256 MAANDAG 18 JUNI 1934. Verordening op het beheer van de bedrijven enz. (Wilbrink.) gezegd, dat hij overleg met zijn fractie moest plegen, alvorens in de commissie zijn meening uit te spreken. Ook de andere leden van sprekers fractie volgen die gewoonte niet. Wanneer spreker in zijn fractie een voorstel in behandeling brengt, waaraan hij in de commissie zijn stem heeft gegeven, of waarover hij daar zijn meening heeft geuit, is hef wel moge lijk, dat niet zijn geheele fractie met de houding, die hij in de commissie heeft aangenomen, accoord gaat, maar zal geen lid der fractie de opmerking maken, dat hij het punt eerst in de fractie ter sprake had moeten brengen. De leden van sprekers fractie stellen als Raadslid zooveel prijs op hun zelfstandigheid, dat zij van geen enkele com missie lid zouden willen zijn, indien zij die vrijheid aan de fractie zouden moeten weggeven. Spreker heeft dit voorstel ingediend zonder overleg met zijn fractie; dit was de conclusie, waaraan spreker van het begin af aan heeft vastgehouden, vanaf de eerste bespreking hiervan in Commissarissen, dat men om tot een bevredigende oplossing te komen inzake de positie van de verschillende bedrijfsleiders van de Lichtfabrieken niet een of twee per sonen naar voren moest brengen, maar 3, omdat ieder op zijn eigen wijze een aandeel heeft in de grootere verant woordelijkheid voor het bedrijf. Spreker heeft een oogenblik verstomd gestaan, dat men hier redeneert, alsof een bedrijf maar van zelf groeit, alsof de verantwoordelijkheid niet veel grooter is en niet veel meer parate kennis en energie noodig zijn bij een bedrijf, dat tot meer dan den dubbelen omvang is gegroeid dan bij een klein bedrijf; een groot bedrijf geeft veel meer moeilijkheden, zorg en inspanning dan een klein. Waar voor spreker absoluut vaststaat, dat dit meer zorg en verantwoordelijkheid heeft gebracht voor de leiders, is spreker ook met het voorstel gekomen daarvan niemand uit te zonderen. De moeilijkheid bestond, dat voor ir. Fehmers geen quaestie meer was van een bevordering, maar het feit, dat ook de waarneming van het directeurschap in beteekenis toenam met den groei van het bedrijf, geeft spreker gereede aanleiding dit voorstel te doen. Aan iemand, die te allen tijde paraat moet zijn, de leiding van het bedrijf geheel waar te nemen, die zich daarop moet instellen, moet daarvoor een aparte belooning worden toegekend. Dit heeft ook niets te maken met de richting, welke die persoon is toegedaan. Als men naar de richting moest zien, hoe zouden Commis sarissen dan ooit kunnen medewerken aan een bevordering van sociaal-democraten, hetgeen toch meermalen gedaan is? Commissarissen hebben echter nooit naar de richting gezien; zij hebben, wanneer de menschen met behoorlijke argumenten werden voorgedragen, daaraan hun steun gegeven en nu ziet spreker niet in dat men zich, omdat het een roomsch-katholiek is, dan achter allerlei dingen moet verschuilen. Spreker is aan den eenen kant blij, dat dit nu maar eens in openbare raadszitting behandeld wordt, want hij heeft nooit een of anderen dekmantel noodig gehad om den schijn te bewaren, om de kiezers, die dan z.g. achter spreker zouden staan, te doen gelooven, dat hij beter is dan hij werkelijk is. Spreker zit hier niet bij de gratie van de kiezers, want het zal hem heusch niet rouwen als zij hem het vertrouwen opzegden, als hij voor zichzelf maar weet te hebben gehandeld naar eerlijke overtuiging en zijn geweten niet heeft bezwaard. Het belang van de gemeente zal dan ook wel behartigd worden zonder hem, maar het grieft hem, wanneer gezegd wordt, dat hij dit voorstel zou hebben gedaan om redenen van politieke tactiek. De heer van Bek weet, dat spreker vanaf het begin daarover heeft gesproken en zich verklaard heeft vóór het voorstel, door Wethouder en Directeur in Commissarissen gebracht. Spreker gevoelt deze voorstellen als één geheel en verzoekt ze ook in hun geheel in stemming- te brengen, want als ze niet in hun geheel worden aan genomen, zal dit in de leiding van de Lichtfabrieken een toestand en een verhouding scheppen, die spreker niet gaarne mede voor zijn verantwoording zou nemen. De Raad zou dan zijn waardeering uitdrukken in de ver betering van de positie van een of twee ambtenaren en daarbij den derden ambtenaar, die naar zijn beste vermogen zijn aandeel geleverd heeft, uitschakelen. Daardoor zullen de onderlinge verhoudingen zoodanig worden geschaad, dat het bedrijf daarvan de nadeelige gevolgen zal ondervinden. Aangezien spreker bij de indiening van zijn amendement uitsluitend de belangen van het bedrijf op het oog heeft gehad, hoopt hij, dat de Raad in de gelegenheid zal zijn, over het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zijn geheel te stemmen. Spreker weet niet, hoe hij bij partieele stemmingen zijn stem zal moeten bepalen. Wordt het voor gestelde sub a en b aangenomen, maar het voorgestelde sub c verworpen, dan zal dit zijn tot groote schade van het bedrijf en doet men beter den bestaanden toestand te hand haven. Verordening op het beheer van de bedrijven enz. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter zegt, dat hij het niet in zijn macht heeft, punt XI der agenda in zijn geheel in stemming te brengen, nu de heer Koole over elk der onderdeelen afzonderlijk stemming heeft gevraagd. Nadat over de onderdeelen is gestemd, kan echter het punt in zijn geheel in stemming worden gebracht. Burgemeester en Wethouders, die tegen het amendement van den heer Wilbrink zijn, zooals het thans luidt, hebben daaruit alleen de quintessens overgenomen. De heer Wilbrink vereenigt zich met de wijziging, die Burgemeester en Wethouders in hun oorspronkelijke voorstel hebben aangebracht en trekt zijn amendement in. Aangezien het amendement van den heer Wilbrink is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Bosman protesteert tegen de opmerking van den heer Manders, dat niet alleen bij spreker, maar ook zelfs bij den geheelen Vrijheidsbond anti-Katholieke gevoelens zouden hebben voorgezetenhij sluit zich in dezen daarom aan bij het protest van den heer van Eek tegen de woorden van den heer Manders. Wat de heer Manders heeft beweerd, is op zichzelf niet alleen volmaakt onjuist, maar het is ook met geen moge lijkheid uit sprekers betoog af te leiden. Spreker meende zich in het openbaar dus ook tegen die bewering te moeten verzetten, al was hem uit een persoonlijk onderhoud met den heer Manders al gebleken, dat deze het niet zoo be doeld heeft, als hij het zooeven heeft gezegd. De heer Manders zegt, dat de heer van Bek hem het recht ontzegt bij de sociaal-democraten anti-katholieke gevoelens te veronderstellen, maar even goed mag spreker den heer van Bek het recht ontzeggen aan het amendement-Wilbrink te verbinden, dat daarmede als het ware de stemmen van de katholieken gekocht zouden worden; zoolang de heer van Eek daarop niet terugkomt, handhaaft spreker hetgeen hij gezegd heeft. Volgens den heer van Eek zijn er voor ir. Stokhuyzen en den heer Wiggers wel motieven tot verhooging te vinden, maar met voor ir. Fehmers. Men heeft evenwel toch van het College gehoord, dat al in 1932 voorstellen zijn gedaan om ook den adjunct-directeur promotie toe te kennen; zelfs de directeur zou daarvoor in aanmerking komen, naar de Wethouder mededeelde, doch die heeft daarvan voor den goeden gang van zaken zelf afgezien. Ook de adjunct directeur ir. Fehmers zal in de algemeene bevordering van dien staf moeten deelen; spreker gelooft dat bij verschillende gelegenheden de eene chef van dienst meer naar voren is geschoven dan de andere, omdat ook in zeer vele gevallen de ander meer stilletjes zijn weg gaat, maar dat beteekent niet, dat hij op minder verdienstelijke wijze zijn capaciteiten aan de Lichtfabrieken geeft. Deze zaak is dan ook niet te scheiden; wanneer aan 2/3 deel van den staf die verhooging toegekend wordt, moet ook het andere derde deel daarvoor zeker in aanmerking komen. Spreker wil gaarne aannemen, dat bij den heer Bosman te dezen opzichte geen anti-katholieke gevoelens heerschen; alleen moet spreker blijven constateeren, dat voor katholieke ambtenaren zoo weinig hier in de gemeente bereikt kan worden en dat zoo weinig aanstellingen van katholieken tot ambtenaar, vooral in hoogere functies, plaats hebben. Wanneer 10 ambtenaren tegelijk aangesteld werden, zouden er mogelijk wel 3 katholieke bij zijn, maar waar er telkens maar 1 tegelijk benoemd wordt, is het altijd toch maar zoo, dat er dan tenslotte geen enkele katholiek voor in aan merking komt. Wanneer spreker zegt, dat hij in den aanvang met een zeker wantrouwen deze voorstellen heeft ontvangen, dan is dat misschien om gelijksoortige redenen, als die, welke de heer Goslinga hier niet in openbare Raadszitting kan behandelen, en waarom deze meent, dat men zeer zeker vóór zijn voorstellen zal moeten stemmen. Spreker veronderstelt, dat hij om ongeveer gelijksoortige redenen deze voorstellen met een zeker wantrouwen heeft te gemoet gezien. De heer Verweij wenscht zijn stem te motiveeren, nu van eenige zijden 'uitlatingen zijn gedaan, waarin men bedektelijk heeft willen te kennen geven, dat in de sociaal-democratische fractie over deze aangelegenheid een groot verschil van meening zou bestaan. Spreker wil dit verschil van meening tot zijn juiste proporties terugbrengen. Spreker waarschuwt er den Raad voor, het amendement van den heer Wilbrink niet aan te nemen, aangezien dit een zeer gevaarlijk precedent schept. De betrokken hoofd-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 22