282
MAANDAG 2 JULI 1934.
Demping Levendaal enz.
(Wilbrink.)
beroep kunnen doen op de Eegeering voor een bijdrage uit
het Werkfonds. De Eegeering heeft echter verklaard, dat zij
zich bij de uitvoering der werken, die door middel van dat
fonds tot stand komen, niet aan de contractloonen zal houden.
Bovendien zit men in Den Haag niet om werk verlegen en
zal men daar een verzoek, dat Leiden doet om in aanmerking
te komen voor een uitkeering uit het Werkfonds, rustig op
behandeling laten wachten tot de daarvoor geschikte tijd is
gekomen en ernstiger zaken zijn afgedaan, omdat men, gelet
op de langdurige onderhandelingen, welke voor de totstand
koming van dit voorstel noodig waren, van oordeel zal zijn,
dat Leiden het met de werkverruiming niet ernstig meent.
Al mogen de sociaal-democraten nu betoogen, dat zij voor
dit voorstel niet verantwoordelijk zijn, vaststaat, dan hun
een en ander maal de gelegenheid is geboden, in het College
zitting te nemen. De heer van Eek heeft daarin geen lust
gehad, omdat hij de verantwoordelijkheid schuwde.
Wanneer het College, dat wel verantwoordelijk is en met
verschillende instanties overleg heeft gepleegd en tot over
eenstemming is gekomen, dit voorstel indient, ligt het voor
de hand, dat de meerderheid van den Eaad het aanvaardt,
zij het ook nolens volens, indien zij inderdaad tot werk
verruiming wil medewerken.
Wanneer men, zooals de heer van Eek, tot de oppositie be
hoort en zegt: wij willen op die manier niet medewerken, wij
dragen in dat opzicht geen verantwoordelijkheid en schuiven
de verantwoordelijkheid af op de meerderheid van den Eaad,
die het tegenwoordige College steunt, is dat de gemakkelijkste
methode, maar brengt het met zich mee, dat men zich van
de critiek dergenen, die ten opzichte van deze zaken geen
verantwoordelijkheid wenschen te dragen, niet veel aantrekt
en die critiek afwijst, omdat het College den weg heeft gevolgd,
dien men bij deze zaken alleen gaan kan. Alleen wanneer de
sociaal-democraten een voor het College begaanbaren weg
kunnen wijzen, waarop men niet halverwege moet blijven
staan, kan er sprake van zijn, het advies der oppositie te
volgen.
Ook al heeft men bezwaar tegen de loonen, welke aan de
geschoolde arbeiders zullen worden betaald en al zou men
die loonen verhoogd willen zien, de Eaad kan er niets aan ver
anderen. Waar geen verandering mogelijk is, is het logisch,
dat men het voorstel van Burgemeester en Wethouders met
al zijn consequenties aanvaardt, waar het betreft de werk
verschaffing. Die werkverschaffing zegt voor spreker niets,
omdat uitbesteding goedkooper zou uitkomen, maar daaraan
zit in de eerste plaats vast het subsidie van de Eegeering, die
Leiden juist voor dit object niet kan missen, omdat de ge
meente zeer zuinig op haar geld moet zijn. In de tweede
plaats zal het plan dan werkelijk uitgevoerd worden, wat niet
zal gebeuren, als men den weg van den heer van Stralen
opgaat, die het dan met een bloedend hart zal afstemmen.
De heeren hebben ook al aan zich getrokken de eer, dat zij
het initiatief hebben genomen en het eerste voorstel hebben
gedaan tot demping van het Levendaal, terwijl toch de heer
Sijtsma hier het eerst met een dergelijk voorstel in dezen
Eaad is gekomendie eer zullen zij dus ook al moeten afstaan
aan wijlen den heer Sijtsma. Spreker neemt acte van de te
rechtwijzing van den heer Vallentgoed, dat dit ook gezegd is.
Waar de wenschelijkheid van demping van het Levendaal
hier al zoovele jaren is uitgesproken, kan men niet blijven
staan op de bezwaren van werkverschaffing en van de loonen,
omdat in elk geval een werkverschaffingsobject nog altijd
beter is dan dat er in het geheel niets gebeurthet is voor de
arbeiders in elk geval beter dat zij een loon van 19.ver
dienen dan dat zij met 12.of 13.naar huis gaan. Als
de heer van Weizen de Leidsche arbeiders oproept om dit
werk niet te aanvaarden, dan is hij wel een bijzondere vriend
van de arbeiders, want hij kan weten, dat in deze omstandig
heden die arbeiders daarvan de dupe zouden worden. Het is
voor den heer van Weizen gemakkelijk te propageeren, omdat
hij er zelf geen last van heefthet is onverantwoordelijk gedoe
om op deze wijze de arbeiders, die straks door den honger
zullen worden gedreven in omstandigheden, die hij niet voor
zijn verantwoording kan nemen, hiervoor warm te maken
en hen op te zetten dit werk te weigeren.
Spreker onderschrijft de bezwaren tegen gedeeltelijke
demping, maar ziet niet in, waar een belangrijk en het meest
noodige deel van het Levendaal gedempt zal worden, dat
men nu eerst een voorstel zou moeten aannemen om ook
het andere deel te dempen, waarbij dan weer opnieuw onder
handelingen zouden moeten worden gevoerd en het geheele
werk opnieuw voorbereid zou moeten worden. Ook ziet spreker
niet in, dat bij demping over 2 of 3 jaar van het overige deel
de kosten belangrijk zouden worden verhoogd.
Het denkbeeld van den heer Manders, om bij demping het
doorgaande verkeer rechtuit te doen gaan is niet aanbevelens-
Demping Levendaal enz.
(Wilbrink e.a.)
waardig; met luxe-auto's is het nog te doen, maar wanneer
de groote aanhangwagens, die het verkeer naar buiten
de stad vormen, over het Eapenburg geleid worden, zou daar
een meer dan levensgevaarlijke toestand ontstaan, nog veel
erger dan tegenwoordig op de Hoogewoerd. In dit opzicht
is het zeker niet wenschelijk het Levendaal geheel te dempen
en dien weg verder door te trekken.
De „trechter" kan niet in den verkeersweg blijven bestaan.
Het is logisch, dat men met de uitvoering van dit werk begint
en Burgemeester en Wethouders inmiddels trachten de per-
ceelen, die voor de verbreeding bij de Vestebrug noodig zijn,
in handen te krijgen.
Aan de doortrekking van de Oegstgeesterlaan op een breedte
van 25 m zijn belangrijke voordeelen verbonden. Een tuimel
onder den spoorweg bij den Stationsweg zal niet binnen af-
zienbaren tijd worden gebouwd, maar de bouw van een tuimel
onder den spoorweg bij den Maredijk behoeft niet op onover
komelijke bezwaren te stuiten. De kosten van dezen tunnel
zullen niet zoo groot zijn, dat daartoe niet binnen afzienbaren
tijd zou besloten kunnen worden. De stem, welke spreker
zal uitbrengen over de voorstellen tot doortrekking van de
Oegstgeesterlaan, zal in sterke mate afhankelijk zijn van de
mededeelingen, die het College zal doen omtrent den bouw
van een tuimel bij den Maredijk.
Spreker sluit zich aan bij het betoog van den heer de Eeede
over de baatbelasting. Mocht de Eaad de baatbelasting niet
in haar geheel afwijzen, dan is het gewenscht de industrieën,
welke van de demping van het Levendaal geen voordeel,
maar eerder nadeel zullen ondervinden, van deze belasting
vrij te stellen. Het zou ongerijmd zijn, indien men dit niet
deed en spreker kan zich niet voorstellen, dat de Eaad zich
accoord zou verklaren met een onjuist systeem, waarbij niet
alleen zij, die Voordeel van een werk ten algemeenen nutte
hebben, maar ook degenen, die daarvan schade ondervinden,
met een extra heffing zouden worden getroffen.
De heer Groeneveld wil gaarne vernemen, wat er na de
demping van het Levendaal zal gebeuren met de trambaan,
die op de Hoogewoerd ligt, waaromtrent in het ingekomen
stuk niets wordt medegedeeld. De Hoogewoerd zal steeds
een belangrijke verkeersweg zijn en wanneer de trambaan
daar blijft liggen, zal het aanleggen van een breeden verkeers
weg over het Levendaal zeer weinig effect hebben. De
Hoogewoerd zal altijd een belangrijk verkeer tot zich blijven
trekken, omdat die in vele gevallen de kortste weg zal zijn
naar verschillende deelen van de stad; het voetgangers- en
het rijverkeer hebben nog altijd de neiging om den kortsten
weg te nemen, al is die minder geschikt. Wanneer de tram
daar blijft, bereikt men wat het verkeer betreft zeer weinig.
Invoering van éénrichtingverkeer op de Hoogewoerd is ook
niet mogelijk, omdat de tram toch in beide richtingen zal
rijden. Bovendien zou men door éénrichtingverkeer den
toestand nog erger maken; dan zou men bij de kruispunten
Kraaierstraat en Eijnstraat het verkeer zeer zwaar belasten;
dan zou een groot deel van het rijverkeer genoodzaakt zijn
aldaar de Hoogewoerd te kruisen om op den goeden weg
te komen. Op beide punten zou dan een verkeersagent
neergezet moeten worden, wat ook veel geld zou kosten.
Inzake de demping van het Levendaal sluit spreker zich
aan bij den heer Schüller; spreker is voor demping ook van
het deel BarbarabrugSteenschuur. Het is specifiek Leidsch
om steeds maar beperkte en voorloopige voorzieningen te
treffen en eigenlijk nooit iets behoorlijk af te maken. Wanneer
men een verkeersweg als het Levendaal wil afmaken, zal
men hem moeten doortrekken tot aan de Steenschuur.
Spreker kan werkelijk niet inzien dat daardoor het stads-
schoon zal worden bedorven of benadeeld.
De heer Wilbrink is niet voor verdere demping van het
Levendaal omdat de groote vrachtauto's dan vanaf het
Steenschuur, om het Levendaal te bereiken een gevaarlijke
bocht zouden moeten maken. Spreker kan het niet geheel
ontkennen, maar is dan de door het College voorgestelde
oplossing beter? Diezelfde groote vrachtauto's worden dan
langs het Steenschuur en langs het drukke verkeerspunt bij
het Gangetje naar de Hoogewoerd gedreven. Die oplossing
is nog veel gevaarlijker en slechter. Dan is het toch beter,
wanneer men direct vanaf het Steenschuur het Levendaal
kan oprijden; dan bereikt men zeker dat allerlei verkeer, dat
niet op de Hoogewoerd behoeft te zijn, er ook niet komt,
maar direct den breeden verkeersweg neemt. Natuurlijk kan
het Levendaal altijd nog verder gedempt worden, zooals het
College in de stukken zegt, maar dat zal weer extra duur
worden. Demping van het Levendaal kost veel geld, maar
of dit stuk tegelijk gedempt wordt, maakt niet veel uit.
Wanneer dit echter later opnieuw gedaan moet worden, is
dat een geheel nieuw werk en is dat veel duurder.