitter stelt hierna aan de orde de aan den heer
Kuipers toegestane interpellatie inzake de verhooging van
het pensioenverhaal op de wedden van de ambtenaren.
De heer Kuipers stelt de volgende vragen:
1°. Is het juist, dat Burgemeester en Wethouders hebben
aangekondigd, dat met ingang van 1 Juli 1934 de pensioen
korting van het gemeentepersoneel met 1-|- zal worden
verhoogd?
2°. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord,
achten Burgemeester en Wethouders het dan niet gewenscht,
alvorens daartoe over te gaan de Ambtenaren-en Werklieden
commissie te raadplegen?