284 MAANDAG 2 JULI 1934. Demping Levendaal enz. (Eikerbout.) dan het Plantsoen ongeschonden laten; dit was schijnbaar echter naar het wijs bestel van het College niet de goede op lossing. In het ingekomen stuk wordt verder gezegd, dat de werkzaamheden aan de Utrechtsche brug in tweeërlei opzicht berekend zullen worden, in werkverschaffing en ook in gewone uitvoering; daarvan zal de wijze van uitvoering afhangen. Volgens spreker dient deze bruggenbouw toch uiteraard niet in werkverschaffing uitgevoerd te worden; het is een kunst werk, en dat dient toch gedaan te worden door geschoolde krachtenmen kan dat werk toch moeilijk door ongeschoolde krachten of in werkverschaffing laten doen. Hoe zal verder de zaak geregeld worden ten aanzien van de aanstelling van de werklieden? Zal de Arbeidsbeurs een lijst samenstellen, waarbij men den uitvoerders van dit werk de keuze daaruit laat, wie daarvoor in aanmerking komt of zal dit vanwege Sociale Zaken gaan? Dit zou spreker van groote beteekenis achten. Spreker durft niet zoo boud spreken als de heer van Stralen nu hij in het bezit is van een afschrift van den brief, welken de Commissie inzake Werkverschaffing, samengesteld door diverse patroons- en arbeidersorganisaties, 14 Mei j.l. heeft ge zonden aan de Wethouders van Sociale Zaken en]van Openbare Werken, uit welken brief blijkt, dat wat de heer van Stralen heeft gezegd niet betoogd wordt door de arbeidersleiders. In dien brief staat o.a. Edelachtbare Heeren, Dezer dagen heeft onze Commissie zich beraden naar aanleiding van de bespreking, welke wij op 4 dezer mochten hebben met den heer Wethouder van Sociale Zaken omtrent de plannen om de demping van het Levendaal en het aan leggen van straten nabij de Oegstgeesterlaan, in werkver schaffing te doen uitvoeren. Het heeft bij onze leden teleurstelling gewekt, dat U van oordeel zijt, dat het geen zin meer heeft, dat onze Commissie met inschakeling van aannemer en bouwarbeiders een plan van uitvoering aan Burgemeester en Wethouders voorlegt, waarbij rekening zou worden gehouden met het feit, dat de betreffende werken aan de bestrijding der werkloosheid zouden worden dienstbaar gemaakt. Immers, wij hadden, in de bespreking met U en den Wethouder van Openbare Werken de overtuiging gekregen, dat daartegen geen bezwaar bestond. Onnoodig te zeggen, dat onze Commissie nog steeds tot het samenstellen van een dergelijk plan tot Uw beschikking is. Aannemende, dat een en ander inderdaad niet meer mogelijk is, heeft onze Commissie subsidiair bij haar verdere beschou wing als uitgangspunt genomen, dat blijkens mededeeling bij bedoelde bespreking, Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland de uitvoering dezer plannen als normaal werk niet zullen toestaan en dat de gemeente Leiden niet zonder rijks subsidie tot die uitvoering zal kunnen overgaan. Indien wij deze dingen als feit moeten aanvaarden en daar tegenover waardeerend, dat in ieder geval een aannemer zal worden ingeschakeld, stelt onze Commissie voor, dat het verbreeden van de Utrechtsche brug c.a. op de normale wijze wordt uitgevoerd, d.w.z. tegen de in het vrije bedrijf gebrui kelijke arbeidsvoorwaarden. Dit zal weliswaar ten gevolge hebben, dat voor dit gedeelte van het project geen rijks subsidie wordt verleend, doch, in samenhang met het verdere werk beschouwd, is dit offer zijdens de gemeente niet van over wegend belang. De aanbesteding zal ook bij ons voorstel als één geheel kunnen geschieden. Voorts namen wij goede nota van het feit, dat het lier- bestraten bij den straat-aanleg op de gewone wijze zal ge schieden." Wat zal er geschieden, wanneer Burgemeester en Wethou ders straks tot de conclusie zullen komen, dat de uitvoering van de werken ter verbreeding van de Utrechtsche brug in werkverschaffing het goedkoopste is? Zullen Burgemeester en Wethouders dan besluiten, dat het werk in werkverschaf fing wordt uitgevoerd, of zullen zij den Baad een voorstel doen, waardoor hij de vrijheid krijgt een of ander besluit te nemen? Dit houdt verband met het derde voorstel van den heer van Stralen betreffende de loonen voor de geschoolde arbeidskrachten. Wanneer die werkzaamheden als vakwerk moeten worden beschouwd, en wanneer het College van oor deel is, dat dit werk en het werk aan de Utrechtsche brug op normale wijze uitgegeven dient te worden, dan moet aan de geschoolden natuurlijk ook het loon volgens collectief contract betaald worden. Spreker zou gaarne het voorstel-van Stralen om deze werken in normale uitvoering aan te besteden, steunen, doch kan dit toch op het oogenblik niet doen, omdat aanneming tengevolge zou hebben, dat er voorloopig niets gebeuren zal. Waar er zoo groote werkloosheid heerscht en hier een groot stuk werk tot uitvoering kan worden gebracht, moet men het leed voor lief nemen om aldus te maken, dat er toch iets tot stand komt. Demping Levendaal enz. (Elkcrbout e.a.) Verder wil de heer van Stralen een bijdrage uit het Werk fonds doen vragen, waardoor het loon zeer beduidend zal uitgaan boven het loon, dat nu betaald zou worden. Aan arbeidsloon zal hier 120.000.worden verwerkt, bij een uurloon van 0,40; ontvangt men uit het Werkfonds een bij drage van 25 dan kan men het op 0,50 brengen. Op zich zelf is dit bedrag niet erg hoog, maar de Minister zal wel vragen, of men in Leiden wel erg goed bij het hoofd is, want als men hier in werkverschaffing iets wil doen, dan kan men boven het Kijkssubsidie daarin toch niet nog een bijdrage uit het Werkfonds vragen. Beide zijn toch elk een afgerond geheel. Men zal toch niet een verhoogde bijdrage geven, omdat het loon hier eenigszins aan den lagen kant is; men kan er toch niet 30.000.voor geven om het eenigszins op te voeren. Dit zou tengevolge hebben dat ook andere gemeenten zoodra men het daar hoorde, pogingen in het werk zouden stellen dit bedrag voor werkverschaffing er ook bij te krijgen. Het Werkfonds staat geheel afzonderlijk en wordt niet beschouwd als suppletiefonds van de werkverschaffing. Het heeft een geheel ander karakter. Wijziging der loonen door het Werk fonds er bij te betrekken, geschiedt langs een geheel anderen weg; dan hebben besprekingen plaats met de besturen van de vakorganisatiesin overleg daarmede stelt men de loonen vast; dat kan men aanvaarden of verwerpen; verwerpt men het, dan gebeurt er niets. Er zijn op het oogenblik zoovele zaken, die voor een bijdrage uit het Werkfonds in aanmerking komen, dat de 60 millioen al geheel opgesoupeerd zal zijn en dat er nog werk over is. Men is op het oogenblik met 3 plannen bezig, die straks misschien in uitvoering zullen komen, althans vasten vorm zullen krijgen. Het geheele Nederlandsche volk zal natuurlijk door middel van het Werkfonds geholpen moeten worden. Daar het niet mogelijk is, een suppletie uit het Werkfonds te krijgen, laat men dan zeggen: ,,Wij hebben dit werk; zijt gij bereid het uit het Werkfonds te bekostigen?" Als de heer van Stralen een half uur noodig heeft gehad om dit te zeggen, heeft hij toch niet zeer goed over deze zaak nagedacht, want wanneer de Baad vandaag besluit, dien stap te doen, komt Leiden met dit werk onderaan op de rol te staan en dan zal het misschien nog ettelijke jaren duren voordat het Levendaal gedempt zal zijn. Spreker is niet enthousiast voor deze wijze van werkver schaffing, maar zal door de harde noodzakelijkheid gedreven, zijn stem aan het voorstel -van Burgemeester en Wethouders geven. Wil men niets doen, laat men dan het voorstel verwerpen en den lijdensweg volgen, dien de heer van Stralen heeft aan gewezen. Ten slotte zal men voor het feit komen te staan, dat de arbeiders zeggen: ,,Ik had gewild, dat het voorstel was aangenomen, dan hadden wij kunnen zien of wij niet op een of andere wijze datgene, wat wij te kort komen, alsnog hadden kunnen verkrijgen." Ook spreker had liever gewild, dat geen „trechter" in den verkeersweg werd gemaakt en de Modderspruit werd gedempt, zoodat men er een Bloemfontein voor in de plaats kon zetten. De heer Verweij zegt, dat de heeren Goslinga en Donders met hem in de Commissie voor de Financiën de meerderheid hebben gevormd, die het gewenscht achtte een baatbelasting te heffen. In het algemeen wordt het betalen van belasting als een noodzakelijk kwaad beschouwd. Spreker is die meening in het algemeen niet toegedaan. Wanneer men weet, wat men te allen tijde van de overheid kan eischen en ook eischt en welke diensten de overheid aan de gemeenschap bewijst, is het dwaas dergelijke beweringen te uiten. Geldt dit voor bestaande belastingen, dan geldt het in dubbele mate voor nieuwe belastingen. Het is niet een soort genoegen, dergelijke maatregelen ten aanzien van de belastingheffing te nemen. De Leidsche Bond van Industrieelen zegt in zijn adres, dat de vraag of invoering van deze belasting principieel gewettigd is, hier buiten beschouwing moet worden gelaten. Dat nu is in geenen deele mogelijk; die vraag moet men zich juist wel stellen. De rechtsgrond voor deze belasting is te vinden m de gemeentewet; die opent de mogelijkheid voor de gemeentebesturen tot invoering van deze baat belasting. Daarmede staat dus de rechtsgrond vast. De vraag, of deze belasting gewettigd is, beantwoordt spreker bevestigend in verband met den levendigen handel, die sinds eenige jaren in die panden aan het Levendaal gedreven wordt. Men koopt nu eenmaal die panden niet, wanneer die dooi de demping niet zouden worden gebaat. Nu is het natuurlijk mogelijk, dat die eigenaren op grond van bepaalde omstandig heden bezwaren kunnen laten gelden tegen die belasting; wanneer men tegemoetkomt aan de bezwaren, genoemd in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 22