GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 125 IKSEKOIIEN STUKKEN. N°. 143. Leiden, 28 Juni 1934. In Uwe Vergadering van 20 pecember j.l. werd. overeen komstig ons voorstel, opgenomen onder No. 226 der In gekomen Stukken van 1933, besloten ons College te mach tigen het door den architect C. J. Blaauw te Haarlem in gediende plan voor den bouw van een nieuw Eaadhuis door dezen te doen uitwerken. Deze uitwerking zou plaats hebben in overleg met ons College en de Raadhuis-Advies-Commissie, terwijl daarbij rekening zou worden gehouden met de wijzi gingen, welke onzerzijds noodig zouden worden geoordeeld. Het uitgewerkte plan zou vervolgens aan de goedkeuring van Uwe Vergadering worden onderworpen. Na eene voorloopige bespreking met den heer Blaauw op 11 Januari van dit jaar, wendden wij ons bij schrijven van 20 Januari d.a.v. tot de Raadhuis-Advies-Commissie met de vraag, of zij bereid was ook bij de nadere uitwerking van het plan ons College ten dienste te staan en van advies te dienen. Tot onze voldoening bleek de Commissie hiertoe gaarne bereid te zijn. Ter vermijding van verlies aan werk en tijd gaf zij ons tevens in overweging ter bespreking van de ver schillende principieele vragen, waarin voor de uitwerking van het stadhuisplan door den heer Blaauw een beslissing moest worden genomen, een bijeenkomst te houden met haar en genoemden architect en tot die bijeenkomst ook de leden van de Commissie van Fabricage uit te noodigen. Op 23 Februari had deze bijeenkomst plaats en kreeg de heer Blaauw de gelegenheid zijne denkbeelden omtrent de wijze, waarop aan eenige tegen het oorspronkelijk ontwerp gerezen bedenkingen zou kunnen worden tegemoet gekomen, nader te ontwikkelen en door tal van schetsen toe te lichten. De voorgestelde wijzigingen werden in het algemeen als belangrijke verbeteringen beschouwd, weshalve de architect werd uitgenoodigd op den ingeslagen weg voort te gaan en een meer gedétailleerd plan (schaal 1 op 100) samen te stellen. In overleg met de Raadhuis-Advies-Commissie en met de betrokken hoofden van dienst wat de planindeeling betreft, ging de heer Blaauw hiertoe over, met het resultaat, dat reeds op 29 Mei d.a.v. de uitgewerkte plannen ons bereikten, terwijl de volijverige Raadhuis-Advies-Commissie eenige dagen later, bij schrijven van 5 Juni, haar rapport uitbracht. Het zij ons vergund aan de hand van dat rapport de aangebrachte wijzigingen hier kortelijk aan te geven. De grondbeginselen van het nieuwe ontwerp wijken uit den aard der zaak, zoowel wat de uiterlijke vormgeving als wat de planindeeling betreft, niet af van die van het oor spronkelijke plan; de architect is volkomen trouw gebleven aan zijn eerste conceptie. Nochtans zijn er belangrijke ver schillen in de nadere behandeling en uitwerking van de hoofdgedachten. De voornaamste afwijking, wat het uitwendig voorkomen betreft, is ongetwijfeld het ontwerp van een eenigszins terugspringenden aanbouw aan den Oostelijken gevel-wand van het oude Raadhuis (hoek Koornbrugsteeg), waardoor de wijde gaping in de Breestraat-bebouwing verdwijnt. Deze aanbouw overdekt de plaatselijke verbreeding van het trottoir der steeg, welker as daardoor in duidelijker en meer harmonisch verband wordt gebracht met die van de Hoorn brug. Bovendien wordt aldus een fraaie afsluiting van den Breestraat-gevel bereikt. Een tweede belangrijke wijziging is die, welke gebracht is in den vorm van den 55 M. hoogen toren, door den ontwerper aanvankelijk min of meer schetsmatig behandeld, doch thans meer definitief uitgewerkt. De Raadhuis-Advies- Commissie is van oordeel, dat deze vorm, welke in menig opzicht aan den vroegeren toren doet denken, zonder daarvan een slaafsche navolging te zijn, in ruime mate bevrediging- kan schenken, en aan het stadsbeeld, van welken kant ook bezien, een fraai silhouet zal toevoegen. Overigens hebben de uitwendige wijzigingen in hoofdzaak betrekking- op de plaatsing en afmetingen van ramen en deuren, waarbij is gelet zoowel op de eischen van den dienst als op de architectonische beteekenis dezer onderdeelen in het gansche muurvlak. Een derde belangrijke verbetering betreft den binnenhof, die aanvankelijk groot 15 M. bij 17 M., thans bijna een vierkant is geworden ter grootte van 17 M. bij 18 M. Aangezien de Oostelijke afsluiting reeds ter hoogte van de eerste verdieping terugspringt over een diepte van 4 M., en ter hoogte van de volgende verdieping nogmaals over een diepte van 5-J M., is de lichttoevoer naar dezen hof en de daaraan gelegen vertrekken op den beganen grond, o. a. het bureau voor Militaire Zaken, ruimschoots verzekerd. Ook de toegangen tot dit binnenplein, o. a. die aan de Noordzijde, zijn verbeterd. De hoogte der 3 onderste verdiepingen zijde Vischmarkt, van vloer tot plafond, aanvankelijk 3.20 M. a 3.30 M. kon tot 3.50 M. a 3.60 M. worden opgevoerd. De indeeling der representatieve vertrekken bleef in hoofd zaak ongewijzigd. Voorts kon door andere groepeering ver betering worden gebracht in de ligging of afmetingen van verschillende vertrekken. De raadzaal zal geen plafondlicht, doch behalve het licht uit de ramen aan de Vischmarktzijde, ook hoog staand licht uit den tegenoverliggenden wand ontvangen. De wijziging in de ligging der lokalen van den Burgerlijken Stand (begane grond) en Ontvanger (le verdieping) zal aan de gangverlichting in dit deel van het gebouw alsmede ter hoogte van de Raadzaal belangrijk ten goede komen. Ook andere gangen zullen, o. a. door open verbindingen met den binnenhof, beter verlicht worden. Wat de verdere planindeeling betreft, zij o. a. gewezen op de ligging naast elkander van de 4 wethouderskamers op de 2e verdieping Vischmarkt, waardoor de dienst aan merkelijk wordt vereenvoudigd en met één bodevertrek voor de vier Wethouders kan worden volstaan. Voorts vonden verschillende verschikkingen en ver beteringen van minder beteekenis plaats, waarvoor naar de teekeningen zij verwezen. Ook ten opzichte van de kosten van het ontwerp is na deze wijzigingen meer zekerheid verkregen; zij zullen in elk geval lager zijn, dan die van het oorspronkelijke plan, vooreerst omdat, in afwijking van den aanvankelijken opzet, geen natuursteen doch baksteen voor den Vischmarkt- en Koornbrugsteeggevel zal worden gebezigd, ten andere omdat de kubieke inhoud van het gebouw ondanks de toevoeging- van den aanbouw aan de Breestraat, niet onbelangrijk minder bedraagt, dan die van het eerste plan. Op grond van een en ander is de Raadhuis-Advies-Com missie eenstemmig van oordeel, dat de gunstige verwach tingen, welke zij in haar eerste rapport uitsprak, in geenen deele zijn beschaamd. De heer Blaauw is er, naar het oordeel der commissie, op zéér bevredigende wijze in geslaagd, om bij handhaving van het karakter van zijn eerste ontwerp en zonder aan de goede eigenschappen daarvan te kort te doen, verbeteringen en wijzigingen aan te brengen, welke de bezwaren, door de commissie te berde gebracht, hebben uit den weg geruimd; bovendien heeft de architect ook aan de critiek, overigens op zijn plan geoefend, in voldoende mate aandacht geschonken, met name wat betreft de ver breking van den straatwand in de Breestraat, zoodat het gewijzigde plan, zoo schrijft de commissie verder, onge twijfeld in nog ruimer kring bevrediging zal schenken en instemming zal vinden. De Commissie aarzelt dan ook niet ons College in over- weging te geven U voor te stellen de definitieve uitvoering van den Raadhuisbouw naar de thans ingediende plannen aan den heer C. J. Blaauw op te dragen. Ook de Commissie van Fabricage is eenstemmig van oordeel, dat het omgewerkte plan-Blaauw behoort te worden goedgekeurd. Ons College kan zich bij de adviezen van de Raadhuis- Advies-Commissie en van de Commissie van Fabricage volkomen aansluiten en wij geven Uwe Vergadering mitsdien, onder verwijzing naar de ter visie liggende stukken en naar de ter inzage hangende teekeningen en perspectieven in over weging aan het gewijzigde en uitgewerkte plan van den architect C. J. Blaauw Uwe goedkeuring te hechten en ons College te machtigen het noodige te verrichten, om tot de uitvoering van dat plan te geraken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1