78 leden door de vroegere ontruiming van de ambts- of dienst woning inderdaad schade lijden, hetgeen zeker niet altijd het geval zal zijn. En is er geen schade, dan behoeft zij ook niet te worden vergoed. Art. 51, 2e lid. In het tweede lid van art. 51 wordt op eenvoudige wijze de vapantie van de ambtenaren en werk lieden geregeld, zulks op ongeveer denzelfden voet, als waarop art. 23 van het Rijksambtenarenreglement dit voor de Rijksambtenaren doet. De duur der vacantie sluit voorts zoo nauw mogelijk aan bij de thans ter zake geldende rege lingen; alleen is de maximum-duur in navolging van het Rijksambtenarenreglement van 27 tot 24 werkdagen terug gebracht, doch door opneming van een overgangsbepaling (art. 97, le lid) zullen door den ambtenaar verkregen rechten op een vacantie van langeren duur worden geëerbiedigd. Zooals reeds in de toelichting op art. 42, 4e lid, is opge merkt, komt de extra verlofdag voor de werklieden in continu dienst en voor de brandwachts met ingang van 1 Januari 1935 te vervallen (art. 97, 2e lid). De duur der vacantie voor het verplegend personeel der gestichten „Endegeest" c.a. is laatstelijk geregeld bij Raads besluit van 19 Mei 1930 (Ingek. Stukken No. 80); aan gezien de daarin vervatte regeling in het ontwerp is over genomen (tweede lid I sub b en II sub b) kan dit besluit, voor zooveel het de tijdelijk en vast aangestelden betreft, vervallen (art. 101, 2e lid, sub h). 3e lid. De redactie van dit lid is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. O. 4e lid. Met het door de A. A. C. en de A. W. C. aanbevolen denkbeeld om eenige Zaterdagen per kalenderjaar elk als een halven vacantiedag in rekening te brengen hebben wij ons kunnen vereenigen. Aangezien echter het getal dier Zaterdagen in elk geval een even getal behoort te zijn, is dit aantal in het vierde lid op twee in plaats van op drie gesteld. Art. 52, 2e lid. De door de A. A. C. en de A. W. C. aan gegeven redactie van het tweede lid van art. 52 is door ons College overgenomen, aangezien het ook ons College niet onbillijk voorkomt, dat in het geval, bedoeld in den laatsten zin van dit lid, geen vermindering van de vacantie plaats heeft. Art. 54, 2e lid. Teneinde in den geregelden gang van de verpleging' in de gestichten „Endegeest" c.a. te kunnen voorzien, is het noodig ten aanzien van het verplegend personeel omtrent de splitsing van de vacantie andere regelen te stellen dan voor het overige gemeentepersoneel gelden. Art. 56, le lid. De door de A. A. C. en de A. W. O. gewenschte aanvulling van het eerste lid is overbodig, omdat uit dit lid sub o reeds blijkt, dat de daarin opgenomen regeling- niet limitatief, doch enuntiatief is. le lid sub m. De redactie van deze alinea is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. C. le lid sub n. Raar onze meening verdient het geen aan beveling voor huwelijksjubilea verlof met behoud van loon te verleenen; de ambtenaar/werkman, die deze jubilea wenscht te vieren, kan daarvoor een dag van zijn vacantie besteden. Hoofdstuk VII. Zooals wij reeds in het algemeen gedeelte van onze toelichting hebben medegedeeld, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk grootendeels ontleend aan het Rijks ambtenarenreglement. (Zie de artikelen 35 tot en met 49). Art. 59, 5e lid. De bepaling van dit lid is overgenomen uit art. 20 van de verordening van 5 Maart 1928 (Gemeente blad Ho. 6), regelende den rechtstoestand van de verplegers in dienst van de gestichten Endegeest, Yoorgeest en Rhijngeest. 6e lid. De redactie van dit lid is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. C., uit overweging, dat het ook voor de gemeente van nut kan zijn te voorkomen, dat de ambtenaar/werkman uit hocrfde van de in dit lid vermelde oorzaken door financiëele zorgen wordt gekweld. Ook art. 52 van het provinciaal ambtenarenreglement van Zuid-Holland bevat een dergelijke bepaling. Art. 60. le lid. De bepaling van dit lid beoogt cumulatie van inkomsten tijdens den duur der ziekte te voorkomen; uit den aard der zaak kan die cumulatie vertragend op de hervatting van den dienst werken, hetgeen in het belang der gemeente moet worden voorkomen. Art. 61, 2e lid. De behoefte aan. de in dit lid opgenomen bepalingen is in de praktijk gebleken. 3e lid. Deze bepaling beoogt ons College de bevoegdheid te geven den ambtenaar/werkman aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, wanneer deze kennelijk ziek is, doch zich niet ziek meldt. Artt. 62 t/m 65. Vergelijk de artikelen 36 tot en met 39 van het Rijksambtenarenreglement. Art. 63, 3e lid. Overeenkomstig het advies van de A. A. O. en de A. W. C. zal de herkeuring steeds door twee genees- heeren geschieden. Art. 66. Dit artikel bevat een sanctie op de den ambtenaar/ werkman tijdens zijn ziekte opgelegde verplichtingen. De bepaling van het tweede lid stelt in staat zoo noodig met de belangen van het gezin rekening te houden. Art. 68. Teneinde met de bijzondere omstandigheden van elk individueel geval te kunnen rekening houden, verdient het naar onze meening geen aanbeveling de woorden „hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk" te doen vervallen, gelijk door de A. A. C. en de A. W. C. wordt gewensclit. Tegen overneming van de zgn. tuberculosebepaling uit het Rijksambtenarenreglement (art. 47) hebben wij bezwaar, omdat o. i. aan zoodanige bepaling voor onze gemeente geen behoefte bestaat. Dank zij toch het werk van de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose, door de gemeente financieel gesteund, behoeft opneming in een sanatorium voor tuber- culose-lijders niet achterwege te blijven, wanneer de eigen middelen voor zoodanige verpleging niet toereikend zouden zijn. Wat voorts meer in het bijzonder de ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente betreft, aan hen kan zoo noodig hulp worden geboden door toepassing van het zesde lid van art. 59. Art. 69. De redactie is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. C. Art. 70. Met de door de A. A. C. en de A. W. C. gemaakte opmerking is rekening gehouden door het bepaalde in het eerste lid sub d. Het tweede lid bevat een regel voor de berekening van den voor 25- resp. 40-jarigen dienst in aanmerking komenden diensttijdgeschillen daaromtrent kunnen dan in de toekomst worden vermeden. De Raadsbesluiten van 22 Maart 1906 en 27 Juni 1912, die thans deze materie regelen, kunnen dan vervallen, voorzoover zij op de brugwachters en „werklieden" in den zin van deze verordening betrekking hebben. Het is ons voornemen in het algemeen wegens langdurigen dienst dezelfde belooningen toe te kennen als tot dusver, doch alleen dan, wanneer inderdaad van loffelijke dienst vervulling sprake is. Teneinde te voorkomen, dat in één kalenderjaar belooningen naar tweeërlei regeling zouden worden toegekend, bepaalt art. 101, le lid, den dag van inwerkingtreding van art. 70 op 1 Januari 1935, op welken dag dan, naar de bepaling van het derde lid van art. 101, de beide hierboven genoemde Raadsbesluiten vervallen. Art. 71. De bepalingen van dit artikel zijn ontleend aan de artt. 31 en 32 van de geldende verordening, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren. De redactie van het eerste lid is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. C. Artt. 72 en 73. De in deze artikelen geregelde schorsing is een maatregel van orde en moet dus wel worden onder scheiden van de schorsing als disciplinaire straf (art. 75, le lid sub i). Art. 75, le lid sub d, e en j. De redactie van de alinea's d, e en j is vastgesteld overeenkomstig het advies van de A.A.C. en de A. W. C. le lid sub l. Wij zijn van oordeel, dat de straf van niet- eervol ontslag dient te worden behouden; er kunnen zich toch feiten voordoen, die niet met een lichtere straf kunnen worden geboet. 2e lid. Overeenkomstig het advies van de A. A. C. en de A. W. C. opent dit lid de mogelijkheid van de zgn. voor waardelijke strafoplegging. Dit instituut kennen ook het Rijksambtenarenreglement (art. 81, 3e lid), het provinciaal ambtenarenreglement van Zuid-Holland (art. 81) en de reglementen van tal van andere gemeenten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 6