99 bij schrijven van 14 Mei "j.l. bevestigend heeft beantwoord, zoodat van die zijde nu noch later bezwaar tegen de nieuwe veemarkt valt te vreezen. Ten slotte zouden wij, zulks in tegenstelling met de Com missie van Financiën, vooralsnog niet willen overgaan tot den bouw van een cantine op het van de Leidsche Brood fabriek aan te koopen terrein en wel om deze reden, dat wij nog niet overtuigd zijn, dat aan een dergelijke inrichting inderdaad behoefte zal bestaan, gezien het groote aantal café's en melksalons in de onmiddellijke nabijheid van de veemarkt. In dit verband mogen wij ook nog eenige woorden wijden aan de ter visie liggende, resp. tot ons College en tot Uwe Vergadering gerichte adressen van JJ. Doedens e.a. en van de af deeling Leiden van den Neder 1. Bond van Koffie huis-, Restauranthouders en Slijters, waarin in verband met de verplaatsing van de veemarkt vrees voor nadeel van de aan Steenstraat en Beestenmarkt gevestigde café's, winkels enz. wordt uitgesproken. Wij achten die vrees wel wat overdreven, omdat ook het nieuwe marktterrein zóó dicht bij de bovengenoemde straten zal zijn gelegen, dat de markt- bezoekers ook na de verplaatsing van de markt, die gelijk boven gezegd, met het oog op de Veewet toch niet achter wege kan blijven, wel de café's, winkels enz. zullen blijven bezoeken, die zij vóór de verplaatsing plachten te bezoeken. En zoo er al voor hen des Vrijdags van eenig nadeel sprake zou kunnen zijn, dit nadeel zal zeker wel worden opgewogen door het voordeel, dat voor lien op alle dagen van de week verbonden zal zijn aan de aanwezigheid van een parkeer terrein met standplaats voor autobussen. Intusschen achten wij in het feit, dat deze adressen zijn ingekomen, een reden te meer gelegen om nog niet tot den bouw van een cantine van gemeentewege over te gaan, waarvoor trouwens nog altijd gelegenheid zal bestaan, in dien in de practijk mocht blijken, dat zij niet kan worden gemist. Op grond van het bovenstaande en onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten: a. tot verplaatsing van het gedeelte van de veemarkt, dat thans aan de Steenstraat en de Beestenmarkt wordt ge houden, naar de Lammermarkt en omgeving, tot uitbreiding- van het marktterrein aan de Lammermarkt, tot inrichting- van parkeerterreinen op een gedeelte van het Schuttersveld en op het vrijkomende terrein aan de Steenstraat, een en ander met de bijkomende werken en op de wijze, als boven omschreven b. tot den aankoop van het op de overgelegde teekening groen gekleurde gedeelte van den tuin der Leidsche Brood fabriek, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie A No. 556 ged. ter grootte van 1900 M2. voor den prijs van ƒ20.000 c. tot slooping van de huizen aan de Lammermarkt Nis. 28, 30, 32, 34, 34a, 36, 38, 40, 40a, 42, 44, 44a, 46, 46a en 48 en van den tweeden stal voor ziek vee ten Noorden van de Lammermarkt d. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1934, voor de sub a, b en c bedoelde doel einden een bedrag van 155.000.beschikbaar te stellen, onder bepaling, dat dit bedrag in 10 jaren, aanvangende met het jaar 1935, uit den gewonen dienst zal worden afgelost e. 'het adres van de af deeling Leiden van den Nederl. Bond van Koffiehuis-, Restauranthouders en Slijters als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 122. Leiden, 25 Mei 1934. In Uwe Vergadering van 16 April j.l. gaven wij U, bij monde van den Wethouder van Onderwijs, in overweging niet over te gaan tot verhooging van het over 1934 aan de Vereeniging voor Schoolkinderkleeding en Schoolkinder voeding toegekende subsidie ad 1 33.500.Desniettemin vereenigde Uwe Vergadering zich met het voorstel van Uwe mede-leden, de heeren Th. B. J. Wilmer, Th. M. W. Bergers en Jac. Wilbrink, om den betrekkelijken begroo- tingspost met f 5.000.te verhoogen, teneinde het mogelijk te maken om, buiten de vacanties, eiken schooldag voedsel te verstrekken. Blijkens hun ter visie geleed schrijven, deelen Gedepu teerde Staten dezer provincie thans mede, dat zij de begrooting voor 1934 ten slotte hebben goedgekeurd op grond van de overtuiging, dat getracht zou worden door het invoeren van verdere bezuiniging tot beperking der uitgaven te geraken.* Zij merken daarbij nog op, dat het hun niet raadzaam voorkomt op bezuinigingen, waartoe reeds werd besloten, nadien weer geheel of gedeeltelijk terug te komen en geven ons derhalve in overweging te bevorderen, dat Uw evenbedoeld besluit wordt ingetrokken. Op grond van het bovenaangehaalde, U bekende, stand punt van ons College, geven wij U thans in overweging in te trekken Uw op 16 April 1934 genomen besluit tot verhooging met 5000.— van het over het jaar 1934 aan de Vereeniging voor Schoolkinderkleeding en School kindervoeding toegekend subsidie ad 33500 en tot vast stelling van den begrootingsstaat model E groot 5000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 123. Leiden, 25 Mei 1934. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting, dienst 1934, (Handelingen pag. 121) werd de volgende, door den heer van Rosmalen, ingediende motie, om praeadvies in onze handen gesteld. „De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat de suppoosten van de Lakenhal niet vervangen worden door vrouwelijke krachten". Blijkens haar hieronder afgedrukt schrijven van de Com missie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal", heeft zij deze aangelegenheid nog nader overwogen. Als resultaat van haar overwegingen deelt de Commissie mede, dat zij, zonder haar standpunt ten aanzien van de bewaking door meisjes prijs te geven en vasthoudende aan haar zelfstandigheid met betrekking tot het bij haar berustende benoemingsrecht, be reid is aan de in den Raad geuite wenschen tegemoet te komen, door in de bestaande beide vacatures van bewaker op arbeidsovereenkomst te voorzien door benoeming van een mannelijke en van een vrouwelijke kracht. Vermits ons College zich met de zienswijze van de Com missie en met den door haar voorgenomen maatregel kan ver eenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging, boven staande motie van den heer van Rosmalen als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 Mei 1934. Naar aanleiding van de bij Uwe apostille van 16 Februari j.l. No. 183/4 F., ten fine van bericht en raad in handen van onze Commissie gestelde motie van den heer van Rosmalen, uitsprekende de wenschelijkheid om de mannelijke suppoosten van de Lakenhal niet te vervangen door vrouwelijke krachten, hebben wij de eer Uw College het volgende mede te deelen. Reeds geruimen tijd geleden heeft onze Commissie over wogen om de mannelijke suppoosten te vervangen door meisjes. Aanleiding daartoe was de overtuiging dat het werk, aan de bewakers opgedragen, beter kon worden verricht door meisjes. Mannelijke bewakers toch zijn in den regel menschen op gevorderden leeftijd, die óf gepensionneerd zijn, óf op andere wijze eenig inkomen hebben. Voor deze niet meer jonge menschen is het bewakingswerk eentonig en geestdoodend. Men vergete toch niet dat het eigenlijke werk, n.l. het stofschoonhouden van vloeren, vitrines, meubelen, enz. reeds des morgens te 10 uur is afgeloopen en dat dan tot aan den sluitingstijd van het Museum, een periode aanbreekt van rondwandelen in de hun aangewezen afdeeling, m. a. w. van niets doen. Inlichtingen verstrekken aan de bezoekers kunnen zij niet, aangezien zij zich niet op de hoogte hebben gesteld van hetgeen in hun afdeeling te zien is; zij hebben er in den regel weinig interesse voor. Vreemdelingen rondleiden kun nen zij evenmin bij gemis aan de noodige taalkennis. Is het dan wonder dat dit alles geestdoodend werkt, dat de waakzaamheid en oplettendheid zoek raakt, zóó zelfs, dat een met opzet weggenomen schilderij of meubel aan hun z.g. wakend oog ontsnapt. Men zal ons moeten toegeven dat onder deze omstandig heden van een intensieve bewaking niet veel terecht komt. En nu is het volkomen juist dat in deze ongunstige tijds omstandigheden, tal van jonge mannen zich gaarne voor de betrekking van bewaker beschikbaar zullen stellen, maar het is ook even juist dat deze jonge menschen in deze be trekking niet zullen vinden hetgeen zij er in gezocht hebben en dat zij al zeer spoedig zullen trachten een andere en betere carrière te vinden, die hun in staat stelt een gezin behoorlijk te onderhouden, hetgeen in dezen tijd met een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 27