258 MAANDAG 18 JUNI 1934. Verordening op liet beheer van de bedrijven enz. (Goslinga e.a.) van bevoorrechting is en zegt: de Wethouder heeft het zelf toegegeven, omdat hij toegeeft, dat men nog in een kapitalis tische maatschappij leeft. Spreker heeft zich bij die uit drukking eenigszins begeven in de terminologie van den heer van Eek. De strekking van die opmerking was, dat zoolang men nog niet de idealistische bezoldiging heeft, die de lieer van Eek zich in zijn democratisclien toekomststaat denkt, men de bezoldiging moet vaststellen naar de regelen, die in de tegenwoordige maatschappij gelden. De heer van Weizen is daarvan een tegenstander, want volgens het communis tische standpunt is er geen enkele reden om een schoon maakster van een laboratorium anders te bezoldigen dan een professor in de chirurgie, al heeft men in het communistische Rusland daartusschen toch een verschil moeten maken, toen de noodzaak daartoe dwong. Aangezien de meeningen in den Raad zeer verdeeld zijn, juicht spreker het toe, dat de Voorzitter dit punt van de agenda gesplitst in stemming zal brengen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De Voorzitter zegt, dat hij thans de onderdeelen a, b, c en d van het voorstel achtereenvolgens in stemming zou kunnen brengen, doch met het oog op de onderdeelen sub b en c het zijn bedoeling is eerst in stemming te brengen het onder deel a, daarna het onderdeel d en vervolgens eventueel aan de orde te stellen de stemming over beide onderdeelen gezamenlijk. Vervolgens komen dan aan de orde de onder deelen sub b en c. De Voorzitter stelt thans allereerst aan de orde de ver ordening op het beheer van de bedrijven der gemeente Leiden. De artikelen 1 tot en met 23 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 24, zooals dit nader door Burgemeester en Wet houders is gewijzigd, wordt vervolgens aangenomen met 22 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Meijnen, van Es, Vos, Wilbrink, Eikerbout, Manders, van Eecke, van Rosmalen, Lombert, Beekenkamp, Tepe, Romijn, Goslinga, Wilmer, Bergers, de Reede, Bosman, Koole, van der Reijden, Verweij, Huur man en Coster. Tegen stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Tol, van Stralen, Tobé, Schriller, mevrouw Braggaar de Does, de heeren van Weizen, Kooistra, Groeneveld, van Eek, Vallentgoed en Kuipers. De artikelen 25 en 26 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 27. De heer Goslinga zal thans den heer van Eek beantwoorden inzake de retributies. Men kan toch moeilijk incidenteel die retributies afschaffen. Dit is in het geheel niet een zuivere camouflage van de winst, maar er zit ook in een vergoeding voor de gemeente voor het hebben van die ondergrondsche kabels en buizen in haar straten. Wel komen de kosten van het opgraven en vernieuwen van die kabels voor rekening van de Lichtfabrieken, maar dat neemt toch niet weg dat het hebben van die kabels en buizen in de straten voor de gemeente indirect zeer "veel kosten meebrengt, die eeniger- mate worden vergoed door die retributie. Het onderhoud zou veel goedkooper zijn, wanneer er in een straat geen kabels of buizen lagen. Hetzelfde argument geldt voor het radio-distributie-bedrijf, dat ook ondergrondsche kabels heeft; uitsluitend daarvoor wordt retributie gevraagd, niet voor de boven den grond loopende kabels, de loodkabels. Inderdaad wordt den bewoners gevraagd, die gratis aan de huizen te mogen bevestigen; wanneer dat niet kon, was eenvoudig het bestaan van een dergelijk radio-distributie bedrijf onmogelijk. Aangezien toch dit bedrijf in het belang van de bevolking is, meende de gemeente met recht een beroep te mogen doen op de huiseigenaren daarvoor. De Raad moet er niet tegen zijn, dat niet wordt voor gesteld deze retributie op te heffen; dit is van groot belang voor de gemeente dit in deze verordening vast te leggen, ook met het oog op mogelijke naasting van zulk een bedrijf door hooger gezag. Daarbij is een dergelijke vaste inkomst voor de gemeente een sterk punt. Artikel 27 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Verordening op het beheer van de bedrijven enz. (van Eek e.a De heer van Eek wenscht geacht te worden, tegen dit artikel te hebben gestemd. De artikelen 28 tot en met 39 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de verordening- op het beheer van het grondbedrijf der Gemeente Leiden. De artikelen 1 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. De Voorzitter stelt hierna eerst aan de orde de artikels- ge wij ze behandeling van de verordening tot wijziging van de verordening betreffende de wedden van ambtenaren in dienst van de Gemeente Leiden. Over artikel 1 staken de stemmen, aangezien 17 leden zich daarvoor en 17 leden zich daartegen verklaren. Vóór stemmen: de heeren Meijnen, van Es, van Tol, Wilbrink, Manders, van Rosmalen, Lombert, Beekenkamp, Tepe, Romijn, Goslinga, Wilmer, Bergers, de Reede, van der Reijden, Huurman en Coster. Tegen stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Stralen, Tobé, Vos, Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Eikerbout, van Weizen, van Eecke, Kooistra, Bosman, Koole, Groeneveld, Verweij, van Eek, Vallentgoed en Kuipers. De Voorzitter zegt, dat, een besluit omtrent artikel 1 en in verband daarmede eveneens de verdere behandeling van het voorstel wordt aangehouden tot een volgende vergadering. De Voorzitter stelt voor de punten 12, 13, 14, 15, 16 en 18 der agenda aan te houden tot een volgende vergadering en thans over te gaan tot de behandeling van punt 17 der agenda. De heer Wilmer vraagt, of de Voorzitter het niet van grooter belang acht, thans over te gaan tot de behandeling- van punt 18 der agenda. Indien tot den daarbij voorgestelden verkoop van grond wordt besloten, zullen de koopers des te spoediger tot de bebouwing van dien grond kunnen overgaan. De Voorzitter acht het ook wenschelijk, dit punt te be handelen, maar ziet geen kans, de behandeling daarvan in deze vergadering tot een einde te brengen. Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van den Voorzitter besloten. XVII. Beantwoording van de interpellatie van den lieer van Stralen in zake verlaging van steunnormen. Hierbij komt tevens aan de orde het voorstel van den heer van Stralen, luidende: ,,De Raad, van oordeel dat bij de tegenwoordige kosten van het levensonderhoud, verdere verlaging van den steun aan werkloozen niet verantwoord is, wijl hij anders beneden de grens van een minimum-bestaan zou dalen noodigt B. en W. uit, alle mogelijke pogingen bij de Regeering aan te wenden ten einde, de voorgenomen verslechtering van de normen der steunverleening te voorkomen." De heer Romijn deelt in antwoord op de eerste vraag van den heer van Stralen mede, dat het College van den Minister van Sociale Zaken een circulaire dd. 30 Mei 1934, No. 2001129 afd. W. en S. heeft ontvangen, waarin wordt aangekondigd een herziening van de steuntarieven en wijziging van eenige bepalingen der tegenwoordige steunregeling met ingang van 1 Juli a. s. In antwoord op de tweede vraag zegt spreker, dat uit de dagbladen is gebleken, dat de Regeering haar plannen betreffende de steunverleening in nauw contact met de daartoe ingestelde organen heeft voorbereid, zoodat derhalve een individueele stap van de gemeente Leiden weinig zin heeft en dat, waar overigens nog niet bekend is, welke ge volgen de verminderingen in de steunregeling voor Leiden zullen hebben, nog niet is aan te geven, hoe de houding van het College zal zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 24