MAANDAG 2 JULI 1934. 279 Demping Levendaal enz. (Schüller.) voorstel, nl. de kostenberekening, in zijn voorstellen te verwerken. Tegen demping ook van het stuk tusschen Barbarabrug en Steensehuur voert het College o.a. aan, dat dit de kosten aanzienlijk zou doen stijgen. Evenals de heer Manders is spreker van oordeel, dat het verschil in verband met de totale kosten van geen belang is. Spreker sluit zich aan bij het betoog van den Directeur der Gemeentewerken van 18 April 1931, waarin staat: „Thans komende tot de vraag, of het gewenscht is het Levendaal geheel te dempen dan wel het gedeelte Steensehuur - Barbarabrug ongedempt te laten, zoo kan daaromtrent het volgende worden opgemerkt. Aan het ongedempt laten van bedoeld grachtgedeelte is het bezwaar verbonden, dat alsdan een doodloopend gedeelte gracht ontstaat, hetwelk vrijwel van elke waterverversching zal zijn verstoken. In elk geval zal het gewenscht zijn de op dit grachtgedeelte loozende huisrioleeringen en de daarop loozende rioleering van de Garenmarkt op te vangen en op de centrale rioleering aan te sluiten. De rioleering Garenmarkt en de huisrioleeringen aan de zuidzijde van het eventueel ongedempt blijvende gedeelte kunnen worden aangesloten op een langs de zuidzijde van het Levendaal te leggen verzamelriool, welk riool toch benoodigd zal zijn voor aansluiting van het Steensehuur met omgeving aan de centrale rioleering; voor de huis rioleeringen aan de noordzijde kan worden volstaan met een klein nevenriool, aan te sluiten op de rioleering der Korevaerstraat. Alhoewel dus op deze wijze het ongedempt gebleven gedeelte van het Levendaal vrijwel geheel zou zijn be vrijd van rioolwaterloozing, blijft toch zeer waarschijnlijk, gezien de jarenlange ervaring in deze met het Levendaal opgedaan, vervuiling door het inwerpen van allerhande afval stoffen en derg. bestaan. Bij gebrek aan natuurlijke doorstrooming zullen deze stoffen door periodiek baggeren en opvisschen moeten worden verwijderd, waarmede evenwel n. m. m. niet zal kunnen worden voorkomen, dat dit ongedempte grachtgedeelte een minder met de belangrijkheid van den nieuwen verkeersweg strookende afsluiting zal opleveren." De Directeur schrijft verder: „Aan demping van dit gedeelte is uit verkeersoogpunt nog het voordeel verbonden, dat het toch reeds sterk belaste kruispunt op de Hoogewoerdsbrug (welke belasting nog zal toenemen, nu door Uw College in beginsel is besloten, dat ook de hoofdverkeersweg NoordZuid via de Hoogewoerds brug in plaats van door de Watersteeg en de St. Jorissteeg zal worden geleid) eenigermate zal worden ontlast, n.l. van het verkeer Levendaal richting Steensehuur en Rapenburg (en omgekeerd). De Leefsteenbrug zal in dat geval moeten worden afge broken, terwijl de Groenebrug, welke thans een breedte heeft van 7 m, dient te worden verbreed en in verband met de steile opritten verlaagd. Als nieuwe afmetingen voor deze brug zijn gedacht een rijwegbreedte van 9 m met aan weerszijden een trottoir van 2 m. Hoewel in mijn Nota d.d. 23 December 1929, bevattende technische toelichtingen en beschouwingen betreffende het ontwerp-uitbreidingsplan, de opmerking is gemaakt, dat m.i. volstaan zou kunnen worden met een demping van het Levendaal tot en met de Barbarabrug en dus het meest westelijke deel ongedempt zou kannen worden gelaten (zulks dan uitsluitend beschouwd uit een oogpunt van het benutten van het gedempte Levendaal als onderdeel van een doorgaanden verkeersweg) zou ik, gelet op de hiervoren uiteengezette bezwaren van anderen aard, verbonden aan het ongedempt laten van het westelijk gedeelte van het Levendaal, ten slotte toch willen adviseeren om ook tot demping van dit gedeelte Levendaal te besluiten." Na een globale opgave van de kosten te hebben gegeven, zegt de Directeur: „Ik geef Uw College in overweging den Raad voor te stellen tot demping o.a. van het Levendaal over de geheele lengte volgens het hierbij ingediende plan te besluiten en de daartoe benoodigde gelden n.l. 330.000.voor demping, bestratingen, brugverbreeding enz. en 44.000.voor de rioleeringswerken (ten laste van den aanleg der centrale rioleering) beschikbaar te stellen." Voorts ware Uwerzijds onderhandelingen te openen: a. met de betrokken eigenaren betreffende aankoop van de beide hiervoren genoemde perceelen Plantage No. 9 en Plantsoen No. 1, benoodigd voor de doortrekking van den verkeersweg vanaf het Levendaal naar den Hoogen Rijndijk. Demping Levendaal enz (Schüller e.a.) b. met de Directie der Noord-Zuid-Hollandsche-Tramweg- maatschappij betreffende het t. z. t. verleggen van de tram sporen van de Hoogewoerd naar het gedempte Levendaal; hiervoor verwijs ik Uw College naar het dienaangaande ge stelde in het Ingekomen Stuk No. 183 van het jaar 1923." Met de eigenaren van deze panden zijn echter geen be sprekingen gevoerd door het College over aankoop van deze panden. Het College beroept zich op de meerdere kosten, welke demping ook van het stuk BarbarabrugSteensehuur zou meebrengen, maar met geen woord wordt er van gerept, dat men bij niet-demping van dit stuk binnen zeer korten tijd genoodzaakt zal zijn groote kosten te besteden aan de wal- muren van dat deel; er is zeer groote kans, dat men daar hetzelfde euvel krijgt als bij de Middelstegracht; wanneer het verkeer daar over dat stuk blijft gaan, zullen straks over een groot stuk die walmuren instorten. Men heeft bij de Middelstegracht gezien, hoeveel kosten dat meebrengt; is men met demping niet goedkooper uit? In Ing. Stukken 1923 No. 315 zegt het College omtrent het stuk Levendaal, dat het nu niet gedempt wil hebben: „Demping van het Levendaal thans zou tengevolge hebben, dat de in het Levendaal door riolen, fabrieken, als anders zins, aangevoerde stoffen alsdan moeten worden opgevangen in een groot stamriool, dat eenerzijds zal loozen in den Zoeterwoudschen Singel, anderzijds in het ongedempt blijvend gedeelte van het Levend aal op korten afstand van Steen- schuurRapenburg. Dit brengt mede, dat deze wateren in liooge mate zullen worden verontreinigd, zoodat de toestand, over het geheel genomen, verergeren zou in stede van te verbeteren." Ir. van den Steen van Ommeren vermeldt in zijn rioleerings- rapport van 1923 op blz. 8 een conclusie van het rapport- Bakhuis Roozeboom-Romijn, luidende: „Afdoende verbetering is, naar onze meening, niet mogelijk zonder demping van die grachten, waarin men den stroom niet voldoende kan bevorderen en vervuiling door inwerping van huisvuil niet voldoende kan beletten (als zoodanig worden verder genoemd: Levendaal en Uiterstegracht)." En op blz. 15 van dat rapport betoogt ir. van den Steen van Ommeren, dat zelfs geforceerde loozing te Katwijk de vervuiling van het Levendaal niet zal kunnen doen ver dwijnen en tenhoogste de misstanden op het Rapenburg- zou doen verergeren. Zijn Burgemeester en Wethouders er niet van overtuigd, dat het opengelaten gedeelte een open riool zal worden, ook al loozen geen huisriolen er op uit? In het adres van de Leidsclie Vereeniging van Industrieelen wordt gezegd, dat de industrieën aan het Levendaal haar brandstoffen en grondstoffen voor hare producten grooten- deels per schip plegen aan te voeren tot in het Levendaal toe. Spreker weet niet, wat men onder een „schip" verstaat, maar noemt het vaartuig een schuitje, als het de Vestebrug kan passeeren, die bij een waterstand van 0,60 M. N. A. P. een doorvaarthoogte van 1,52 M. heeft. In hetzelfde adres wordt als bezwaar tegen de demping aangevoerd, dat na de demping alle aan- en afvoer over een aanmerkelijken afstand per as zal moeten geschieden, hetgeen beduidend hoogere kosten met zich brengt. Dit is geen steekhoudend argument. De grondstoffen, die per schip worden aangevoerd, moeten nu in kleinere schuiten worden overgeladen, maar kunnen straks, in zakken en manden verpakt, per as onmiddellijk van het schip, dat b.v. in den Nieuwen Rijn ligplaats gekozen heeft, naar de fabriek worden vervoerd. Voorts wordt in het adres gezegd, dat verschillende dezer industrieën in verband met de demping kostbare voor zieningen zullen moeten treffen, zoo met betrekking tot den afvoer van ketel- en afvalwater als anderszins. Waar haalt men de vrijmoedigheid vandaan om openlijk in een adres te vermelden, dat men zijn afvalwater niet meer in het Levendaal kan loozen? Door die loozing is juist het Levendaal verontreinigd. De industrieelen waren verplicht geweest, het afvalwater te zuiveren, alvorens het in het Levendaal te loozen, maar hebben van de welwillendheid van het gemeentebestuur geprofiteerd. Van die gunst maken zij nu een recht, waarop zij zich in hun verzet tegen de demping beroepen. De heer Wilmer acht het, inzake de demping van het Levendaal, het beste tevreden te zijn met dit voorstel; later, zoo men wil zelfs zeer spoedig, zou een voorstel kunnen worden ingediend en aangenomen om de demping voort te zetten; door dit nu te doen, zal de uitvoering van de zaak weer eenigszins vertraagd worden. Spreker zal echter met belang stelling afwachten, wat het College te dezer zake zal adviseeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 17