GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 117 INeDKOHEK STI KIiEX. N°. 139. Leiden, 14 Juni 1934. Zooals Uw Vergadering bekend is, heeft het vraagstuk van de demping van het Levendaal reeds lange jaren een punt van ernstige overweging uitgemaakt. Omtrent de wenschelijkheid van dit werk, zoowel uit hygiënisch oogpunt als in het belang van het verkeer, behoeven wij thans wel niet uit te weiden; te dien opzichte bestaat, dunkt ons, £een verschil van gevoelen. Eveneens meenen wij ons er van te kunnen onthouden U een overzicht te geven van den gang van zaken met betrekking tot dit vraagstuk. Wij volstaan daarom met de mededeeling, dat wij, nadat besloten was het vraagstuk los van het uitbreidingsplan te behandelen, in de maand Juli 1930 den Directeur van Gemeentewerken opdroegen plannen in zake de demping van het Levendaal in te dienen. Deze plannen, in hoofdzaak omvattende de demping van het Levendaal, het maken van een verbinding tusschen de 4e Binnenvestgracht en de Utrechtsche brug en het ver- breeden van deze brug, werden ons 18 April 1931 toegezonden. Nadat wij het advies der Commissie van Fabricage hadden ingewonnen, besloten wij in onze vergadering van 22 October 1931 de voor de demping noodige gelden bij Uwen Baad aan te vragen. De tijdsomstandigheden hebben echter de uitvoering van dit voornemen verhinderd. Bij het overleg met Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangaande het destijds door ons ontworpen urgentieprogramma bleek n.l., dat van dit College geen goedkeuring was te verwachten op een raadsbesluit tot uitvoering van dit werk op de normale wijze. Wij konden toen geen vrijheid vinden desondanks een dergelijk besluit van Uw Vergadering uit te lokken, eenerzijds omdat daarvan resultaat ook bij een eventueel beroep op de Kroon tegen weigering van de noodige goedkeuring door Gedeputeerde Staten niet te verwachten was, anderzijds omdat er voor het standpunt van Gedeputeerden inderdaad goede gronden waren aan te voeren. Wij hebben toen overwogen, of niet langs anderen weg toch tot demping van het Levendaal c.a. zou kunnen worden gekomen, n.l. door dit werk in het bijzonder dienstbaar te maken aan de bestrijding van de werkloosheid. Indien het immers mogelijk bleek dit werk uit te voeren bij wijze van werkverschaffing met Bijkssubsidie, zou reeds dadelijk een deel van de geldelijke bezwaren tegen het plan zijn ver vallen. Weliswaar is een werk als het onderhavige, wat het loonpercentage betreft, niet zoo gunstig te noemen, daar staat tegenover, dat bezwaarlijk andere werken zijn te vinden, die een nuttiger en met meer instemming begroet resultaat zullen opleveren. Overleg nu met het desbetreffende Departement gaf ons de zekerheid, dat de mogelijkheid van Bijkssubsidie voor dit werk inderdaad aanwezig was. Niettemin bleef het de vraag, of de uiteraard zeer groote kapitaalsuitgave, welke de demping van het Levendaal zal vorderen, in de bestaande moeilijke tijdsomstandigheden mogelijk zou zijn. Ten einde tot een bevestigende beant woording van deze vraag te kunnen komen, besloten wij tegelijk met het voorstel inzake de demping Uw Vergadering in overweging te geven over te gaan tot heffing van een zgn. baatbelasting, als bedoeld in art. 281 der gemeentewet, d.w.z. een belasting, welke geheven wordt van gebouwde of ongebouwde eigendommen en hun aanhoorigheden, die ge baat zijn door werken, door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebracht, naar grondslagen, volgens welke een billijke bijdrage in de kosten van die werken wordt gevorderd. Wij achten het alleszins redelijk, dat i.e. een zoodanige bijdrage wordt gevorderd. Weliswaar is de demping een in het algemeen belang ondernomen werk, doch dit brengt bijzondere voordeelen mede voor de eigenaren van de aan en in de onmiddellijke nabijheid van het Levendaal gelegen perceelen, welke door de demping belangrijk in waarde zullen vooruitgaan. Ongeveer terzelfdertijd, toen de mogelijkheid van uitvoering van de demping van het Levendaal vasteren vorm ging aan nemen, was bij ons College in overweging een voorstel van den Directeur der Gemeentewerken tot doortrekking van de Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat tot den Maredijk. Wij hebben toen, gelet op den aard der daarvoor vereischte werkzaamheden, gemeend ook dit werk voor uitvoering in werkverschaffing in aanmerking te moeten brengen en wel aldus, dat het met de demping van het Levendaal c.a. als één geheel zal zijn te beschouwen. Combinatie toch van deze twee werkverschaffingsobjecten zal in verschillende op zichten een economische uitvoering in de hand werken, terwijl het werk aan de Oegstgeesterlaan door zijn hooger loon percentage het uit een oogpunt van werkverschaffing minder aantrekkelijke loonpercentage van de demping van het Levendaal c.a. gunstig zal beïnvloeden. Bovendien verkrijgt de gemeente door dezen straataanleg aanmerkelijke opper vlakten bouwrijpen grond, gelegen in een gezocht stads gedeelte en derhalve voor spoedigen verkoop op gunstige voorwaarden in aanmerking komende. Door den verkoop van deze gronden zullen belangrijke, thans vastliggende kapitalen vrijkomen, hetgeen de financiering van den kapitaal- dienst der gemeente, die door de demping van het Levendaal c.a. zwaar wordt belast, weer ten goede zal komen. Intusschen ontveinzen wij ons niet, dat, ondanks de in het bovenstaande aangegeven directe en indirecte compen saties, de uitvoering van het onderhavige complex werken een groot offer van de gemeente zal vergen. Wij meenen echter, dat dit offer moet worden gebracht, in het bijzonder omdat de werken een ruime werkgelegenheid voor de Leidsche werkloozen zullen scheppen, hetgeen de noodzakelijkheid van steun-uitkeering zal beperken, en gelet op de groote verbeteringen, welke de demping van het Levendaal zoowel uit hygiënisch als uit verkeersoogpunt zal brengen. Thans overgaande tot een meer gedetailleerde bespreking van onze voorstellen, mogen wij het volgende opmerken. I. Demping van het Levendaal c.a. Het plan, waarvan bij den vorenaangegeven opzet is uitgegaan, omvat in de eerste plaats de demping van het Levendaal, voorzoover gelegen tusschen de Barbarabrug en de 4e Binnenvestgracht. Aan gezien het gedempte Levendaal de functie zal verkrijgen van deel uit te maken van de verbinding Oost-West (Hooge Bijndijk Haagwegdoor de stad en als zoodanig derhalve m de plaats zal treden van de Hoogewoerd, is een recht- streeksche verbinding ontworpen tusschen het Levendaal en den Hoogen Bijndijk, gepaard gaande aan een noodzakelijke verbreedmg van de Utrechtschebrug. Op de bij dit voorstel ov ergelegde teekeningen is een en ander nader aangegeven. Zooals uit die teekeningen blijkt, is als algemeen dwars profiel voor den nieuwen weg aangehouden een rijweg met aan weerszijden een trottoir. De totale breedte van den weg bedraagt voor het gedeelte BarbarabrugGeeregracht ge middeld 20,50 Meter, n.l. een rijweg van 13 Meter en trottoirs van 3,75 Meter, en voor het gedeelte Geeregracht 4e Binnenvestgracht gemiddeld 26 Meter, n.l. een rijweg- van 16 Meter en trottoirs van 5 Meter. In laatstbedoelde trottoirs zal een daarvoor geschikt te achten beplanting worden aangebracht. De rijweg bezit voldoende ruimte voor dubbel tram verkeer, terwijl daarnaast nog voldoende breede rijbanen overblijven voor het verdere rijverkeer. Voor de verbinding van het Levendaal met den Hoogen Bijndijk dient het gedeelte water tusschen de Vestebrug en de Bustiekebrug te worden gedempt. Tusschen Yestebrug en Plantagebrug verkrijgt men aldus een breedte van slechts i 6,50 Meter. Yoor doortrekking van den weg op zijn olie breedte zouden een tweetal perceelen moeten worden aangekocht en voorzooveel noodig afgebroken. Ofschoon dit op zich zelf zeer zeker wenschelijk zou zijn en op den duur ook niet zal kunnen uitblijven, zoo meenen wij toch, dat voorloopig, ter beperking van de kosten, met een plaatselijke versmalling van den weg moet worden volstaan. Tusschen de Plantagebrug en de Utrechtschebrug is een pjweg ontworpen van A: 15 Meter breedte met ter weerszijden trottoirs van 3,60 Meter, met boombeplanting. Langs het aan. de zijde van de Zoeterwoudschesingelgraclit gelegen trottoir is, met het oog op een goede aanpassing aan de omgeving, een 5 Meter breed grastalud met beplanting- gedacht. Voor een en ander zal het noodig zijn, dat een klein ge deelte van genoemde singelgracht wordt aangeplemptdeze smgelgracht zal ter plaatse echter nog een breedte van onge veer 20 Meter op de waterlijn behouden. Tusschen den nieuwen verbindingsweg en de Plantage blijft nog een driehoekig terrein over, hetwelk zijn bestemming van plantsoen kan behouden. De verbreeding van de Utrechtschebrug, in het plan opge nomen, ten einde een goeden overgang tusschen den nieuwen weg en den Hoogen Bijndijk te verkrijgen, is aldus ontworpen, dat naast de beide tramsporen vrije rijbanen voor het overige rijverkeer ontstaan, met verbreeding van de trottoirs. De breedte van de brug bedraagt thans 8 Meter, waarvan 5 Meter voor den rijweg en 1,50 Meter voor elk der trottoirs na verbreeding- zal zij bedragen 20 Meter, n.l. een rijweg van 12,80 Meter en trottoirs van 3,60 Meter. De beide leunmgen komen dan ongeveer in het verlengde van de voorgevelrooilijnen van den Hoogen Bijndijk. In verband met de demping is het voorts noodig de thans m het Levendaal loozende rioleering op te vangen in een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1