MAANDAG
4 JDNI 1934.
227
Verplaatsing veemarkt.
(Manders e.a.)
verband met de veemarkt moet stellen, en later, wanneer
de uitvoering van het uitbreidingsplan ter hand genomen
wordt, de plaats en den bouw van de blijvende brug onder
de oogen te zien. De tijdelijke brug kan wel aan de eischen
van de aesthetica voldoen.
De Commissie van Fabricage wist bij de bespreking van
het voorstel in haar vergadering nog niet, tegen welken prijs
de N.V. de Leidsche Broodfabriek den grond aan de gemeente
te koop had aangeboden. Er bestaat bij spreker echter wel
gerechte twijfel of niet meer van dat terrein bebouwd zou
kunnen worden. Die voorwaarde lijkt spreker nogal aan
vechtbaar; toch rijst bij hem de vraag eenigszins, of de prijs
niet aan den hoogen kant isal is het bouwterrein, is er dan
ook rekening gehouden met de eischen, die men op het oogen-
blik stelt, wanneer het tot bouwterrein gemaakt wordt, b.v.
van straataanleg?
De heer Splinter zegt, dat het bouwrijpen grond betreft.
De heer Manders zegt, dat dan voor hem deze zaak vervalt.
De heer Bergers zegt, dat volgens den Wethouder verwer
ping van het voorstel tot den bouw van een cantine later mis
schien moeilijkheden zou opleveren. Maar de Wethouder
heeft toch wel zooveel vertrouwen in den Baad dat deze,
wanneer later bouw van een cantine noodig zou blijken, niet
te veel zou vasthouden aan het besluit van heden, en hieraan
niet zal hangen.
Wat betreft den prijs van 10.per M2 voor den grond
van de Leidsche Broodfabriek, men heeft den laatsten tijd
meermalen gezien, dat voor dien prijs gewone tuintjes of
stukjes grond overgedragen zijn; dat is daarvoor de gangbare
prijs. De Leidsche Broodfabriek kan misschien dit terrein
voor iets anders ook gebruiken; wanneer men dit terrein heeft,
staat men het niet af voor een te lagen prijs.
De Voorzitter zegt, dat de heer Bergers zich vergist, wanneer
hij van meening is dat de algemeen gangbare prijs voor een stuk
tuin 10.per M2 iser zijn wel eens tuintjes in bijzondere
omstandigheden, waarvoor de gemeente dat betaalt, maar men
mag niet zeggen dat de gebruikelijke prijs daarvoor is 10.
per M2. Dat zou verkeerde denkbeelden kunnen opwekken.
De heer Vallentgoed trekt, na de woorden van den heer
Goslinga, mede namens den heer Verweij, het amendement in.
Aangezien het amendement van de heeren Verweij en Val
lentgoed is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van be
raadslaging meer uit.
De heer Groenevehl zegt, dat hij volgens den heer Manders
met schrapping van het woord „tijdelijke" niets zou bereiken
en dat het College dan toch een tijdelijke brug zou bouwen.
Dat zou toch werkelijk het toppunt zijn. De heer Manders
bedoelt waarschijnlijk „tijdelijke" te vervangen door „defi
nitieve," maar spreker acht het totaal overbodig; spreker is
niet vandaag voor het eerst raadslid, maar de Baad heeft
in den loop der jaren meermalen voorstellen gekregen tot
den bouw van bruggen, maar daarin heeft nog nooit gestaan,
dat een „definitieve" brug gebouwd moest worden; dat is
het normale geval, dat spreekt vanzelf. Als spreker voorstelt
het woord „tijdelijke" te schrappen, dan beteekent dat auto
matisch, dat men daar een blijvende denifitieve normale
brug bouwt.
Volgens den Wethouder zou tengevolge van aanneming
van sprekers voorstel het toegestane bedrag ook moeten
worden verhoogd. Daarop heeft spreker als raadslid geen kijk;
dat is ook zijn taak niet; dan moet dit door het College ook
genoemd worden.
De heer Goslinga zegt dat bij aanneming van het voorstel-
Groeneveld het voorstel door het College zal moeten worden
teruggenomen; dan moet men opnieuw laten begrooten wat
een definitieve brug zal kosten en dan moet het College op
nieuw met het voorstel bij den Baad komen.
Het kan niet anders, gelet op den uitleg, dien de heer
Groeneveld thans aan zijn voorstel geeft. Men zal met de uit
voering van het plan niet kunnen beginnen, voordat het ver
hoogde crediet is toegestaan en omtrent den bouw van de
brug, die een allernoodwendigst onderdeel van het plan uit
maakt, eenstemmigheid bestaat bij den Baad en de hoogere
autoriteiten.
Spreker moet er dan ook ernstig bezwaar tegen maken,
niet alleen met het oog op het uitstel, maar ook op grond
van het feit, dat de Baad thans zou besluiten een definitieve
brug te bouwen, die daar in de verre toekomst noodig zal zijn,
Verplaatsing veemarkt.
(Goslinga e.a.)
terwijl het nieuwe uitbreidingsplan nog niet eens is goedge
keurd en men nu reeds weet, dat dit plan aan de andere zijde
van het Schuttersveld ingrijpend gewijzigd moet worden,
omdat het nieuwe station daar niet zal worden gebouwd.
In die omstandigheden zou het bouwen van een brug van
100.000.een dwaasheid zijn.
De sociaal-democraten nemen in dezen een inconsequente
houding aan, want eerst maakt de heer van Eek bezwaar
tegen de voorgestelde provisorische oplossing, omdat het
daaraan bestede geld weggegooid zou zijn en aan het einde
van het debat wil hun fractie het uitgetrokken bedrag van
100.000.verhoogen.
Het geld, dat voor de verbetering van het marktterrein
en de inrichting van een parkeerterrein wordt besteed, is
absoluut niet weggegooid en zal dubbel en dwars zijn rente
opbrengen. Uitstel zou de zaak schaden en daarom moet
spreker den Baad in het belang van de markt ernstig ontraden
tot uitstel te besluiten.
Voor de kosten van de verharding van 4350 M2 van het
Schuttersveld moet spreker afgaan op de gegevens, die hij
van zijn deskundige ambtenaren ontvangt. Hij acht het
bedrag van 28.000.absoluut niet overdreven, wanneer
hij in aanmerking neemt, dat het terrein geschikt moet zijn
als standplaats voor de zware auto's van 14 M lengte en er
ook een losperron aangelegd moet worden. Nu de heer Manders
blijkens een interruptie het ook niet overdreven acht, neemt
spreker gaarne aan, dat het bedrag niet te hoog is.
De oppositie van de sociaal-democratische fractie beschouwt
spreker als een bom, waarmede men het voorstel wil laten
springen, als het niet kan door het verworpen voorstel van
den heer van Eek, dan toch met dit nieuwe voorstel van den
heer Groeneveld.
De heer Groeneveld beschouwt dit als een insinuatie.
De heer Goslinga zegt het ronduit.
De heer Groeneveld merkt op, dat de heer Goslinga de juist
heid van zijn bewering moet bewijzen.
De heer Goslinga zegt, dat de sociaal-democraten meenen,
dat het plan uitgesteld moet worden.
De heer Groeneveld merkt op, dat het voor hem niet
noodig is.
De heer Manders wenscht voor de goede orde er de aan
dacht op te vestigen, dat de heer Groeneveld uitsluitend
voorstelt, in den tekst van de toelichting van het voorstel
een wijziging aan te brengen. In de vijf conclusies van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders komt het woord
„tijdelijke" niet voor, zoodat het gevolg van de aanneming
van het amendement-Groeneveld zal zijn, dat Burgemeester
en Wethouders het praeadvies in dien zin zullen wijzigen,
maar men wordt daardoor naderhand niet verhinderd toch
een tijdelijke brug te bouwen.
De heer Sehüller uit een woord van scherp protest tegen
de scherpe uitlating van den heer Goslinga tegenover den
heer Groeneveld. In heb rapport van de Commissie van Fa
bricage is verwerkt de meening van de minderheid van die
Commissie, waarin deze minderheid het College adviseert
direct de goede brug te doen bouwen. Het College is echter
in verzuim gebleven deze meening van de minderheid van
de Commissie in zijn voorstel tot uiting te brengen. Niet
sprekers fractie bij monde van den heer Groeneveld legt hier
dus een bom, maar het College is nalatig gebleven de meening
van de minderheid van de Commissie in zijn voorstel te doen
uitkomen; dan had het die met cijfers behoorlijk kunnen
weerleggen. Spreker wijst dus dat verwijt van den heer
Goslinga terug op het College.
De heer Groeneveld trekt zijn amendement in.
Aangezien het amendement van den heer Groeneveld is
ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
Ten slotte wordt zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(Tijdens de beraadslaging over dit agendapunt zijn de
heeren van Stralen en Kooistra ter vergadering gekomen.)