MAANDAG 18 JUNI 1934. 251 Verordening op het beheer van de bedrijven enz. (de Rccde.) dat het voorstel van het College inzake den staf van de Licht fabrieken zakelijk goed is en nn is het spreker een raadsel waarom het dan noodig is daaraan zulke ellenlange beschou wingen te wijden. Toen de heer van Eek zeide, dat deze voorstellen zakelijk goed waren, stond hij een oogenblik met beide beenen op het terrein van de werkelijkheid, maar daar gevoelt hij zich buitengewoon slecht thuis; daarom begon hij ook terstond allerlei bespiegelingen te houden om toch maar gauw alle kracht aan zijn eerste opmerking te ontnemen. Spreker herinnerde zich toen wat de heer Albarda heeft ge schreven in de Socialistische Gids van Maart 1934 naar aan leiding van een voorstel van de afdeeling Leiden voor het Paaschcongres van de S.D.A.P., welk voorstel zoodanig buiten de werkelijkheid stond, dat hij meende den voorstellers een geduchte afstraffing te moeten geven. Die afstraffing heeft absoluut geen resultaat gehad, want zij die aan dat voorstel hebben medegewerkt, komen nu op een dergelijk terrein met diezelfde gedachte; nu hebben zij gelegenheid gevonden die in den Baad te propageeren; de heeren hebben nu althans een uitlaatklep gevonden voor hun gedachten. Zelfs in zijn eigen partij staat de heer van Eek wel danig alleen in zijn be schouwingen; ook in zijn eigen fractie zullen er wel zijn, die hierover anders denken. De heer Duys heeft eens in den Haagschen Eaad opgemerkt, dat in dezen kapitalistischen tijd zelfs een socialist wel 15.000.of 20.000.per jaar noodig had om zich behoorlijk te kunnen uitleven; dit blijft nog ver af van hetgeen hier voorgesteld wordt. Het opmerke lijkste vond spreker echter, dat de heer van Eek sprak van democratische rechtvaardigheid, dat noemt spreker in dit verband eenvoudig groote woorden. Wanneer men het zakelijk juiste van dit voorstel erkent, dan moet men daaraan ook toetsen de verordeningen van Leiden en wanneer die zoodanig zijn, dat een adjunct-directeur van de Lichtfabrieken een bepaald salaris moet hebben, dan dient men dat zonder meer te aanvaarden; anders past men geen democratische recht vaardigheid toe, maar democratische onrechtvaardigheid. Men steelt dan van den man, wien men te kort doet. De omvang van het bedrijf is van dien aard, dat de voor stellen van Burgemeester en Wethouders ten volle gerecht vaardigd zijn. Toen de heer Wilbrink, met wiens betoog spreker het van harte eens is, een tipje oplichtte van den sluier der salaris- politiek bij de Lichtfabrieken, heeft spreker zich achter het oor gekrabd bij het vernemen van een dergelijke methode van bezoldiging van personeel in openbaren dienst. Spreker heeft bestuurders van vakorganisaties weieens hooren spreken over sabotage van de salarisregeling en onderschrijft het ten volle: het is sabotage van de salarisregeling. Zoodra men dit erkent, moet men de consequentie van die erkenning aan vaarden en in de plaats van de sabotage een eerlijke uitvoering van de regeling stellen, die openbaar en voor ieder duidelijk is, zoodat geen twijfel bestaat omtrent datgene, waarop ieder recht heeft. De heer Stokhuyzen, iemand, die bij de Lichtfabrieken met de distributie belast is, naar buiten optreedt en in con tact komt met de buitengemeenten, heeft er meer belang bij, adjunct-directeur te zijn dan zijn collega, die voortdurend binnen den kring van het bedrijf werkt, al heeft de laatste ook ten volle recht op dien titel. Het is echter in de eerste plaats in het belang van de gemeente, dat de eerstgenoemde dien titel heeft; dat ook zijn eigen belang er mede gediend is, is voor hem een gelukkige omstandigheid. De titel „hoofdboekhouder" heeft spreker geërgerd, zoolang hij lid van den Eaad is en reeds in het eerste jaar van zijn Eaadslidmaatschap heeft spreker de aandacht er op gevestigd, dat de positie van dezen functionaris niet beantwoordde aan den titel, dien hij had en die positie ook niet naar behooren werd bezoldigd. Alle groote centralen geven aan een ambtenaar als de heer Wiggers een veel hoogere bezoldiging dan deze ooit heeft gehad. Bij zijn aanstelling kon zijn salaris regeling den toets der vergelijking niet doorstaan, indien men haar vergeleek met die, welke aan een dergelijken ambtenaar te Amsterdam, Haarlem, Den Haag of bij de provinciale bedrijven werd betaald. Dit verschijnsel doet zich ook voor bij andere hoofdambte naren der gemeente. Deze ambtenaren hebben reeds vele jaren hun offer gebracht, want de gemeente heeft van hun werkkracht geprofiteerd tegen een te lage bezoldiging. Het gemeentebestuur is het hiermede in beginsel eens en reeds veel eerder had men dit voorstel willen doen. Het is daarom jammer, dat het nu wordt gedaan, maar de slechte tijdsomstandigheden mogen den Eaad er niet van weerhouden een daad van rechtvaardigheid tegenover de betrokkenen te doen. Sommige sprekers deden het voorkomen, alsof deze ambtenaren in eens een verhooging van 500.of 1.000. krijgen. Dit zijn ook alweer groote woorden, want wanneer Verordening op het beheer van de bedrijven enz. (de Reede e.a.) de heer Wiggers bevorderd wordt, dan zal het althans voor hem nog een jaar duren voordat hij eenig profijt heeft van zijn promotie en nog vele jaren, vóórdat hij eindelijk de hem toegedachte 1.000.ontvangt en dan nog altijd onder de gewone korting. Men is dus geheel op den verkeerden weg, wanneer men met die bedragen schermt, alsof die maar ineens uit de gemeentekas verdwijnen. Ook spreker is de bevordering van anderen, waarvoor de heer Eikerbout zich bevreesd maakt, niet onverschillig, maar spreker zal niet, zooals de heer Eikerbout, pressie op het College uitoefenen, althans nu niet, omdat spreker begrijpt dat het College met buitengewone belangstelling afwacht de beslissing op deze voorstellen; spreker zou kunnen be grijpen, dat het College in een verwerping zou zien een uit spraak van den Eaad tegen positie-verbeteringen, ofschoon deze dringend noodzakelijk zijn, want de geheele Eaad heeft dit in feite erkend. De heer van Eek vroeg, wat de voorstan ders van bezuiniging waarmede kennelijk op spreker ge doeld werd wel van deze voorstellen zouden denkenspreker ziet daarin weer het bewijs, hoe ver de heer van Eek soms buiten de werkelijkheid kan staan, want bezuiniging is nuttig en moet in dezen tijd zeerzeker zooveel mogelijk doorgevoerd, althans op niet economisch nuttige uitgavenbij de gemeente zijn wel dergelijke uitgaven en nu heeft spreker zich alleen verzet tegen niet economisch nuttige uitgaven. Hier heeft men evenwel een uitgave, die economisch nuttig en sociaal rechtvaardig isdie beide motieven zijn voor spreker voldoende om het College hierbij van harte te steunen. De heer Koole zegt, dat de heer van Eek de aanstelling van ir. Stokhuyzen tot adjunct-directeur niet noodzakelijk achtte en de daaraan verbonden salarisverhooging ten sterkste afkeurde. Spreker staat te dien aanzien op een ander stand punt en meent dat iemand, die heeft medegewerkt aan de uitbreiding van beide fabrieken, waar hij in 1922 door het College daarvoor reeds geschikt werd geacht, thans hiervoor het eerst in aanmerking komtook voor arbeiders zou gelden, dat zij in aanmerking komen voor het hoogere salaris, wan neer zij het werk van hoogere functies verrichten. Daarom kan spreker zich met dit punt vereenigen. Het voorstel om den heer Wiggers salarisverhooging te geven, verschilt echter zeer met het eerstgenoemde punt; daarbij was een vacature ontstaan tengevolge van de uitbreiding van het bedrijf; de tweede vacature is echter ontstaan door het overlijden van den heer Schoo; diens functie werd door den heer Wiggers overgenomen. Meer werk kon hij niet doen, omdat hij als hoofdboekhouder de 100 procent reeds gaf. Na het overlijden van den heer Schoo heeft het College diens werkzaamheden aan den heer Wiggers opgedragen, die ook belast werd met de zorg voor de administratie van het radio-distributie- bedrijf. De heer Wiggers kan deze werkzaamheden onmogelijk geheel alleen doen. Nu acht spreker het wel gewenscht, dat de heer Wiggers hetzelfde loon ontvangt, dat wijlen de heer Schoo kreeg, n.l. 5.200.maar het zou hem tegen de borst stuiten, wanneer de heer Wiggers alleen het financieele voor deel zou genieten en de ambtenaren, die hun aandeel in het werk hebben gehad, daarvan niet eveneens zouden profiteeren. Het is voor spreker een raadsel, hoe het amendement van den heer Wilbrink ter tafel is gekomen. Het oorspronkelijke voorstel van Burgemeester en Wet houders zou niet gewijzigd zijn, indien men de zekerheid had kunnen verkrijgen, dat de sociaal-democraten en bloc voor het eerste voorstel van Burgemeester en Wethouders zouden stemmen. Toen bleek, dat dit niet het geval zal zijn, moest men stemmen koopen, hetgeen men gedaan heeft met het amendement van den heer Wilbrink. Men doet het voorstel niet gaarne, omdat het niet nood zakelijk is. De heer Fehmers heeft nooit geklaagd, dat de werkzaamheden hem te zwaar vielen, of gezegd, dat hij er een hoogere financieele vergoeding voor moest hebben. Spreker kan dan ook alleen zijn stem geven aan het eerste gedeelte van het voorstel sub a, mits dit Voorstel overeen komstig het verzoek, dat spreker thans doet, gesplitst in stemming wordt gebracht. Indien het laatste niet geschiedt, zal spreker een voorstel daartoe indienen. De heer van Es geeft in zekeren zin toe, dat de goed be zoldigde betrekkingen een tijd lang het monopolie zijn ge weest van een bepaalde klasse, maar is het volstrekt niet eens met de gedachte van den heer van Eek, dat men de verandering, die op dit punt gekomen is, te danken heeft aan de democratie. Op dit punt is er een groote verandering van inzicht gekomen; spreker herinnert zich nog heel goed den tijd, dat de mannen van christelijke levensovertuiging en speciaal zij, die afkomstig waren van families, die met de bewegingen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 17