MAANDAG 2 JULI 1934.
281
Demping Levendaal enz.
(de Reede e.a.)
de rechtsgrond voor een baatbelasting? Zeker, volgens de
Gemeentewet is heffing van een baatbelasting mogelijk, maar
dat is nog niet een voorschrift tot heffing. Wanneer vaststaat,
dat gedeeltelijk nadeel zal ontstaan, anderzijds geene voordeel
en dat misschien een enkele er door verbeteren zal, dan kan
spreker niet aannemen dat het billijk en goed recht is, van de
bewoners van het Levendaal een baatbelasting te heffen.
De Leidsche vereeniging van indnstrieelen had in haar adres
de vraag, of invoering van deze belasting principieel gewettigd
is, niet buiten beschouwing moeten laten; zij voert nu alleen
practische argumenten aan, maar voor spreker weegt zwaar
der dan eenig practisch argument de vraag of hier inderdaad
met die baatbelasting recht wordt gedaan. Spreker gelooft
het niet en daarom zal hij op dit punt tot zijn leedwezen hij
zou het College gaarne steunen in de aanneming van dit ge-
heele plan niet met het College meegaan en tegen de baat
belasting stemmen.
De heer van Weizen sluit zich inzake het niet dempen van
het geheele Levendaal voor een groot deel aan bij de heeren
Schüller en Manders. Is het nu economisch verantwoord het
deel BarbarabrugSteenschuur niet te dempen, waar het
College zelf toegeeft, dat het vroeg of laat toch zal moeten
gebeuren? Dit geldt eveneens voor het niet-verbreeden van
den verkeersweg naar den Hoogen Rijndijk, in verband met
de kosten van aankoop van eenige panden, die daarvoor
noodig zouden zijn. Deze politiek is er wel een van den zeer
kleinen kant; dit is toch zeer klein bekeken, juist omdat de
trechter, die gevormd zal worden aan de Vestebrug, onge
twijfeld een bron van veel verkeersongemakken zal worden.
Thans iets over de wijze van uitvoering. De heer van
Stralen wees er reeds in den breede op, dat de uitvoering in
werkverschaffing van deze werken in breede kringen van de
arbeidersklasse teleurstelling heeft gewekt. Spreker kan zich
niet voorstellen, dat het kostenargument hierbij doorslag
gevend is geweest. Is Leiden niet in staat een zoodanig
bedrag te leenen, dat deze werken niet in werkverschaffing
behoeven te worden uitgevoerd? Is de financieele toestand
van Leiden van dien aard, dat dit zijn bankroet zou be-
teekenen? Spreker gelooft van niet; integendeel, er is geld
genoeg te krijgen op de kapitaalmarkt. De reden voor uit
voering in werkverschaffing ligt dan ook hierin, dat wel
bewust aangestuurd wordt op het voeren van een politiek,
die eveneens door de Regeering en door Gedeputeerde Staten
wordt begunstigd. Het College wijst er op, dat voor het
standpunt van Gedeputeerde Staten, om in 1931 nog niet
over te gaan tot demping, inderdaad goede gronden waren
aan te voeren; welke die goede gronden waren, deelt het
College niet mede. Welke zijn die gronden? De houding, ten
aanzien van de loonen ingenomen, beteekent een klap in het
gezicht van, een hoon aan de arbeidersklasse.
Het is zelfs twijfelachtig, of het loon der geschoolde ar
beiders 0.40 per uur zal bedragen. In plaatsen, waar een
zeker uurloon door het College van Burgemeester en Wet
houders werd gegarandeerd, moest het werk, nadat de ar
beiders een of twee weken voor dat loon hadden gewerkt,
in tarief worden uitgevoerd, waarbij de arbeiders niet in
staat waren het loon te verdienen, dat hun door het College
van Burgemeester en Wethouders gegarandeerd was. De
ervaring heeft het geleerd o.a. in Delft en Rotterdam. Het
feit, dat men een particulieren werkgever in dit geval wil
inschakelen, neemt voor de arbeiders elke garantie weg, dat
de loonen, die door Burgemeester en Wethouders worden
genoemd, inderdaad zullen bereikt worden. Wanneer na
eenigen tijd in tarief gewerkt moet worden, is de taak voor
de ongeschoolde krachten meestal te zwaar. Hierin ligt voor
spreker een zeer groot bezwaar om met de voorgestelde
wijze van uitvoering mee te gaan.
Het is van den heer van Stralen buitengewoon naïef, indien
hij bij de betrokken arbeiders de illusie wekt, dat door middel
van het Werkfonds de loonen der geschoolde arbeiders ver
hoogd kunnen worden. Uit den gang van zaken, zooals hij
in het ingekomen stuk is medegedeeld, blijkt immers, dat
juist de hoogere autoriteiten, waarmede Burgemeester en
Wethouders het eens zijn, drijven naar zooveel mogelijke
verlaging van de loonen der betrokken arbeiders. Men kan
geen anderen weg volgen dan de arbeiders in verzet doen
komen. Deze wijze van werkverschaffing beteekent niets
anders dan de grootst mogelijke loondruk, waardoor straks
de loonen van de arbeiders in de particuliere bedrijven een
flink stuk omlaag gaan. Daartegen dient het scherpste protest
aangeteekend te worden. De arbeiders moeten worden op
gewekt, het werk niet onder deze voorwaarden te aanvaarden.
Men stelt het voor, dat het voor de arbeiders beter is, tegen
deze loonen aan het werk te gaan dan steun te trekken.
Deze loonen worden echter op geen enkele wijze gegarandeerd.
Demping Levendaal enz.
(van Weizen e.a.)
Men heeft dan loonen van 19.20, waarbij dan het risico
komt van onder ongunstige weersomstandigheden niet te
kunnen werken, van aftrek wegens regenverzuim. Het is aan
de Leidsche arbeiders zelf, die daarvoor aangewezen zullen
worden, om uit te maken of zij onder dergelijke voorwaarden
werkzaam willen zijn.
Spreker kan zich met het denkbeeld van een baatbelasting
vereenigen; de argumenten van de heeren Wilrner en de
Reede hebben spreker niet van de onjuistheid daarvan over
tuigd. Het argument, dat ook de daar gevestigde industrieën
getroffen zouden worden, is niet steekhoudend genoeg om
daarvoor het principe van een baatbelasting prijs te geven.
Het gevaar bestaat echter, dat de huiseigenaren, wier panden
in de omgeving van het Levendaal op het oogenblik bewoond
worden door groote groepen van fabrieksarbeiders, waar
onder ook werkloozen, deze belasting zullen afwentelen op
deze menschen in den vorm van hoogere huren. Spreker
geeft den heer Schüller nu toe, dat ook als deze belasting
niet wordt ingevoerd, ongetwijfeld de kans bestaat, dat de
huren zullen stijgen tengevolge van de waardestijging van
de panden. Spreker kan echter alleen hiermede meegaan,
indien door het College een regeling wordt ontworpen, waar
door huurverhooging voor de panden in den omtrek wordt
voorkomen. Spreker dient daartoe een motie in.
Het niet dempen van het geheele Levendaal brengt nood
wendig mede, dat de gemeente later op hoogere kosten zal
komen dan wanneer het deel BarbarabrugSteenschuur er
onmiddellijk bij betrokken werd. Spreker wacht nog steeds
op het werkelijk steekhoudend argument voor het tegendeel.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van
den heer van Weizen, luidende:
,,De Raad, van oordeel, dat het heffen eener baatbelasting
ter bestrijding van de kosten van het dempen van het Leven
daal niet mag leiden tot verhooging van de woninghuren;
draagt het College van B. en W. op een regeling te ont
werpen, waarbij verhooging van de woninghuren der woningen
die betrokken worden bij het heffen dezer belasting, wordt
voorkomen."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilbrink was de eerste in dezen Raad, die zich
uitsprak tegen de uitvoering van werken in werkverschaffing,
ook toen de sociaal-democraten, met name de heer van Stralen,
er nog groote voorstanders van waren. Spreker gevoelde
toen reeds, dat uitvoering van werken in werkverschaffing
zou meebrengen lagere loonen voor de arbeiders en geen
voordeel voor de gemeente; spreker heeft daarin altijd alleen
gezien een verdeeüng van het werk tegen lagere loonen, iets
wat zeker een deel der arbeiders, dat anders in het geheel
niet aan het werk zou komen, ten goede komt, maar waarmede
de arbeidersklasse in het algemeen niet zou zijn gebaat. Toen
waren de sociaal-democraten nog vurige voorstanders van
werkverschaffing, omdat zij meenden, dat volledig loon en
werkverschaffing zouden kunnen samengaan.
De heer van Eek zegt, dat de heer Wilbrink werkverruiming
bedoelt.
De heer Wilbrink: En werkverschaffingDe sociaal-demo
craten hebben werkverruiming èn werkverschaffing bepleit.
Men leefde toen in de illusie, dat men zou blijven betalen de
volledige, collectieve contract-loonen. Spreker heeft dat toen
bestredendaaruit vloeit voort, dat spreker toen niet was en
nu nog niet is een warm voorstander van de uitvoering van
werken in werkverschaffing. Toen waren echter de toestanden
en verhoudingen nog anders dan nu en als spreker nu vóór
het voorstel van het College zal stemmen, dan is dat niet zijn
draai nemen, zooals de heer van Stralen nu zegt, maar dan
is dat op reëele gronden, opdat er tenminste iets zal gebeuren.
De heer van Stralen noemt het bespottelijk, als de Wethouder
van Sociale Zaken zegtals wij den weg gaan, dien de heer
van Stralen wil, dan duurt het nog 3 jaar, maar hij kan dat
eigenlijk wel weten, al wil hij het niet toegeven. Spreker is
overtuigd, dat het dan inderdaad 3 jaar zal duren, voordat
men komt tot demping van het Levendaal.
Tegen verschillende urgente werken, die op het programma
van Burgemeester en Wethouders stonden, hebben Gedepu
teerde Staten bezwaar gemaakt. Over de demping van het
Levendaal in werkverschaffing zijn met Gedeputeerde Staten
en den Minister langdurige onderhandelingen gevoerd en
eindelijk is de toestemming verleend om het werk onder be
paalde voorwaarden uit te voeren. Men zou nu het voorstel
van Burgemeester en Wethouders kunnen afwijzen en een