226 MAANDAG Verplaatsing veemarkt. (Goslinga.) voor de grond van de Leidsche Broodfabriek wordt gekocht in 1866, dus 70 jaar terug, is die grond voor 1.per vier kante el verkocht. Dat kan spreker niet tegenspreken; als de heer Coster nog meer in de archieven gaat snuffelen, zal hij ontdekken, dat vroeger wel eens meer grond is verkocht door de gemeente voor zeer lagen prijs, maar dat heeft geen beteekenis voor de vraag of die grond nu te duur wordt teruggekocht. In de quaestie van die voorwaarde zit niets; zij hebben aan die voorwaarde voldaandie grond is eigendom van die vennootschap en men kan hem niet anders krijgen dan door aankoop. Men zou kunnen zeggen: door onteigening, maar het College heeft dat punt natuurlijk overwogen en het gelooft niet, dat het dien grond door onteigening noemens waardig goedkooper kan krijgen. Die grond is eigenlijk bouwgrond; die ligt aan een aangelegde straat en kan zóó gebruikt worden voor bouwgrond. Die grond is noodig voor de materialenloodsdie zou anders moeten komen achter de sociëteit, achter het nieuw te bouwen marktkantoortje dat zou den doorkijk vanaf de Bijnsburgerbrug zeer be lemmeren en een ernstige schennis van het stadsschoon zijn. Bovendien is het terrein, dat daar overschiet, te klein om het in te richten voor kalvermarkt en poelierwaren-markt. Het is niet goedkoop, maar buurman's grond is maar eens te koop en spreker adviseert den Baad dit te doen. De ver schillende commissies vonden het wel niet een koopje, maar toch niet dermate onbereikbaar duur, dat men er daarom van zou moeten afzien. De heer Groeneveld stoot zich aan het woord „tijdelijk". Als hij maar begrijpt, dat bij het wegvallen van dat woord die brug precies eender wordt gebouwd. De heer Groeneveld heeft volmaakt gelijk, dat ongeveer op die plaats volgens het uitbreidingsplan is geprojecteerd een niet-tijdelijke, een blijvende brug. De Commissie van Fabricage heeft eveneens geadviseerd daar ter plaatse direct een blijvende brug te bouwen, maar daartegen heeft de Commissie voor den Markt- en Haven dienst, waaraan dit advies gezonden is, bezwaar, omdat de aan te leggen verbindingsweg tusschen de Lammermarkt en de brug niet ten Westen, maar ten Oosten van den molen De Yalk zou moeten loopen en die weg niet zou kunnen worden aangelegd, omdat hij het marktterrein in twee gedeelten zou splitsen, hetgeen voor de thans voorgestelde verbetering ontoelaatbaar is. Bovendien zou de blijvende brug, die in het nieuwe straten plan is opgenomen, veel breeder moeten zijn dan de tijdelijke brug en 100.000.a 120.000.kosten. De tijdelijke brug, waarop gedurende de markttijden het eenrichtingverkeer kan worden voorgeschreven, zal een rijvlak van 6 M. breedte hebben en volgens de berekeningen van den Directeur van Gemeentewerken 12.000.kosten. De kosten van den bouw van de tijdelijke brug en de verharding van het Schut tersveld zullen te zamen ongeveer 40.000.bedragen. Wanneer men zoekt naar een provisorische oplossing van het veemarktvraagstuk, moet men geen oplossingen na streven, die voor de veemarkt verkeerd zijn, zooals het omleggen van den verbindingsweg naar het gedeelte ten oosten van den molen De Valk. Ook al schrapt men het woord „tijdelijke", dan nog zal de brug dus gebouwd moeten worden op de plaats, waar zij door Burgemeester en Wet houders is geprojecteerd en niet op de plek, waar de blijvende brug zal worden gelegd, die, na de demping van de Lange- gracht, de verbinding zal moeten vormen met het nieuw ontworpen station. Op den bouw van het nieuwe station kan men niet wachten, wil men niet de kans hebben, dat door bestendiging van den bestaanden toestand de veemarkt verloopt. Indien de aanvoer ter markt met 10 vermindert, daalt het jaarlijksche inkomen van de gemeente met 5.000. Men moet daarom op het oogenblik alles doen om deze bron van welvaart onverlet voor gemeente en burgerij te behouden. Aan het uiterlijk van de tijdelijke brug, die uitstekend geconstrueerd zal zijn, zal de noodige zorg worden besteed. Zij zal van de Bijnsburgerbrug af te zien zijn. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden verschillende offers voor het behoud van het stadsschoon daar ter plaatse gebracht. Indien spreker het zich goed herinnert, bestaat het voornemen een rustieke brug als de Yan Disselbrug te bouwen, die de omgeving niet zal ontsieren. Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft spreker in de Commissie voor den Markt- en Havendienst laten blijken, dat hij persoonlijk een voorstander is van den bouw van de cantine. De Directeur van den Markt- en Havendienst heeft hem overtuigd van de wenschelijkheid om op de plaats, waar het vette vee komt (rondom den molen) voor de koopers en verkoopers een gelegenheid te scheppen, waar zij de zaken gemakkelijk met elkaar kunnen afhandelen. Daarvoor is echter tenslotte geen meerderheid in het College gevonden. 4 JUNI 1934. Verplaatsing veemarkt. (Goslinga e.a.) Nu zegt spreker toch tot voor- en tegenstanders van de cantine: laat men dit eens rustig afwachten; er is geen man overboord; meerdere kosten zal het niet meebrengen, als men het later doet; die grond blijft daar liggen. Het is toch voor die menschen daar, vooral op de Beestenmarkt, eenigs- zins een teleurstelling, dat de veemarkt weggenomen wordt laat men die teleurstelling niet grooter maken. Anderzijds gelooft spreker, dat in de practijk die noodzakelijkheid zoo danig naar voren zal komen, dat men daartoe toch zal moeten komen. Echter zal een beslissing nu, dat die cantine er niet komt, later de totstandkoming ervan moeilijker maken dan wanneer dit voorstel wordt ingetrokken en de voor standers zich vereenigen met het standpunt van het College, dat ze zal worden gebouwd, indien ze in de practijk niet kan worden gemist. Wanneer men nu echter een voorstel laat verwerpen spreker gevoelt, dat daarvoor geen meerderheid hier zal zijn dan is dat in de toekomst een struikelblok voor den bouw van een cantine. Spreker zou zeggen: men heeft den Baad eens gepeild, veel animo is er niet voor; er is ook eenige reden voor, maar spreker adviseert dit voorstel niet in stemming te brengen, maar het even af te wachten. Den heer Vallentgoed doet het genoegen, dat de Wet houder toch tenslotte ook wel den Directeur van den Markt en Havendienst eenigszins in bescherming heeft genomen, doordat hij zelf erkend heeft, dat de Commissie en de Wet houder zelf ook den moed hebben gehad met het voorstel tot den bouw van een cantine mee te gaan. De Directeur bedoelde daarmede wel degelijk de belangen van de boeren te behartigen. Spreker heeft hem echter niet hooren zeggen, dat hij dacht daarmede de caféhouders een plezier te doen; het kan zijn, dat dit ontstaan is in het brein van den heer Coster; dat de Directeur een dusdanig gekke uitlating zou doen, komt spreker wel eenigszins vreemd voor. Nu is men zoo opgekomen voor de middenstanders, die zich door die cantine benadeeld achten, maar die cantine zou toch verpacht moeten worden; dan kunnen ook die caféhouders inschrijven en krijgt een van hen daarmede dus misschien ook een broodwinning. Daardoor wordt de middenstand dus niet benadeeld. Zonder cantine is er geen gelegenheid om zich rustig af te zonderen; men moet dan tenminste 200 a 300 M. ver gaan, wat voor de boeren zeer zeker een handicap is. Spreker beveelt het amendement aan. De heer Groeneveld zegt, dat het zoeken naar een provi sorische oplossing van het veemarktvraagstuk niet behoeft mede te brengen het bouwen van een provisorische brug op de plaats, waar een blijvende brug moet komen. Spreker herinnert zich op een zeer oud plan de projectie te hebben gezien van een weg in het verlengde van de Turf markt, welke weg zich vóór den molen De Valk zou splitsen in twee wegen, die aan beide zijden van den molen zouden loopen. Waarom zou de veemarkt niet op een behoorlijke wijze over een vaste, blijvende brug te bereiken zijn, indien men met den aanleg van dezen weg een begin zou maken? Aangezien het vaststaat, dat een blijvende brug gebouwd moet worden, acht spreker het een dwaasheid een noodbrug te bouwen. Indien de Wethouder cijfers noemt, waaruit blijkt, dat de verharding van een gedeelte van het Schuttersveld 28.000.zal kosten, heeft spreker niet het recht te be weren, dat het niet waar is, maar vindt hij het toch niet goedkoop en meent hij, dat de kosten van deze verharding niet in de juiste verhouding staan tot de kosten van den bouw van de tijdelijke brug. In elk geval acht hij het ver keerd 12.000.uit te geven voor een brug, die later door een blijvende brug moet worden vervangen. Spreker handhaaft dan ook zijn amendement. De heer Coster meent, dat de verklaring, dat de Wethouder en de Directeur van den Markt- en Havendienst voor standers zijn van den bouw van een cantine, in strijd is met hetgeen het College" in de toelichting van het voorstel heeft geschreven over de vrees, die men koestert voor het nadeel, dat de aan Steenstraat en Beestenmarkt gevestigde café's van de verplaatsing der veemarkt zullen hebben. De heer Manders betoogt, dat de heer Groeneveld ver standig zal doen met het amendement in te trekken, omdat bij aanneming daarvan toch een tijdelijke brug gebouwd moet worden, aangezien het te voteeren bedrag niet wordt verhoogd. Spreker zou het betreuren, indien thans besloten werd, een blijvende brug te bouwen, omdat daarvan dan later de uitvoering van het uitbreidingsplan zou afhangen, hetgeen fataal zou zijn. Het is veel beter thans een tijdelijke brug te bouwen, die voldoet aan de eischen, welke men in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 12