MAA ND AG
14 MEI 1934.
213
(Kooistra e.a.)
De heer Kooistra veronderstelt, dat het College kennis
genomen heeft van het ingezonden stuk in een der bladen,
waarin over de beschadiging van de plantsoenen wordt
gesproken en vraagt of het niet mogelijk is dengenen, die
toezicht op de plantsoenen moeten houden en nu niet het
recht hebben proces-verbaal op te maken tegen hen, die
de plantsoenen beschadigen, een aanstelling als onbezoldigd
veldwachter te geven.
De Voorzitter zegt toe, de vraag van den heer Kooistra te
zullen overwegen.
De heer Coster vestigt er de aandacht op, dat de telefooncel
(Coster e.a.)
bij de Hoogewoerdsbrug op het smalle trottoir is geplaatst
en daardoor bij het drukke verkeer, dat daar op Zaterdag
en Zondag is, in het gedrang staat, waarom men beten had
gedaan met de cel iets verder nl. op de Steenschuur te zetten.
Spreker verzoekt met dergelijke bezwaren in het vervolg
bij de plaatsing van telefooncellen rekening te houden.
De Voorzitter zal de aandacht van den betrokken dienst op
deze zaak vestigen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GKOEN ZOON.
Vi .it.I». i. J i: