236
MAANDAG 18 JUNI 1934.
Reorganisatie Maatsch. Hulpbetoon.
(Voorzitter c.a.)
voorstel van Burgemeester en Wethouders, inzake de be
noeming van een ambtenaar, plaatsvervangend hoofd van
den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en kan
derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
Zal worden behandeld bij punt 1 der agenda.
4°. Voorstel van de heeren Kuipers, Verweij en Schüller om
de wijzigingen van het ontwerp-ambtenarenreglement, aan
gegeven in Ingekomen Stukken 137 alsnog in een vergadering
van de Algemeene Ambtenaren- en Werklieden Commissiën
te doen behandelen.
Voorgesteld door 3 leden kan dit voorstel een onderwerp
van beraadslaging uitmaken.
De heer Tepe zegt dat, hoewel het College aanvankelijk van
meening was dat er eigenlijk geen aanleiding is om deze voor
stellen nog in het Georganiseerd Overleg te brengen, aan
gezien ze in hoofdzaak slechts formeele veranderingen in
houden en dit wellicht weer vertraging zou veroorzaken,
het thans besloten heeft, aangezien morgen over 8 dagen
toch een vergadering van het Georganiseerd Overleg zal
worden gehouden, om deze onderwerpen toch nog in het Ge
organiseerd Overleg te behandelen.
De heer Schüller, mede namens de heeren Kuipers en Verweij,
trekt na deze toezegging van het College het voorstel in.
Aangezien het voorstel is ingetrokken, kan het geen onder
werp van beraadslaging meer uitmaken.
5°. Amendementen (14) van de heeren Kuipers, Verweij
en Schüller op het ontwerp-ambtenaren reglement.
Zullen worden behandeld tegelijk met het ontwerp-ambte
narenreglement
6°. Voorstel van de heeren Kuipers, Verweij en Schüller
om over te gaan tot de instelling van een plaatselijk Scheids
gerecht.
Voorgesteld door 3 leden, kan dit voorstel een onderwerp
van beraadslaging uitmaken.
Zal worden behandeld tegelijk met het ontwerp-ambte
narenreglement
De Voorzitter deelt ten slotte nog mede, dat het College
in zijn vergadering van hedenmorgen, naar aanleiding van
het verzoek van enkele raadsleden, heeft besloten den termijn
tot het indienen van amendementen op het ontwerp-ambte
narenreglement nader te verlengen tot uiterlijk Zaterdag
23 Juni 1934, te 12 uur.
Aan de orde is alsnu:
I. Voorstel:
a. tot benoeming van een Directeur van den Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon en tot vaststelling van diens
aanvangswedde
b. om te bepalen, dat aan de Administratieve Aïdeeling
van den sub a. genoemden Dienst zal zijn verbonden een
ambtenaar, plaatsvervangend hoofd van den dienst, in
den rang van administratief-ambtenaar 2e klasse.
(Zie Ing. St. No. 127.)
Bij punt b komt tevens aan de orde het amendement van
mevrouw Braggaarde Does, luidende:
„Ondergeteekende geeft den Raad in overweging, in inge
komen stuk No. 127 van 1934 het sub b genoemde aldus te
lezen
b. te bepalen, dat aan de administratieve afdeeling van den
sub a genoemden Dienst zal zijn verbonden een door den
Raad te benoemen ambtenaar, plaatsvervangend hoofd van
den dienst, in den rang van administratief-ambtenaar 2e
klasse."
De Voorzitter stelt allereerst aan de orde punt a van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en-verzoekt den
heeren Manders, van Eecke, Tobé en Kuipers het stembureau
te vormen.
Wordt benoemd met 28 stemmen tot Directeur van den
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon in tijdelijken dienst
Reorganisatie Maatsch. Hulpbetoon.
(Voorzitter e.a.)
op een aanvangswedde van 4200.per jaar: de heer Mr. Dr.
S. Rozemond, zulks met ingang van een nader |door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum; 1 stem was van
onwaarde.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
Spreker stelt vervolgens aan de orde punt b van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat haar fractie geen
bezwaar heeft tegen de benoeming van een plaatsvervangend
hoofd, maar wel tegen de wijze waarop dit gebeurt. Deze
zaak is ook in Maatschappelijk Hulpbetoon besproken, op
een vergadering, die eigenlijk voor geheel andere doeleinden
belegd was, die daarvoor ook in het geheel niet was gecon
voceerd. Voor het scheppen van een nieuwe functie zijn toch
echter voldoende inzicht en gelegenheid tot bespreking noodig
en die ontbraken ten eenenmale bij de wijze, waarop dit nu
gebeurd is. Spreekster en de heer de Roo hebben daarmede
geen genoegen kunnen nemen, al komt dit in de stukken
niet tot uiting; zij meenden, dat een dergelijke zaak niet zoo
eventjes bij de rondvraag besproken kan worden, zoodat
men de zaak niet kan overdenken en overleggen. Spreekster
en haar fractie zijn ook van meening dat, waar men nu een
Directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon krijgt, dit toch
wel een zaak is, die met den Directeur besproken en over
legd dient te worden. Dit heeft niet zoo'n haast, dat dit niet
eerst zou kunnen gebeuren.
Het is in voldoende mate gebleken, dat de Raad de tegen
woordige secretaresse niet wenscht te benoemen tot directrice
en haar ook niet als plaatsvervangend hoofd wenscht aange
steld te zien. Het College wenscht desondanks, zonder eenig
overleg te hebben gepleegd, haar tot plaatsvervangend hoofd
te benoemen en houdt dus absoluut geen rekening met de
wenschen van den Raad. De benoeming van een plaatsver
vangend hoofd moet daarom aan den Raad zijn en niet door
het College aan zich gehouden worden.
De heer Romijn zegt, dat de benoeming van het hoofd
uiteraard wel het meest de aandacht gevraagd heeft bij de
voorbereiding van dit voorstel, maar toch ook de benoeming
van het plaatsvervangend hoofd onder de oogen is gezien en
meermalen is besproken, hoewel ze van betrekkelijk onder
geschikt belang is. De dienst behoort nu eenmaal een plaats
vervangend hoofd te hebben, doch overigens komt een min
of meer zelfstandige werkzaamheid aan een dergelijken amb
tenaar niet toe, die zich geheel en al heeft te richten naar de
inzichten en meeningen van den directeur of het College, dat
boven dien directeur staat, wanneer hij den directeur vervangt.
Over de benoeming van een plaatsvervangend hoofd zijn dan
ook geen afzonderlijke nota's verschenen, terwijl het punt
ook niet afzonderlijk op de agenda van de vergadering der
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon is vermeld. Het
sprak echter vanzelf, dat deze kwestie in die vergadering aan
de orde zou komen, hetgeen ook geschied is, toen de Commissie
was bijeengeroepen ter bespreking van de aanbeveling, welke
de Commissie voor de benoeming van het hoofd van den
dienst aan het College zou zenden. De Commissie, met uit
zondering van de leden mevrouw Braggaarde Does en den
heer de Roo, heeft zich unaniem verklaard voor het doen
van het verzoek aan het College om tegelijkertijd de kwestie
van het plaatsvervangend hoofd af te doen, alsmede voor het
advies, mej. de Vries tot plaatsvervangend hoofd te benoemen.
In de reorganisatiecommissie was reeds de vraag ter sprake
gebracht, wie tot plaatsvervangend hoofd van den dienst moest
worden benoemd, het hoofd van den administratieven dienst
of de chef van de armbezoekers. Naar het oordeel van deze
commissie kwam het hoofd van den administratieven dienst
voor die benoeming in aanmerking. Ook de reorganisatie
commissie heeft zich met algemeene stemmen uitgesproken,
dat het hoofd van den administratieven dienst plaatsvervan
gend hoofd van dienst moest zijn. Het lag dus in de lijn dat
mej. de Vries, secretaresse-boekhoudster van Maatschappelijk
Hulpbetoon, en in die hoedanigheid op het oogenblik leidster
van den geheelen dienst, als hoofd van de administratieve
afdeeling zou worden aangesteld tot plaatsvervangend hoofd.
Spreker ziet geen enkele reden die zaak eerst nog eens te
bespreken met den nieuwen directeur; spreker zou zich niet
kunnen indenken, dat deze een advies zou geven afwijkend
van het advies, door het College aan den Raad overgelegd,
omdat zoo iemand zich eerst eenigen tijd zal moeten inwerken
en vertrouwd zal moeten geraken met den gang van zaken,
waarbij hij min of meer aangewezen is op de voorlichting
van haar, die op het oogenblik het hoofd is, van wie hij de beste