278 MAANDAG 2 JULI 1934. Demping Levendaal enz. (van Stralen e.a.) te verzoeken voor de uitvoering een bijdrage te verleenen uit het Werkfonds. De heer Romijn zegt, dat het dan 3 jaar duurt. De heer van Stralen zegt, dat het eenvoudig een schandaal zou zijn, indien de interruptie van den Wethouder juist was, dat het drie jaar zou duren alvorens over een verzoek van den Raad om een bijdrage uit het Werkfonds zou zijn beslist. In een pas verschenen voorstel hebben Burgemeester en Wethouders medegedeeld, dat zij voor bepaalde werken, die zij voornemens zijn te eeniger tijd uit te voeren, een beroep op dat Werkfonds hebben gedaan. Waarom deden zij het niet in dit geval? Een zeer belangrijk voordeel zou geweest zijn, dat bij verstrekking van een bijdrage de arbeidsvoor waarden niet zoo schandalig zouden zijn geweest en de loonen, al zouden zij misschien iets verlaagd zijn, toch aan zienlijk zouden uitgaan boven het loon, dat nu wordt voor gesteld. Spreker wil dan ook den Raad in de gelegenheid stellen het loon van de arbeiders, die bij de demping van het Levendaal werkzaam zullen zijn, op een hooger bedrag dan 0.40 te bepalen. Is ook dit voorstel van spreker den gewonen weg gegaan, dan nog zouden de voorstellen van Burgemeester en Wet houders voor de sociaal-democraten aannemelijk gemaakt kunnen worden, indien Burgemeester en Wethouders de toezegging wilden doen of de Raad het besluit zou willen nemen, dat in elk geval de geschoolden en vakarbeiders, werkzaam bij de demping van het Levendaal en de door trekking van de Oegstgeesterlaan, volgens de bepalingen van het collectieve contract zullen worden betaald. Spreker hoopt, dat de Raad althans er toe zal willen medewerken, dat deze verbeteringen in de voorstellen van Burgemeester en Wethouders worden aangebracht. Uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijkt verder, dat de mogelijkheid groot is, dat bij de verbreeding van de Utrechtschebrug, een werk, hetwelk ontegenzeglijk door geschoolde en vakbekwame arbeiders moet worden uitgevoerd, aan de vakbekwame arbeiders een uurloon van 0.40 zal worden betaald. Burgemeester en Wethouders schijnen te gevoelen, dat dit een weinig te ver zou gaan en willen daarom de mogelijkheid openlaten, dit onderdeel van de werkzaamheden op de gewone wijze uit te voeren. In zekeren zin is hun houding een gevolg van den aandrang, die uitgeoefend is door de commissie uit de bouwbedrijven, welke commissie heeft voorgesteld althans dit onderdeel van de werken op normale wijze aan te besteden. Burgemeester en Wethouders komen aan dien wensch eenigszins te gemoet door voor te stellen het werk aan de Utrechtsche brug als een afzonderlijk perceel aan te besteden en daarvoor een tweeledige inschrijving te vragen, n.l. een voor uitvoering in werkverschaffing op denzelfden voet als de overige werken en een voor gewone uitvoering, dus waarschijnlijk tegen contractloonen. Dit onderdeel van het werk komt in elk geval in aanmerking voor uitvoering op de gewone wijze en spreker kan zich niet tevreden verklaren met de toezegging van het College, dat het dit nog wel eens wil overwegen. Het College stelt zich voor die beslissing te nemen aan de hand van de ingekomen inschrijvingen; spreker acht dat ongewenscht. Buitengewoon veel vertrouwen in het beleid van het College te dezen aanzien heeft spreker nu eenmaal niet en hij vindt het dus veiliger, dat dit niet door het College wordt beslist, maar dat de Raad daarover zeggenschap heeft. Al zou dit voorstel van het College aangenomen worden, dan nog zou spreker het niet wenschelijk achten, dat de eindbeslissing blijft bij het College; de Raad moet tenslotte daarover uit spraak doen. In afwachting daarvan zal spreker dan ook voorstellen de verbreeding van de Utrechtsche brug c.a. voor gewone uitvoering te doen aanbesteden. Dit zijn de pogingen, die de sociaal-democratische fractie alsnog wil doen om te redden wat te redden valt; mocht het haar niet gelukken de bezwarende omstandigheden, aan dit voorstel verbonden, uit den weg te ruimen, stemt de Raad alle door haar voorgestelde verbeteringen af, dan heeft men het den sociaal-democraten onmogelijk gemaakt aan deze zaak mede te werken; hoezeer zij toejuichen, dat eindelijk deze demping uitgevoerd zal worden, hoezeer zij overtuigd zijn van de direct hierbij betrokken belangen, zij kunnen het niet voor hun verantwoording nemen dit werk te doen uitvoeren door vakbekwame, geschoolde arbeiders voor ƒ0.40; de verantwoordelijkheid daarvoor moet maar blijven voor rekening van hen, die dit in dezen tijd den aan gewezen weg achten. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer van Stralen, luidende: Demping Levendaal enz. (Voorzitter e.a.) Ondergeteekende stelt voor de demping van het Levendaal met bijkomende werken en de straataanleg aan de Oegst geesterlaan en Mariënpoelstraat in normale uitvoering te doen aanbesteden." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Schüller zegt, dat zijn voorstel van 11 Juni 1930 (Zie Ingekomen Stukken No. 139 van 1934, blz. 121) strekte tot demping van het geheele Levendaal. Dat voorstel is zonder hoofdelijke stemming door den Raad aangenomen, nadat het door het College was overgenomen onder toezegging van praeadvies. Aan dat besluit van den Raad nu is in dit voorstel niet voldaan. Burgemeester en Wethouders hebben dat Raadsbesluit eenvoudig genegeerd en een plan ingediend, dat in overeen stemming is met hun inzichten. Sinds wanneer is het geoorloofd, dat Burgemeester, en Wethouders Raadsbesluiten niet uitvoeren? De Voorzitter interrumpeert nu, dat het geen Raads besluit is, maar Burgemeester en Wethouders het voorstel om praeadvies tot zich genomen hebben. Burgemeester en Wethouders kunnen niet ontkennen, dat zij over dat voorstel geen praeadvies hebben uitgebracht. Burgemeester en JVet- houders worden hierin gesteund door de leden van de rechter zijde, die, indien met een -voorstel hunnerzijds aldus was gehandeld, dezelfde bezwaren zouden uiten, zij het ook in andere bewoordingen, welke spreker nu geopperd heeft. Aangezien Burgemeester en Wethouders het praeadvies niet hebben uitgebracht en in de toelichting van hun voorstel geen berekening geven van de kosten, die de demping van het geheele Levendaal met zich brengt, heeft spreker met de indiening van een nader voorstel den Raad de gelegenheid willen geven, een uitspraak te doen. Wanneer overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders de weg tusschen de Vestebrug en de Plantage- brug slechts 6,50 M. breed wordt, kan het niet uitblijven of daar zullen, indien het snelverkeer dien weg moet volgen, ernstige ongelukken gebeuren, ook al zal het verkeer één richting moeten volgen. Met geen woord weerleggen Burgemeester en Wethouders het rapport, dat de Directeur van Gemeentewerken op 18 April 1931 heeft uitgebracht. In dat rapport leest spreker: „Teneinde het gedempte Levendaal in verbinding te brengen met den Hoogen Rijndijk, dient in de eerste plaats het gedeelte water tusschen de Yestebrug en de Plantagebrug te worden gedempt; dit gedeelte water heeft slechts een breedte van i 6.50 m. Voor doortrekking van den nieuwen verkeersweg op de volle breedte, hetgeen n. m. m. alleszins gewenscht is, is het noodig het ten Noorden van voornoemd gedeelte water gelegen perceel Plantage No. 19 kad. bekend Sectie D No. 1262 en eigendom der erve van W. A. Wouterlood, aantekoopen en te amoveeren, terwijl van het Zuidwaarts gelegen perceel Plantsoen No. 1, kad. bekend Sectie D No. 1270 en eigendom van B. Corts alhier, de zijtuin en de aangebouwde serre benoodigd zijn." Met geen woord wordt in het voorstel van het College deze meening weerlegd. Het College zegt alleen, dat het dit wel wenschelijk vindt, maar dat het op het oogenblik finan cieel niet uitvoerbaar is. In de eerste plaats zal dit veel verkeersongelukken veroorzaken, maar ook zal het, wanneer men het later wil doen, veel meer kosten dan nu. Al zou juist zijn, zooals in een plaatselijk blad is gezegd, dat men aan den eenen kant alleen den tuin noodig heeft, spreker zou het toch den eigenaar niet kwalijk kunnen nemen, wanneer deze dien tuin niet afzonderlijk wil verkoopen, maar alleen tezamen met het geheele pand. Dit pand mag dan misschien eenigszins in waarde terugloopen zonder tuin, maar dat is toch in elk geval niet zoodanig, dat de gemeente er niet meer zoo noodig op een behoorlijke manier van af zou kunnen komen. Heeft het College echter de uitbreiding, de laatste jaren aan dat pand gegeven, niet kunnen tegenhouden? Het College is toch allang aan het werk voor de demping van het Levendaal en het wil er bij spreker niet in, dat als het ernst bij het College was geweest, dit niet op zeer goede gronden de uitbreiding van dit pand met tuinaanleg, serre uitbouw enz. had kunnen tegenhouden. Spreker acht aanleg ook van dit deel op volle breedte dus zeer noodzakelijk; warmeer men, van een verkeersweg van 26 M. breedte af komende, door de hals van een flescli moet kruipen, door een straatje van 6 J M., om daarna weer direct terecht te komen op een breeden verkeersweg van 26 M., zal dit zeker tot groote ongelukken moeten leiden. Het College heeft verzuimd het tweede deel van spreker's

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 16