MAANDAG 4 JUNI 1934. 223 Verplaatsing Veemarkt. (van Eek e.a.) De noodzakelijkheid van de voorgestelde werken staat vast. Het is geoorloofd, op een andere wijze naar een oplossing te zoeken, maar op den duur zal men deze zaak definitief moeten oplossen. Over eenige jaren zal men toch voor de noodzake lijkheid komen te staan, het grootere plan uit te voeren. Is het dan niet gewenscht het thans te doen, nu het economisch van groot belang is door het verschaffen van nuttig werk te zorgen, dat de verdiensten in het algemeen grooter worden dan zij oi> het oogenblik zijn? Wanneer de gemeente Leiden tot de uitvoering van dit werk overgaat, zal zij, indien daarop door den Eaad en het College sterke aandrang bij de Begeering wordt geoefend, voor een uitkeering uit het 60.millioenenfonds in aan merking kunnen komen, want bij zijn overweging van de maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid, kan het Bijk een gemeente als Leiden niet over het hoofd zien. Om al deze redenen kan spreker, die het in het algemeen eens is met de motieven, welke Burgemeester en Wethouders tot het doen van dit voorstel hebben geleid, dit voorstel niet steunen, omdat daardoor het groote veemarktplan voorloopig van de baan zal zijn. Het goede is de vijand van het betere. Spreker acht het gewenscht, dat dit punt van de agenda wordt afgevoerd en dient een daartoe strekkende motie van orde in. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van orde van den heer van Eek, luidende: „De Baad besluit, ten einde niet te belemmeren den aanleg van een nieuwe veemarkt op de terreinen achter Groenoord, punt 16 van de agenda af te voeren." Deze motie van orde wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bergers is tegen de motie van den heer van Eek. Wanneer de financiën der gemeente het toelieten, zou het groote veemarktplan een werkobject kunnen zijn, maar de uitvoering daarvan zou ook de gemeente kunnen benadeelen. Het verplaatsen van een markt is n.l. niet te vergelijken met een gewone verhuizing. Iedere markt heeft haar eigenaardig heden; de boeren, kooplieden en slagers zijn gewend aan een markt, ook aan de ligging van een markt; spreker zou juist bevreesd zijn, wanneer de markt geheel aan de buitenzijde van de stad komt te liggen, dat dit in het nadeel van de markt zou kunnen zijn, ook al wordt ze modern ingericht. Men heeft hier gelukkig een bloeiende markt, die vooruitgaat en het zou spreker werkelijk spijten wanneer straks door dit mooie nieuwe plan, dat de gemeente altijd geld zal kosten, het is een millioe- nenplaner moet rente voor betaald wordende markt verliep dat zou schade voor de gemeente zijn in plaats van voordeel. De heer Goslinga heeft zich in 1931, toen aan hem Markt wezen en Havendienst toegewezen werden, direct op het toen aanhangige veemarktplan geworpen en heeft toen getracht, dat tot een behoorlijk einde te brengen. Het plan was toen nagenoeg gereed; het eerste plan is n.l. met den Stadhuis brand geheel verloren gegaan; het moest toen geheel nieuw opgezet worden en is aanmerkelijk gewijzigd, met een over dekte veehal enz. Spreker heeft zich als Wethouder beijverd dat plan tot behandeling in den Baad te brengen, maar hij zag al heel spoedig, dat dit met het oog op de financiën een onmogelijkheid werd; dat plan kostte in totaal millioen en spreker kon daartegenover geen enkele meerdere in komst stellen aan marktgelden; men zou tenhoogste kunnen verwachten dat de marktgelden niet daalden, maar eenige meerdere ontvangst was tegenover die jaarlijksche uitgave, door spreker becijferd op 75.000.niet te verwachten. Spreker had als Wethouder van Financiën dus ernstig be zwaar om dit plan in den Baad te brengen. Dit was een groote teleurstelling voor het College, voor spreker, voor den Direc teur van den Markt- en Havendienst en ook voor Gemeente werken, die met bijzondere ijver en toewijding het nieuwe veemarktplan hadden geconcipieerd en zeker ook voor den nieuw-benoemden adjunct-directeur van Gemeentewerken, ir. Boogerd, die in Utrecht belast was geweest met den bouw van de overdekte markthal. Ook het College kan geen ijzer met handen breken. Het heeft zich afgevraagd, of het verantwoord was, de burgerij zulk een nieuwe last op te leggen, terwijl er eigenlijk geen behoorlijke financieele of economische voordeelen tegenover stonden. Men geeft weieens geld uit voor iets, dat niet direct finan cieel voordeel oplevert, maar waartegenover economische voordeelen staan, b.v. een betere outillage van de stad, die dan den doorslag geven. Spreker denkt hierbij aan een voor stel tot demping van het Levendaal. Bij dit plan was daarvan geen sprake. Het was alleen, dat Verplaatsing Veemarkt. (Goslinga e.a.) men grif voldeed aan de eischen van den Minister. De heer van Eek is anders weieens niet zoo ministerieel als hij nu blijkt te zijn. Het College was echter van oordeel, dat de bestaande toe stand niet bestendigd kon worden en gaandeweg zijn eenige urgente verbeteringen voorgesteld. Daarbij heeft spreker niet onduidelijk in den Baad laten doorschemeren, dat het voor stel tot verbetering van de oude markt m principe was het loslaten van het plan van de nieuwe veemarkt, maar spreker geeft volmondig toe, dat eerst in de toelichting van het thans aan de orde zijnde voorstel door het College ronduit is neerge schreven, dat het het groote plan loslaat. De heer van Eek zou in de verdediging van zijn motie gelijk hebben, wanneer het College verlegen zat om werkobjecten, maar het heeft l'embarras du choix en weet bijna niet, waar mee het zal beginnen. De heer SehiillerEn de Baad ziet niets De heer Goslinga begrijpt niet, hoe de heer Schüller er toe komen kan, deze interruptie te plaatsen. Morgen zal de bouw van een varkensslachthal van 3 ton worden aanbesteed. Aan besteed zijn de bouw van een recreatiezaal voor de gestichten en de aanleg van straten in den Boodenburgerpolder. Dit jaar zijn reeds 22 bestekken van Gemeentewerken aanbesteed. Neemt de heer Schüller dan geen nota van hetgeen in de Com missie van Fabricage wordt medegedeeld? Ter zake van de werkverruiming is van de zijde der gemeente groote activiteit getoond. De heer Schüller merkt op, dat de Wethouder eens moet nagaan, hoeveel Leidsche arbeiders daarbij tewerkgesteld zijn. De heer Goslinga moet met kracht en klem opkomen tegen de bewering, dat er in de gemeente niets gebeuren zou. De sociaal-democratische Baads fractie heeft zelf voor stellen gedaan omtrent onderwerpen, waarvan zij wist, dat zij in voorbereiding of in studie waren genomen. Er bestaat op het oogenblik alleen gebrek aan geld. Het denkbeeld om een beroep op het Bijk te doen tot het ver krijgen van een bedrag uit het 60.—millioenenfonds, is geen uitvinding van den heer van Eek: reeds in een van zijn vorige vergaderingen heeft het College een staatje op gemaakt van onderwerpen, waarvoor liet ten bate van de werkverruiming in Leiden een bedrag uit dat fonds hoopt te ontvangen. Dit staatje wordt dezer dagen verzonden. Burgemeester en Wethouders zijn op dit punt dus diligent en behoeven geen prikkels van buiten te ontvangen. Men behoeft niet bevreesd te zijn, dat als het nieuwe-vee- marktplan niet wordt aangenomen, het beschikbare geld in kas zal blijven. Het zal zoo efficient mogelijk worden besteed, maar waarschijnlijk aan objecten, die meer economisch en financieel nut hebben dan een nieuwe veemarkt. Elkeen die regeert, weegt op het oogenblik de belangen tegen elkaar af. Wanneer Leiden nu verkeert in de gelukkige om standigheid, dat het nog wat kan doen aan werkverruiming, tal van gemeenten hebben dit moeten stopzetten, dan is het toch zaak om hetgeen men kan doen zoo efficiënt mogelijk in te zetten, opdat het voor de gemeente en voor de burgers een zoo groot mogelijk economisch effect heeft. Nu zegt de heer van Eek: als gij dit later doet, zou het veel duurder worden. Is er dan een stijgende tendenz ten aanzien van loonen en materialen? Juist niet! Het is ook best mogelijk, dat het later veel goedkooper wordt. Al neemt men het voorstel-van Eek aan, dan duurt het nog zeker 5 jaar voordat de nieuwe veemarkt klaar is. Spreker stemt toe, dat het plan in vergevorderden staat van voorbereiding is, maar dat beteekent niet, dat men direct met de uitvoering kan beginnen; daaraan zit nog een heel groote onteigening vast, waarbij vergeleken die voor het Baadlmisplan nog maar kinderspel is; dat gaat dus zoo gauw niet. Intusschen wordt de toestand op de Steenstraat wekelijks onhoudbaarder. Het is volmaakt verantwoord om nu dit bedrag uit te geven en dan het groote veemarktplan tot. later en beter tijden te verschuiven. Van het door het College ge vraagde bedrag ad 155.000.is de helft ook voor de toe komst absoluut rendabel en economisch verantwoord. Het parkeerterrein-Schuttersveld zal ook in de toekomst nooit te onpas komen; het autoverkeer zal in de eerstkomende 10 jaren eerder toenemen dan afnemen; het parkeerterrein op de Beestenmarkt is ook in het geheel geen overbodige luxe; die uitgaven, alsmede de aankoop van den tuin van de Leid sche Broodfabriek zijn absoluut verantwoord. Die uitgaven bedragen tezamen ƒ90.000.aan de eigenlijke verbetering wordt niet meer dan 70.000.besteed; dat zou de nieuwe veemarkt ons per jaar aan rente en aflossing kosten. Het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 9