220
MAANDAG 4 JUNI 1934.
Belasting op tooneelvertooningen.
(Goslinga e.a.)
Bovendien moest de vermakelijkheid kosteloos of voor niet
meer dan f 0.30 per persoon, alles inbegrepen, toegankelijk
zijn. Het doel van deze bepalingen, nl. om te voorkomen, dat
vrijgesteld worden uitgaven voor vermaak en ontspanning,
is echter niet ten volle bereikt; het is nl. voorgekomen, dat
een vereeniging een kostbaren feestavond organiseerde, waar
voor belastingheffing zeerzeker op haar plaats was, doch
waarvoor vrijstelling moest worden verleend, omdat die voor
stelling kosteloos toegankelijk was. Dit is dus een ontdekte
maas in de verordening, die nu toegenaaid wordt. Daar moet
de heer Groeneveld van zijn standpunt vóór zijn.
Nu wil de heer Manders de derde voorwaarde uit de ver
ordening doen vervallen, zoodat wanneer de kosten van de
voorstelling niet bestreden worden uit de contributies, een
vereeniging de entrée kan heffen die zij wil, al was het 10.
per persoon. Met het amendement-Manders kan men de kost
baarste vermakelijkheden geven zonder een cent belasting
aan de gemeente te betalen. De heer Groeneveld heeft het
amendement wel niet verdedigd, maar heeft gezegd: het
zijn toch vereenigingen, die er geen bedrijf van maken. Maar
dan ontstaat de kans, dat vereenigingen, tot wier eigenlijke
doel dit niet behoort, zich daarvoor gaan leenen; dat is in
Den Haag gebeurddaar zijn schijnvereenigingen, die er zich
voor leenen om op hun naam kostbare vermakelijkheden te
geven voor leden van andere vereenigingen. Men is buiten
gewoon ingenieus in het vinden van gaten om de belasting
te ontduikenmen is daarin veel knapper dan de ambtenaren,
die de verordeningen samenstellen, maar dat ontheft de ge
meente niet van de taak om wanneer men dergelijke mazen
ziet, die er uit te halen en er tegen te waken, dat er grootere
mazen voor in de plaats gesteld worden. Spreker blijft dus
krachtig het voorstel van het College verdedigen en verzet
zich stellig tegen het amendement-Mandershet is volmaakt
redelijk, dat van kostbare voorstellingen belasting betaald
wordt. Waarom voor deze niet en voor andere wel? De ge
lijkheid van alle burgers voor de wet moet men hierbij ook
in aanmerking nemen.
Theoretisch heeft de heer Groeneveld volmaakt gelijk, dat
het zoo moeilijk is, tevoren te bekijken of de waarde van een
uitvoering 0.30 of meer per persoon is, maar practisch loopt
dat wel los en zijn de ambtenaren wel zoo geroutineerd in de
behandeling hiervan, dat zij dat wel kunnen zien.
Bij de beslissing op het verzoek om vrijstelling van belas
tingbetaling komt de vraag van meer of minder bezoek ten
gevolge van goed of slecht weer (hevige regenbui; plotselinge
donderbui) niet ter sprake, maar houdt de administratie
rekening met de kosten van den avond, de grootte van de zaal
en het aantal bezoekers, dat verwacht kan worden, alsmede
met de feestelijke vergaderingen van vorige jaren. Een ver
eeniging, die een bezoek van 300 personen verwacht, huurt
niet de Stadsgehoorzaal, waarin plaats is voor 1500 personen,
maar huurt ook geen zaal, die plaats biedt voor ten hoogste
100 personen. De grootte van de zaal geeft dus ongeveer aan,
het aantal personen, dat men verwacht. Er bestaat voort
durend contact tusschen het publiek en de administratie en
bij verschil van meening wordt de regeling zoo getroffen, dat
zij niet in het nadeel van de feestvierende vereeniging is.
Het weglaten van hetgeen Burgemeester en Wethouders
hebben voorgesteld, maar in nog sterkere mate het aannemen
van het amendement van den heer Manders, zou de zaak op
losse schroeven zetten. Er zouden daardoor zeer groote mazen
in de verordening ontstaan.
De heer Manders zegt, dat de Wethouder van Financiën
dadelijk de maas ontdekt heeft, die in de verordening zal
ontstaan. Elke verordening heeft echter mazen, en deze maas
bestaat ook, wanneer het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt aanvaard. De Wethouder erkent immers zelf,
dat hij aan de toegevoegde beperking zeer weinig heeft. Spre
ker is gaarne bereid den Wethouder te hulp te komen en
daarom de woorden indien deze kosten geheel of gedeeltelijk
bestreden worden uit de contributies of dergelijke verplichte
betalingen der leden en donateurs" te schrappen uit zijn amen
dement.
De Voorzitter constateert, dat de door den heer Manders
geciteerde woorden in het geheel niet in diens amendement
staan en veronderstelt, dat de heer Manders een geheel
nieuw amendement wenscht in te dienen.
De heer Manders zal aanstonds een opnieuw geredigeerd
amendement op de tafel van den Voorzitter laten deponeeren.
De Voorzitter zegt na eenigen tijd, waarin de heer Manders
het amendement nog niet heeft ingediend, dat hij zich de
vraag stelt, of het niet beter is, de beraadslaging over dit
Belasting op tooneelvertooningen.
(Voorzitter e.a.)
punt der agenda te schorsen. De Raadzaal is geen studeer
kamer, waarin men den geheelen middag kan zitten schrijven.
De heer Manders moet bij het redigeeren van zijn amen
dement rekening houden met hetgeen de Wethouder van
Financiën in deze vergadering heeft gezegd.
De Voorzitter zegt, dat de heer Manders de behandeling
der zaak niet langer kan ophouden.
De heer Manders zal de behandeling der zaak niet langer
ophouden dan noodig is in het belang der gemeente.
De heer Groeneveld wil niet betwisten, dat het misschien
wel eens is voorgekomen, dat een vereeniging bijzonder
kostbare programma's had, van een groote waarde per aan
wezigen bezoeker, maar is dat nu een reden om een ver
ordening te veranderen? Wanneer niet gezegd kan worden
dat een algemeen misbruik gemaakt wordt van een artikel,
is er toch geen reden om voor een enkel geval een verordening
te wijzigen; dan zou men elke verordening in elke Raads
zitting moeten wijzigen. Spreker ziet niet in, dat dit zoo'n
vaart zou loopen. Wanneer het programma veel meer kost
dan de entréeprijs bedraagt, moet het verschil uit de ver-
eenigingskas bijgepast wordendat is dus een correctief, dat
in de zaak zelf zitover het algemeen zullen de vereenigingen
niet bereid of in staat zijn groote bedragen bij te passen.
Spreker ziet die groote gevaren dus niet zoo, al zal het mis
schien wel eens een enkelen keer voorkomen, dat deze ver
ordening niet overeenkomstig de bedoeling wordt nageleefd.
Er worden echter zoovele verordeningen ontdoken; dat is
toch geen reden ze direct te wijzigen. Volgens den heer
Goslinga komt in Den Haag het misbruik voor dat ver
eenigingen, die niet tot doel hebben, feesten te geven, dit
als bedrijf gaan doen, maar dan kunnen zij dat tenhoogste
eenmaal per jaar slechts doen. Naar spreker vernam, heeft
men in Den Haag zelfs dit uitgevonden, dat men een groote
vereeniging heeft gesplitst in een groot aantal kleine, die
alle hun jaarfeest hebben, om zoodoende wel 10 en meer
belastingvrije feesten per jaar te kunnen geven. Daartegen
helpt zelfs dit artikel niet.
Dan heeft spreker ook als bezwaar aangevoerd de heer
Goslinga noemde dit een theoretisch bezwaar; neen, dit is
een practisch bezwaar dat door een slechte opkomst de
kosten per bezoeker zeer belangrijk zouden stijgen. Het
bestuur eener vereeniging kan daaraan niets doen.
Spreker heeft de grootste bewondering voor de knappe
ambtenaren, die geruimen tijd (de verordening spreekt van
10 dagen) van te voren de grootte van het aantal bezoekers
kunnen schatten, terwijl de besturen der vereenigingen het
niet kunnen.
Volgens den Wethouder zullen de ambtenaren met ver
schillende factoren rekening houden en den besturen der
vereenigingen ter wille zijn. Op die wijze komt men echter
op het terrein, waar geen vaste voorschriften bestaan en
de beslissing afhangt van het volkomen willekeurige inzicht
van den een of anderen ambtenaar. Spreker heeft zeer ernstige
bezwaren tegen een dergelijke naleving van een verordening.
De kosten van een programma zijn zeer moeilijk na te
gaan. Zoo deelde de voorzitter eener vereeniging spreker
mede, dat belanglooze medewerking van artisten duurder is
dan de betaalde medewerking. De zoogenaamde goedkoope
programma's kunnen dan in werkelijkheid zeer duur zijn,
terwijl men de kosten er van met eenig recht niet aan de
gemeente opgeeft, omdat een deel der kosten met het eigenlijke
programma niet te maken heeft.
Er zijn dus in de verordening zeer groote mazen, die door
het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet dicht-
gehaald worden.
Alles bijeengenomen, is het de moeite niet waard, de ver
ordening te wijzigen. De wijziging doet voor de betrokken
vereenigingen zeer veel onbillijkheden ontstaan. De wijziging
zal zeer weinig financieel voordeel opleveren. De mogelijkheid
van ontduiking is zeer groot.
Het bestaande artikel voldoet aan redelijke eischen en kan
gehandhaafd worden.
De heer Manders trekt zijn amendement in en vervangt
het door een ander.
Aangezien het amendement van den heer Manders is in
getrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een nieuw
amendement van den heer Manders, luidende: