MAANDAG 4 JUNI 1934.
Verordening op het Verkeer te land.
(Beekenkamp e.a.)
gaat er dus tegen, dat de Raad wordt uitgeschakeld om van
deze deskundige voorlichting gebruik te maken. In de practijk
zal dit uitloopen op een eindeloos wikken en wegen van de
argumenten van die commissie ten aanzien van bepaalde
punten.
Spreker verbaast zich eenigszins, dat juist door de sociaal
democraten een suggestie werd gelanceerd in de richting van
destructie van het parlementaire stelsel en ten nadeele van
de democratie. De sociaal-democraten maken altijd aanspraak
op het monopolie ter bescherming van de democratie, welk
recht spreker hen overigens ontzegt. De democratie is een
probleem geworden, zelfs in de S.D.A.P. Er zijn zelfs tegen
woordig sociaal-democraten, die boeken schrijven over ,,de
problemen der democratie"; in het boek van prof. Bonger
vindt spreker een opmerking, geheel in strijd met hetgeen
door de heeren van Eek en Groeneveld is gezegd. Prof.
Bonger zegt in zijn boek o.a., dat het eigenlijke werk van het
Parlement behoort te geschieden in de z.g. vaste commissies
en in hetzelfde verband dringt hij er op aan, dat in het Parle
ment alleen deskundigen over een bepaald onderwerp zullen
spreken. De tendenz van deze passage is duidelijk; en mutatis
mutandis geldt dit ook voor den Gemeenteraad, dat bepaalde
deskundigen over een bepaald onderwerp spreken en dat
niet Jan en alleman over datzelfde onderwerp ook nog eens
hun licht laten schijnen; door die veelheid van lichtpuntjes
zou men wel eens verblind kunnen worden, wat speciaal voor
het verkeer zeer bedenkelijk is. Spreker sluit zich bij den
heer Wilmer aan en steunt gaarne de gedachte van de dele
gatie aan het College, om de democratie te bewaren en het
parlementarisme in den Gemeenteraad tegen zich zelf te
beschermen; wanneer hier de weg wordt opengelaten, dat
35 Raadsleden hierover spreken, loopt het verkeer ernstig
gevaar in de war te geraken.
De heer Wilbrink wenscht enkele opmerkingen te maken
naar aanleiding van hetgeen de heeren Groeneveld en van
Eek hebben gezegd, maar zal dit niet uit bezorgdheid voor
de democratie doen, want deze zal ook zonder dit voorstel
staan of vallen.
Dit voorstel is onder zeer democratische leiding tot stand
gekomen en de Raad zal verstandig doen met het onge
wijzigd te aanvaarden.
In verreweg de meeste gevallen heeft de Raad het advies
van het College omtrent het nemen van maatregelen ten
aanzien van het rij verkeer aanvaard. Vaak hebben de heeren
Groeneveld en spreker, elk afzonderlijk of te zamen, die
voorstellen bestreden, doch zonder het bereiken van eenig
resultaat en het is spreker meestal om de resultaten en niet
om de besprekingen te doen.
De voorstellen van Burgemeester en Wethouders bevatten
in den regel de adviezen van de ambtenaren, te weten: den
Commissaris van politie of den Inspecteur van het verkeer
en den Directeur of Adjunct-Directeur van den dienst van
Gemeentewerken.
Deze ambtenaren zullen ook worden benoemd in de
nieuwe Commissie, waarm tevens opgenomen kunnen worden
drie van de meest deskundige Raadsleden en twee personen
uit de burgerij, die van het verkeersvraagst.uk studie hebben
gemaakt, misschien geen ambitie hebben voor het lidmaat
schap van den Raad, maar in deze Commissie uitstekend op
hun plaats zijn.
Door de aanvaarding van hun benoeming zullen de drie
Raadsleden den plicht op zich nemen, van het verkeers-
vraagstuk studie te maken. Wanneer men dit als gewoon
Raadslid gedaan heeft, ondervindt men vaak, dat zijn woord
in den Raad geen voldoende gehoor vindt. Men mag ver
wachten, dat dit woord in een kleinere commissie meer
ingang zal vinden.
In de Commissie voor de Strafverordeningen werden
weieens voorstellen van de vroegere adviseurs van Burge
meester en Wethouders gewijzigd en daarom vertrouwt
spreker, dat door de samenwerking van het College met de
nieuw te benoemen commissie een betere regeling van het
verkeer zal tot stand komen dan wanneer de Raad alleen na
kennisneming van het advies der twee ambtelijke adviseurs
een beslissing moet nemen.
Spreker waardeert het, dat de heer Yos, die. waarschijnlijk
over veel vrijen tijd beschikt, zoo dapper aan het werk is
geweest, maar vindt het eigenaardig, dat de door den heer
Vos geopperde bezwaren juist komen van de zijde van
iemand, die altijd wandelt, terwijl toch bijna de geheele
verordening uitsluitend ten bate van de wandelaars zal
worden vastgesteld. Geen Raadslid-fietser of -autobestuurder
heeft een verbodsbepaling gevraagd. De verzoeken om
verbodsbepalingen kwamen altijd van de zijde van de
wandelaars. Nu frappeert het spreker, dat er een stem komt
Verordening op het Verkeer te land.
(Wilbrink e.a.)
van de wandelaars: weg met die verboden. Een voorstel
om die verordening met haar 66 verboden en haar 22 ver
plichtingen af te schaffen, zou in de lijn van den heer Vos,
dien men zeker mag beschouwen als den vertegenwoordiger
van de wandelaars, liggen; dan zou men rustig door de stad
kunnen fietsen zonder bevreesd te zijn direct een proces
verbaal op te loopen. Spreker wacht dus met belangstelling
af het voorstel van een wandelaar om de fietsers van al die
verboden te verlossen.
De heer van Weizen zegt, dat Leiden niet de eenige stad
is, waar het verkeersvraagstuk op het oogenblik tamelijk
urgent is; leest men de beschouwingen in de dagbladen over
de beraadslagingen in de verschillende stedelijke Gemeente
raden, dan is er bijna geen plaats van beteekenis of er wordt
gehandeld over het verkeersvraagstuk.
Hier wordt voorgesteld, de beslissing over deze vraag
stukken geheel en al aan het College op te dragen, bijgestaan
door een commissie van deskundigen. Indien er nu één stad
is, waar het verkeersvraagstuk nijpend is, dan is het Rotter
dam (Hofpleinvraagstuk, Maasbrug); daar hebben ook
meermalen deskundigen hun licht laten schijnen over de
verschillende verkeersvraagstukkentot nu toe zijn die des
kundigen echter niet in staat geweest om ook maar één
vraagstuk tot een bevredigende oplossing te brengen. Hoewel
nu de verkeersproblemen in Leiden niet zoo groot van
omvang zijn als in Rotterdam op het oogenblik, schept die
deskundigheid voor spreker dus geen waarborg, dat altijd
de juiste voorlichting gegeven zal worden. Juist omdat
spreker zich spiegelt aan wat in Rotterdam en ook in andere
plaatsen voortdurend opgemerkt wordt, heeft hij ook geen
voldoende vertrouwen in dit voorstel om de oplossing van
al die vraagstukken te stellen in handen van het College
en van een deskundige commissie.
Dit beteekent geenszins, dat spreker de voorlichting van
deskundigen ten aanzien van détailpunten verwerpt. Wat
het College thans voorstelt, schept echter een precedent.
Het heeft niets met de vraag „democratie of geen democratie"
te maken. Den laatsten tijd worden vele beschouwingen
gewijd aan de vraag, of het niet beter is, de verschillende
vraagstukken, die thans ter behandeling aan de volks
vertegenwoordiging in Rijk, Provincie en Gemeente worden
voorgelegd, door een commissie van deskundigen te laten
behandelen. Spreker is het met de bevestigende beant
woording van die vraag niet eens, juist omdat de meeningen
zeer sterk uiteenloopen bij de beantwoording van de vraag,
wie „deskundig" is.
Het voorstel van het College zal absoluut niet beantwoorden
aan de verwachtingen, die men er van koestert en kan dan
ook niet in dezen vorm door spreker worden aanvaard.
De Voorzitter betuigt zijn dank aan de leden, die het
voorstel hebben ondersteund.
Spreker vindt het zeer zonderling, dat de heer Vos de
66 verboden en 22 verplichtingen ineens uit den weg wil
ruimen en daardoor niet alleen de voetgangers, maar ook de
fietsers en automobilisten wil blootstellen aan al de gevaren,
die zouden ontstaan, wanneer geenerlei regel voor het verkeer
in de stad meer bestond. Spreker kan niet begrijpen, hoe de
heer Vos op zijn leeftijd er toe gekomen is, het publiek zulke
geweldige risico's te laten loopen. Spreker kan zich nauwelijks
indenken, wat er gebeuren zou, wanneer geen regel voor het
verkeer meer bestond.
Wanneer de heer Vos daarover morgen op zijn ochtend
wandeling wil peinzen, zal hij tot de conclusie komen, dat
het inderdaad een zegen is, dat bepaalde regels bestaan en
men zich daaraan ook houdt.
Deze verordening is niet gemaakt om zooveel mogelijk
boeten in het laatje te brengen, maar wel om het publiek
zooveel mogelijk te beschermen tegen den overlast van
degenen, die niet weten, welke voorzorg men in acht moet
nemen om geen ongelukken te veroorzaken.
Spreker wist wel, dat de heer Vos zeer vooruitstrevend
was, maar het is voor hem een openbaring, dat de heer Vos
zoo verschrikkelijk wil vooruitstreven als hij nu getoond
heeft. In ieder geval spijt het spreker, dat de Raad bij dit
punt verder geen rekening meer met den heer Vos mag
houden en deze waarschijnlijk over de artikelen niet het
woord zal voeren, wat de Raad hem anders gaarne hoort
doen.
De heer Vos zal deze zaak verder wel doodzwijgen, haar
met verachting voorbijgaan en er niet meer zijn licht over
doen schijnen.
De heer Groeneveld heeft aanstoot genomen aan uit
drukkingen, die in de algemeene beschouwingen in het
praeadvies staan. De heer Groeneveld beschouwt de woorden