MAANDAG 18 JUNI 1934.
247
Verordening op het beheer van de bedrijven enz.
(Wilbrink.)
de wijziging van de salarissen der leidende functionarissen.
In alle andere overheidsbedrijven zon het tot nitdrukking
komen, hetzij in de uitbreiding van den staf, hetzij in een
hoogere salarieering van dien staf. In Leiden is de staf echter
verkleind, niettegenstaande ten gevolge van de groote uit
breiding der fabrieken de verantwoordelijkheid der leidende
personen grooter is geworden, een scherper toezicht en ook
een grooter organisatietalent noodig zijn om de zaak in het
goede spoor te honden. De verkleining van den staf was
moeilijk, doordat in 1920 ambtenaren zijn benoemd, die ge
toond hebben het bedrijf volkomen onder hun verantwoorde
lijkheid uitstekend te kunnen leiden en hun taak zoo te ver
vullen, dat het in alle opzichten den toets der critiek kan
doorstaan. Na het overlijden van den hoofdambtenaar, den
heer Schoo, heeft men aan den staf, d. w. z. aan ir. Fehmers
en aan den hoofdboekhouder een gratificatie verleend over
het tweede halfjaar van 1931 van 250.en 350.omdat
dezen ieder een deel van de werkzaamheden van den heer
Schoo hadden overgenomen. Ir. Stokhuyzen heeft verder een
gratificatie van 1.000.ontvangen bij de oprichting van
het radio-distributie-bedrijf. Het is bij alle gemeentelijke
bedrijven en instellingen gewoonte om, als tijdelijk de taak
van een ander wordt waargenomen, daarvoor een vergoeding
te geven; die vergoeding is over het eerste halfjaar ook uit
gekeerd, maar daarna heeft men met verdere uitkeeringen
gewacht, omdat men bezig was aan een reorganisatie, waar
aan ook verbonden was een andere salarisregeling voor deze
functionarissen, waarbij al deze quaesties zouden worden
opgelost, dus niet alleen de quaestie van het radio-distributie-
bedrijf, maar ook de bezetting van den staf en daarnevens
de groote uitbreiding van de fabrieken, tengevolge waarvan
de leidende staf zich dagelijks moet instellen op al het nieuwe,
wat er op technisch gebied verschijnt en dit in toepassing
moet brengen. Nog nooit is geklaagd, dat de Directie van
de Leidsche Lichtfabrieken achterlijk was; zij heeft integen
deel te allen tijde getoond bij te zijn en zich in alle technische
vragen volkomen te hebben ingewerkt. Waar aan de eischen,
die men stellen mag, allemaal wordt voldaan, waar de uit
komsten gunstig zijn, gezien de sterke uitbreiding van het
bedrijf en de goede outilleering ervan, zoodat het in alle
opzichten konkurrenzfahig is, is er toch reden om de waar
deering, die de gemeente heeft voor al dezen arbeid en voor
de bijzondere wijze, waarop deze personen hun taak ver
vullen, tot uiting te brengen in een salarisverliooging of
rangsverhooging.
Bij de benoeming van den heer Wiggers tot hoofdboek
houder is door vooraanstaande Raadsleden uitgesproken, dat
van hem verwacht werd, dat hij objectief zou staan tegenover
de administratie aan de Lichtfabrieken, omdat daaraan nogal
wat ontbrak, omdat men het gevoel had, dat men in een
chaos leefde. Het is gebleken, dat men toen den rechten man
op de rechte plaats heeft gevonden; de heer Wiggers bleek
niet alleen in staat den boel gaande te houden, maar ook een
grondige reorganisatie van de administratie van de Licht
fabrieken tot stand te brengen en bovendien een combinatie
in die administratie, welke voor de gemeente zeer groote
voordeelen heeft opgeleverd.
In tal van andere fabrieken zoekt men naar een dergelijke
combinatie, die hier mogelijk is gebleken door den ijver en
de toewijding, maar bovenal door het organisatietalent van
het tegenwoordige hoofd der administratie. Men kan met den
heer van Eek zeggen: de heeren mogen dankbaar zijn, dat
zij een gemeentelijke betrekking hebben, waardoor hun salaris
verzekerd is, maar men kan ook zeggen: de gemeente mag
dankbaar zijn, dat zij in de leiding van deze bedrijven, die
van buitengewoon groote beteekenis zijn, ook voor de finan
ciën der gemeente, personen heeft, die niet alleen hun ver
antwoordelijkheid ten volle kunnen dragen, maar bovendien
getoond hebben eerste klasse menschen te zijn. Men heeft
gedurende langen tijd verzuimd tegenover deze hoofdamb
tenaren datgene te doen, wat men zeer zeker tegenover lagere
ambtenaren in gelijke omstandigheden reeds lang gedaan
zou hebben. Hun taak heeft een uitbreiding ondergaan,
waaraan men bij hun benoeming niet heeft gedacht en
waarvan zij zelf toen niet de mogelijkheid konden veronder
stellen. Op het oogenblik weet men echter, voor welke taak
zij gesteld zijn en welke verantwoordelijkheid zij dragen en
op grond daarvan mag de Raad, niettegenstaande de on
gunstige tijdsomstandigheden, de vrijmoedigheid hebben, de
voorstellen van Burgemeester en Wethouders te aanvaarden.
Spreker laat voor rekening van den heer van Eek, wat
deze zegt en denkt over sprekers voorstel als middel om den
tegenstand van de R.K. Raadsfractie tegen de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders te overwinnen. Spreker
moet het echter beslist afwijzen, omdat hij zich niet blind
staart noch op de leiding van het radio-distributie-bedrijf,
Verordening op het beheer van de bedrijven enz.
(Wilbrink e.a.)
noch op de waarneming van de betrekkingen, die voorheen
voor rekening van den heer Schoo kwamen, maar wel alles
samenvat en daarbij rekening houdt met de uitbreiding van
de bedrijven, waarin ieder van deze functionarissen zijn aan
deel heeft gehad en geen enkele is tekortgeschoten.
Men zou spreker kunnen verwijten, dat hij den Directeur
niet in zijn beschouwingen heeft betrokken. Het is echter
ook den heer van Eek bekend, dat de Directeur, voor wien
de Commissarissen de grootste waardeering hebben, voor
zichzelf heeft afgezien van iedere salarisverhooging, in de
hoop, dat de voorstellen, door hem gedaan en thans aan den
Raad voorgelegd, gemakkelijker door den Raad geaccepteerd
zouden worden.
Indien men onder de suggestie leeft, dat spreker zijn
voorstel heeft gedaan op grond van de overweging, de R.K.
Raadsfractie voor de voorstellen van Burgemeester en Wet
houders te winnen, zal spreker dit bezwaar moeilijk kunnen
ontzenuwen. Voor spreker staat bepaald vast, dat het voorstel
van het College voor de toekomst eigenlijk alleen aannemelijk
is als sprekers amendement er in wordt opgenomen. Er zijn
wel eens persoonlijke moeilijkheden en spreker zou bevreesd
zijn, dat die verder zouden komen als het voorstel van het
College ongewijzigd werd aangenomen. Wanneer men ten
aanzien van twee personen tot uitdrukking wil brengen de
waarde van hun qualiteiten voor het bedrijf, mag men den
derde niet uitschakelen. Spreker weet, dat eenige moeilijkheid
veroorzaakt werd door het feit, dat aan ir. Fehmers geen
rangsverhooging kan worden toegekenddoor de wijze, waarop
het nu is geredigeerd, is aan dit bezwaar, dat ongetwijfeld
het eenige was, dat het College heeft weerhouden in zijn
eerste voorstel ook ir. Fehmers te noemen, tegemoet gekomen.
Daarmede wordt het belang van de fabriek gediend; hieraan
zit een financieele, maar voor den betrokkene ook een moreele
kant. In financieel opzicht kan het worden goedgemaakt door
dezen functionarissen een toelage of vergoeding toe te kennen,
maar wanneer spreker pleit voor deze bevordering, dan is het
moreele effect voor den betrokkene hierin gelegen, dat openlijk
wordt uitgesproken door den Raad, die eigenlijk het bestuur
van de gemeente vormt, dat hun ijver en toewijding ook
door den Raad worden gewaardeerd.
De heer Wilmer zegt, dat zijn fractie waarschijnlijk niet
homogeen haar stem zal uitbrengen, waarin tot op zekere
hoogte al ligt een weerlegging van de insinuatie van den
heer van Eek aan het adres van den heer Wilbrink en van
het College. Wanneer spreker vóór dit voorstel stemt, doet
hij dat ondanks ernstige bezwaren, die hij heeft gehad en
nog heeft.
In de eerste plaats heeft spreker het bezwaar, dat hij het
niet eens is met de motiveering van het Collegein de tweede
plaats ligt dit voorstel niet in de lijn en valt het buiten het
kader van de door het College inzake de salarieering van
het gemeentepersoneel gevoerde politiek.
Er wordt hier niet als motiveering gegeven, dat de drie
betrokken ambtenaren op zoo voortreffelijke wijze hun
werk doen, dat hun salaris niet evenredig is aan hun arbeids
prestatie.
Met een dergelijke motiveering op zichzelf beschouwd zou
spreker zich kunnen vereenigen, maar men geeft als moti
veering de verandering van het karakter van het ambt en
in deze is spreker het volkomen eens met wat de heer van Eek
Heeft gezegd. Spreker staat veel liever op dit breedere stand
punt ten opzichte van wat men van een ambtenaar mag
vragen, dan op het smallere standpunt, dat blijkbaar wordt
ingenomen door den Wethouder voor de Bedrijven.
Men mag niet zoo spoedig spreken van een verandering
van het karakter van een ambt, wanneer er eenige werk
zaamheden bij komen. Wanneer de werkzaamheden op
eenigerlei wijze worden verzwaard, mag dat, op zich zelf
beschouwd, niet aan een ambtenaar het recht geven op
een verhooging in rang of salaris. Een ambtenaar moet zijn
plicht en taak ruim weten op te vatten en in die ruime
opvatting moeten Burgemeester en Wethouders hem voor
gaan. Het spijt spreker, dat het ingekomen stuk bij hem
den indruk wekt, dat het College, en speciaal de Wethouder
voor de Bedrijven, een te enge opvatting heeft van de plichten
en de taak, die op een ambtenaar rusten.
In de tweede plaats valt dit voorstel buiten de lijn en
het kader van de politiek, welke door het College wordt
gevolgd ten aanzien van de salarieering van het gemeente-
personeel. Het is bekend, dat het herhaaldelijk voorkomt,
ja, ongeveer regel is, dat als de verantwoordelijke leiding
van een bedrijf of instelling, de directie, gesteund door de
Raadsleden, die deel uitmaken van de Commissie van Beheer
of de Commissie van Advies, bij Burgemeester en Wet
houders met klem er op aandringen een of anderen ambtenaar,