228
MAANDAG 4 JUNI 1934.
Verordening op het Verkeer te land.
(van Stralen e.a.)
XVII. Voorstel:
a. tot vaststelling van een verordening op het Verkeer te
land
b. tot wijziging van de verordening op de Straatpolitic
c. tot vaststelling van een verordening, regelende de samen
stelling en den werkkring van de Commissie, bedoeld in
art. 6 der verordening op het Verkeer te land;
d. om het adres van de Leidsclie Koetsiersvereeniging
„Verbetering zij ons Streven" inzake het rij verkeer op
de Korte Mare, als afgedaan te beschouwen.
(Zie Ing. St. Nis. 60 en 103.)
Hierbij komen tevens aan de orde.de voorstellen van den
heer Coster, luidende:
„Ondergeteekende heeft de eer den Eaad voor te stellen
in de verordening op het verkeer op te nemen, dat alle
taxi-anto's die in de Gemeente Leiden een standplaats in
nemen, moeten voorzien zijn van een goedwerkende taxi
meter."
en
„Ondergeteekende heeft de eer den Eaad voor te stellen,
alsnog het éénrichtingsverkeer Burchtsteeg en Aalmarkt in
de verordening op het verkeer op te nemen.",
het voorstel van den heer van Weizen, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor om het éénrichtingsverkeer
over de Uiterstegracht in de verordening op het verkeer op
te nemen.",
het amendement van de heeren van Bek en Groeneveld,
luidende
„Ondergeteekende stellen voor om artikel 78 der Verorde
ning op het Verkeer te Land aldus te doen luiden:
De bestuurder van een tramwagen is verplicht op den
openbaren weg de nadering van den tramwagen aan te
kondigen door het geven van een geluidsein:
a. vóór en bij het omrijden van een hoek en bij het naderen
van elke dwarsstraat en brug;
b. telkens wanneer de vrijheid of de veiligheid van het
verkeer zulks vordert.",
het amendement van den heer Groeneveld, luidende:
„Ondergeteekende acht het niet wenschelijk dat bij de
„Verordening op het verkeer te land" het vervoer per rijwiel
van een of meer personen wordt verboden en stelt daarom
voor uit Artikel 48 te doen vervallenhet onder a genoemde,
met de daarbij behoorende bepalingen 1° en 2°.",
en het amendement van den Voorzitter, luidende:
„Ondergeteekende geeft den Eaad in overweging het
bepaalde in artikel 16 onder d van de verordening op het
Verkeer te land te lezen als volgt:
d. een rijwiel aan de hand te voeren op de door Burge
meester en Wethouders, blijkens openbare kennisgeving,
aangewezen voetpaden in de parken.".
De heer van Stralen vraagt het woord over de orde en
verzoekt den Voorzitter, met onderbreking van de agenda,
thans sprekers interpellatie aan de orde te stellen.
De Voorzitter zegt, dat het zijn bedoeling was, punt 17
van de agenda af te doen en dan den heer van Stralen ge
legenheid te geven zijn vragen te stellenhet antwoord daarop
zal waarschijnlijk niet vanavond gegeven worden; het
College is daartoe niet bereid; de heer van Stralen stelt
prijs op een behoorlijk antwoord en het College is met in
staat dat antwoord vanavond naar behooren te geven.
Spreker verzoekt den heer Coster zijn beide voorstellen
terug te nemen.
De heer Coster zal wel bij het bestudeeren van het voorstel
hebben bemerkt, dat een van de belangrijke voorgestelde
wijzigingen is, dat voortaan de afsluiting van wegen zal
worden geregeld door Burgemeester en Wethouders, de
Commissie voor het Verkeer gehoord. Het voorstel bevat
dan ook geenerlei afsluiting van wegen en geeft alleen de
regelen aan, welke bij die afsluiting gevolgd moeten worden.
De heer Coster heeft daarmede blijkbaar geen rekening
gehouden bij de indiening van zijn voorstel. Wanneer hij
zijn voorstel handhaaft, zal in de eerste plaats uitgemaakt
moeten worden, of Burgemeester en Wethouders al of niet
gemachtigd zullen worden, die zaken zelf af te doen. Worden
zij er toe gemachtigd, dan heeft zijn voorstel geen zin;
worden zij er niet toe gemachtigd, dan wordt het geheele
voorstel van het College teruggenomen, waarna een geheel
nieuw voorstel bij den Eaad zal worden ingediend. Ten
aanzien van het eerste voorstel acht spreker hetgeen de heer
Coster nu voorstelt prematuur.
Het ligt inderdaad in de bedoeling, in de Burchtsteeg
het éénrichtingverkeer in te voeren.
Het voorstel betreffende het aanbrengen van taxa-meters
Verordening op het Verkeer te land.
(Voorzitter e.a.)
in de auto's behoort niet thuis bij de behandeling van de
verordening op het verkeer. Deze zaak kan door Burgemeester
en Wethouders geregeld worden bij het geven van de ver
gunningen tot het innemen van standplaatsen. Het ligt niet
in de bedoeling te eischen, dat de taxa-meters worden aan
gebracht, omdat men er zooveel mogelijk naar streeft
het is ook de bedoeling van de taxi-ondernemers een een
heidsprijs vast te stellen. Spreker raadt den heer Coster aan,
het voorstel terug te nemen, omdat het niet bij dit agenda
punt kan worden behandeld.
De heer Coster neemt zijn voorstellen terug en vestigt de
aandacht van de Commissie voor het Verkeer op de wensche-
lijkheid van de invoering van het eenrichtingverkeer in de
Korenbrugsteeg, op de Aalmarkt en ook in de Steenstraat,
nu deze na de aanneming van het plan tot verbetering van
de veemarkt als losplaats zal dienen.
Spreker heeft in de voorlaatste Eaadsvergadering ge
vraagd, of Burgemeester en Wethouders bereid zijn bij het
geven van vergunningen tot het innemen van standplaatsen
te eischen, dat in de taxi's taxa-meters worden geplaatst,
zooals ook geschiedt bij de auto's, die op het Stationsplein een
standplaats hebben. Thans heeft de Voorzitter geantwoord,
dat geen taxa-meters noodig zijn.
De Voorzitter zegt, dat de heer Coster deze zaak bij een
andere gelegenheid kan ter sprake brengen. De regeling van
het plaatsen van taxa-meters valt geheel buiten de materie,
die op het oogenblik besproken wordt.
Aangezien de voorstellen van den heer Coster zijn ingetrok
ken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De Voorzitter vermoedt, dat de heer van Weizen uit het
geen spreker zooeven heeft gezegd, zal begrepen hebben, dat
spreker ook hem in overweging geeft, zijn voorstel terug
te nemen.
De heer van Wolzen is bereid zijn voorstel terug te nemen,
indien de Voorzitter de toezegging doet, dat een ernstig
onderzoek zal worden ingesteld naar de mogelijkheid van
de invoering van het eenrichtingverkeer op de Uiterstegracht.
De Voorzitter weet niet, of reeds vaststaat, dat het een
richtingverkeer op de Uiterstegracht zal worden ingevoerd,
maar wel, dat de vraag, of dit mogelijk is, ernstig onder de
oogen zal worden gezien.
De heer van Welzcn trekt thans zijn voorstel in.
Aangezien het voorstel van den heer van Weizen is inge
trokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Groeneveld zegt, dat de Commissie voor de Straf
verordeningen bij de algemeene beschouwingen in haar toe
lichting van het voorstel hoofdzakelijk heeft behandeld de
delegatie aan Burgemeester en Wethouders van het recht
tot het invoeren van verkeersverboden, welk recht tot nog
toe aan den Eaad was toegekend.
Dat heeft sprekers instemming niet. In de practijk is
gebleken, dat deze zaken toch wel degelijk de belangstelling
van den Eaad hebben; voorstellen tot afsluiting van wegen
of instelling van éénrichtingsverkeer werden hier vrijwel
nimmer als hamerpunten afgedaanzelfs in deze vergadering
blijken de heeren Coster en van Weizen er belangstelling voor
te hebben. De heer Coster wilde te dezer zake voorstellen
doen, maar de Voorzitter zeide, dat hij dat liever moest
uitstellen, maar wanneer deze verordening aangenomen
wordt, dan zal de heer Coster daartoe nooit de kans krijgen,
want dan heeft de Eaad daarover niets meer te zeggen en
is dit aan het College opgedragen. De motiveering hiervan
maakt op spreker een zeer eigenaardigen indrukde Commissie
voor de Strafverordeningen schrijft:
„Daarbij zij er op gewezen, dat bij de tegenwoordige
samenstelling van den Eaad, welke geheel naar de stroomingen
in de politiek geschiedt, het min of meer van het toeval
afhangt, of er personen in zitting hebben, die met de techniek
van de verkeersregeling door studie of practijk eenigs-
zins nader bekend zijn."
Vooral het woord „tegenwoordige" maakt op spreker
een eigenaardigen indruk; dit beteekent waarschijnlijk,
dat er vroeger wel eens een Eaad is geweest, waarin personen
zitting hadden, die meer op de hoogte waren van verkeers-