WOENSDAG 13 JUNI 1934. Aangaan gcldleening. (Voorzitter.) Art. 7. De nadere regeling van de wijze van uitgifte, de betaalbaar stelling der aflosbaar gestelde obligatiën en der coupons, geschiedt door Burgemeester en Wethouders. Art. 8. De opbrengst der geldleening zal strekken tot dekking van de algeheele aflossing van het restant der 4| obligatie- leening van 2 April 1914, bedragende, na de aflossing per 1 Juli 1934, 1.100.000.—, en voor het overige deel tot dekking van buitengewone uitgaven op Hoofdstuk XVI van den Kapitaaldienst. B. tot algeheele aflossing op een nader door Burgemeester Aangaan geldleening. (Voorzitter.) en Wethouders te bepalen tijdstip van het restant der 4J obligatieleening, aangegaan bij Raadsbesluit van 2 April 1914; G. over te gaan tot vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. Niemand het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 2