81
wordt den belanghebbende zoo spoedig mogelijk mede
gedeeld.
4. Hij, die niet geschikt bevonden is, kan binnen 7 dagen
na de dagteekening van die mededeeling tot Burgemeester
en Wethouders een schriftelijk verzoek om herkeuring-
richten, welk verzoek wordt ingewilligd, als daarbij wordt
overgelegd een gemotiveerde verklaring van een genees
kundige, dat er naar zijn meening tot herkeuring aanleiding
bestaat en bovendien een bedrag van 5.wordt gestort,
dat teruggegeven wordt, indien de aanvrager bij herkeuring
geschikt wordt bevonden.
5. De herkeuring geschiedt door twee door Burgemeester
en Wethouders aangewezen geneeskundigen, die niet aan de
eerste keuring hebben deelgenomen, eventueel bijgestaan
door een door den belanghebbende voor zijn rekening aan
te wijzen geneeskundige, wien adviseerende stem wordt
toegekend.
6. De kosten der keuring en herkeuring komen ten laste van
de gemeente, met uitzondering van de door den belangheb
bende gemaakte verblijfkosten, alsmede, doch alleen voor
zoover zij zijn gemaakt in verband met een herkeuring met
voor hem ongunstigen uitslag, van zijn reiskosten.
Abt. 12.
1. Om als ambtenaar/werkman in vasten dienst te kunnen
worden aangesteld, moet men voldoen aan de eischen, ge
steld in artikel 11, eerste lid onder a en c, en moet men:
a. indien de aanstelling in. vasten dienst niet door aan
stelling in tijdelijken dienst is voorafgegaan, den
leeftijd van 21/23 jaar bereikt en dien van 40 jaar
niet hebben overschreden;
b. in den regel één jaar in tijdelijken dienst of krachtens
arbeidsovereenkomst in dienst der gemeente werk
zaam zijn geweest.
2. Het geneeskundig onderzoek vóór de vaste'aanstelling
wordt echter in den regel achterwege gelaten, indien dit onder
zoek reeds bij een aan de vaste aanstelling voorafgegane
tijdelijke aanstelling heeft plaats gehad en de betrokkene
daarbij ook voor aanstelling in vasten dienst in de te vervul
len betrekking geschikt is bevonden.
Abt. 13.
Van het bepaalde in artikel 11, eerste lid onder b en van
het bepaalde in artikel 12, eerste lid, kan door Burgemeester
en Wethouders of, indien de aanstelling door den Baad
geschiedt, door dit College worden afgeweken.
Abt. 14.
1. De ambtenaar/werkman ontvangt zoo spoedig mogelijk
een schriftelijke aanstelling, die de betrekking, alsmede zijn
naam, voornamen en geboortedatum vermeldt.
2. Die aanstelling vermeldt voorts, onverminderd hetgeen
in de Pensioenwet 1922 (Staatsblad Ho. 240) omtrent den
pensioensgrondslag is bepaald, in elk geval:
a. of hij in vasten of tijdelijken dienst wordt aangesteld;
b. of hij voor afwisselenden dienst wordt aangesteld;
c. den datum, waarop de aanstelling ingaat;
d. de wedde, waarop hij wordt aangesteld, zoo in geld,
als in andere aan zijn betrekking verbonden, op geld
waardeerbare voordeelen, alsmede de hem eventueel
boven de wedde toe te kennen toelagen.
3. Alle wijzigingen, welke worden gebracht in de punten,
in het tweede lid vermeld, worden den ambtenaar/werkman
op de in artikel 8 vermelde wijze medegedeeld, met dien
verstande evenwel, dat, voor zooveel de toekenning van een
periodieke verhooging van wedde betreft, met een schrifte
lijke kennisgeving kan worden volstaan.
Abt. 15.
1. De ambtenaar/werkman ontvangt voorts eenmaal koste
loos een exemplaar van deze verordening en van de
wijzigingen, welke daarin worden gebracht. Hetzelfde geldt
voor de schriftelijk vastgestelde en voor hem geldende
regelingen, die hij bij de vervulling van zijn dienst heeft na
te leven, tenzij laatstbedoelde regelingen op een voor hem
gemakkelijk toegankelijke, bij de Bijzondere Voorschriften
aan te wijzen, plaats ter inzage liggen.
2. Wanneer zoodanige regelingen niet schriftelijk zijn
vastgesteld, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht.
3. Ter zake van niet-naleving van bepalingen, welke
redelijkerwijs geacht kunnen worden den ambtenaar/werkman
niet bekend te zijn, worden hem geen Voordeelen onthouden
of nadeelen toegebracht.
Abt. 16.
1. Bij bevordering wordt in de eerste plaats rekening ge
houden met bekwaamheid, geschiktheid en ijver. Eerst
wanneer deze gelijkstaan, gaat de oudere in diensttijd vóór,
terwijl, indien in dit geval ook de diensttijd gelijk is, de
oudste in leeftijd den voorrang heeft.
2. De bevordering van de door den Baad aangestelden
geschiedt door den Baad, die van de overige ambtenaren/
werklieden door Burgemeester en Wethouders, op voor
stel van het hoofd van den tak van dienst, c.q. de commissie
van bijstand voor dien tak van dienst gehoord.
HOOFDSTUK III.
Verplichtingen.
Abt. 17.
De ambtenaar/werkman is verplicht te voldoen aan het
geen voor hem bij wet, verordening of instructie in zake het
afleggen van een eed of belofte is bepaald.
Abt. 18.
1. De ambtenaar/werkman is gehouden tot naleving van
de verplichtingen hem bij of krachtens deze of eenige andere
verordening of bij zijn instructie opgelegd, en zich te ge
dragen, zooals een goed ambtenaar/werkman betaamt.
2. Hij is verplicht de hem opgedragen werkzaamheden
met ijver en nauwgezetheid te volbrengen en daarbij stipt
de bevelen op te volgen van hen, die boven hem zijn ge
plaatst. Wanneer hij door onvoorziene omstandigheden zich
verplicht acht van de hem gegeven bevelen af te wijken,
geeft hij daarvan zoo spoedig mogelijk kennis aan hem, die
de bevelen heeft gegeven.
3. Hij behoort zich te onthouden van het bezigen van
vloeken en van ruwe of onzedelijke taal.
Abt. 19.
1. De ambtenaar/werkman, die wegens ziekte of om eenige
andere reden verhinderd is zijn dienst te verrichten, geeft
daarvan met opgave van de reden ten spoedigste kennis op
de wijze en ter plaatse als in de Bijzondere Voorschriften
zal worden bepaald. Het hoofd van een tak van dienst geeft
bij verhindering om zijn dienst te verrichten daarvan ten
spoedigste kennis aan Burgemeester en Wethouders en c.q.
tevens aan den voorzitter van de voor zijn tak van dienst
ingestelde commissie van bijstand.
2. De ambtenaar/werkman zorgt, dat zijn adres te allen
tijde bij het hoofd van den tak van dienst bekend is, en geeft
daartoe, op de nader bij de Bijzondere Voorschriften te
bepalen wijze, van elke verhuizing tijdig kennis.
Abt. 20.
1. Indien een persoon, die dezelfde woning bewoont als
de ambtenaar/werkman of ten hoogste 14 dagen te voren
bewoond heeft, lijdende is aan pest, cholera, gele koorts,
vlektyplius, febris recurrens, variola maior of aan een be
smettelijke ziekte van groep B, bedoeld in het tweede lid
van artikel 1 van de Besmettelijke Ziektenwet 1928 (Staats
blad Ho. 265), is het den ambtenaar/werkman verboden aan
den dienst deel te nemen. Hij is echter verplicht de hem
door het hoofd van den tak van dienst in overleg met den
Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Ge
zondheidsdienst gelaste maatregelen tot ontsmetting te
treffen en den dienst te hervatten, zoodra naar het oordeel
van laatstgenoemden Directeur gevaar voor besmetting van
anderen niet meer bestaat. Indien deze maatregelen den
ambtenaar/werkman kosten veroorzaken, zullen deze hem
tot een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag-
worden vergoed.
2. De uitwonende ambtenaar/werkman bij de gestichten
Endegeest, Voorgeest en Bhijngeest is in de gevallen, in het
eerste lid bedoeld, bovendien verplicht, om, zoodra naar het
oordeel van den in het eerste lid genoemden Directeur het
gevaar voor besmetting van anderen is geweken, tijdelijk in
die gestichten te komen inwonen, wanneer de Geneesheer-
Directeur dier gestichten dit verlangt.
3. De ambtenaar/werkman is verplicht bij het heerschen
in de woning van een ziekte, als in het eerste lid bedoeld,
hiervan ten spoedigste kennis te geven aan het hoofd van
den tak van dienst.
4. Aan den ambtenaar/werkman kan door het hoofd van
den tak van dienst in geval van ziekten, die voor de om
geving gevaar opleveren, de deelneming aan den dienst
worden ontzegd.
'5. Het verbod tot deelneming aan den dienst houdt tevens
in het verbod tot het betreden van dienstlokalen of -terreinen.
6. De ambtenaar/werkman ontvangt over den tijd, ge
durende welken het hem, overeenkomstig het bepaalde in