87
dan niet is uitgesloten, wordt door een door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen geneesheer een geneeskundig
onderzoek ingesteld, zoo vaak Burgemeester en Wethouders
dit verlangen en in elk geval, wanneer de verhindering langer
dan een half jaar onafgebroken, of binnen een tijdvak van
anderhalf jaar meer dan 365 kalenderdagen heeft geduurd.
2. Blijkt bij dit onderzoek, dat diensthervatting niet is
uitgesloten, dan wordt de uitbetaling van de gewone wedde
volgens de voorafgaande bepalingen voortgezet en het onder
zoek zoo noodig herhaald.
3. Blijkt bij het onderzoek, dat diensthervatting is uit
gesloten, dan wordt de uitbetaling van de gewone wedde
volgens de voorafgaande bepalingen voortgezet tot aan den
dag, met ingang waarvan ontslag wordt gegeven of waarop
de dienstbetrekking uit anderen hoofde eindigt.
Art. 63.
1. De ambtenaar/werkman, die op grond van den uitslag
van een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in het vorige
artikel, niet reeds aan een geneeskundig onderzoek volgens
de bepalingen van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad No. 240)
wordt onderworpen, kan, indien hem op grond van den uit
slag van het onderzoek eervol ontslag wordt aangezegd,
binnen 14 dagen na ontvangst van die aanzegging Burge
meester en Wethouders verzoeken aan een herkeuring te
worden onderworpen. Op de mogelijkheid daartoe wordt hij
bij de aanzegging gewezen.
2. Zoodanige herkeuring heeft in elk geval plaats, indien
Burgemeester en Wethouders, nadat een geneeskundig onder
zoek volgens de Pensioenwet 1922 (Staatsblad No. 240) niet
tot afkeuring heeft geleid, niettemin van oordeel zijn, dat
de toestand van den ambtenaar/werkman tot ontslag aan
leiding moet geven.
3. De herkeuring geschiedt door twee door Burgemeester
en Wethouders aangewezen geneesheeren, die niet aan het
voorafgegane onderzoek hebben deelgenomen, eventueel bij
gestaan door een door den ambtenaar/werkman voor zijn
rekening aan te wijzen geneesheer, wien adviseerende stem
wordt toegekend.
Art. 64.
Op grond van den uitslag van een geneeskundig onderzoek
of een herkeuring, als bedoeld in de vorige artikelen, kan de
ambtenaar/werkman binnen een jaar na het ontstaan van
de verhindering niet worden ontslagen, tenzij hij aanspraak
heeft op pensioen ten laste van het algemeen burgerlijk
pensioenfonds of op een uitkeering, als bedoeld in het vol
gende artikel.
Art. 65.
1. De ambtenaar/werkman, die op grond van de herkeuring,
bedoeld in het tweede lid van artikel 63, wordt ontslagen
en die, indien ook de Pensioenraad hem ongeschikt zou
hebben verklaard voor de verdere waarneming van zijn
betrekking, op grond van de bepalingen van de Pensioenwet
1922 (Staatsblad No. 240) zou zijn gepensionneerd, heeft na
zijn ontslag aanspraak op een uitkeering ten bedrage en op
den voet als voor zijn pensioen zou gelden, indien hij op den
dag van ingang van zijn ontslag ware gepensionneerd ge
worden. Maakt hij in dit geval gebruik van de hem bij ge
noemde wet gegeven gelegenheid om het behoud van uitzicht
op pensioen voor zijn na te laten betrekkingen te verzekeren,
dan wordt hem de daarvoor vastgestelde bijdrage aan het
algemeen burgerlijk pensioenfonds door de gemeente vergoed.
2. De op grond van het eerste lid toegekende uitkeering
vervalt, zoodra en voor zoover door den ambtenaar/werkman
na zijn ontslag alsnog pensioen op grónd van de Pensioenwet
1922 (Staatsblad No. 240) wordt genoten.
3. Hij, aan wien een uitkeering, als in het eerste lid bedoeld,
is toegekend, is verplicht zich ten aanzien van zijn lichame
lijke of geestelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid
te onderwerpen aan een vanwege Burgemeester en Wet
houders uit te oefenen controle en, zoo vaak Burgemeester
en Wethouders zulks, onder aanbieding van schadeloosstelling
voor het geval de pensioenaanvrage wordt afgewezen, ver
langen, bij den Pensioenraad een hernieuwd onderzoek aan
te vragen, hetwelk tot toekenning van pensioen zou kunnen
leiden.
4. Indien de verplichting, in het vorige lid genoemd, niet
wordt nagekomen, vervalt de in dit artikel bedoelde uit
keering.
Art. 66.
1. De ambtenaar/werkman heeft geen recht op zijn gewone
wedde, indien hij de ziekte of het ongeval met opzet, door
misdrijf, misbruik van alcoholische dranken of bedwelmende
middelen, of door zijn onzedelijkheid heeft veroorzaakt.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de uitkeering
van de gewone wedde geheel of ten deele te staken of aan
een ander te doen geschieden, indien de ambtenaar/werkman
gedurende den tijd der verhindering:
a. weigert zich aan een door hen verlangd geneeskundig
onderzoek te onderwerpen, of, na voor zulk een
onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden
niet verschijnt;
b. niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen,
bedoeld in artikel 19 of in het tweede lid van ar
tikel 60;
c. niet opvolgt voorschriften of opdrachten, als bedoeld
in het eerste lid van artikel 61, of in strijd handelt
met de verbodsbepalingen, als vermeld in het tweede
lid van dat artikel;
d. bij opneming in een ziekenhuis of sanatorium zich
daar onbehoorlijk gedraagt;
e. zich schuldig maakt aan misbruik van alcoholische
dranken of bedwelmende middelen, aan wangedrag
of gedragingen, waardoor zijn herstel wordt belem
merd
zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders
voor een ander arbeid verricht;
g. weigert arbeid te verrichten, die hem door het hoofd
van den tak van dienst na ingewonnen advies van
den behandelenden en controleerenden geneesheer
wordt opgedragen.
Art. 67.
Indien aan een ambtenaar/werkman, die niet krachtens
een bij de wet voorgeschreven of door de gemeente gesloten
ongevallenverzekering is verzekerd, in verband met zijn
dienst een niet aan eigen opzet of schuld te wijten ongeval
overkomt, waardoor genees- en (of) heelkundige hulp noodig
is, worden de kosten daarvan, voor zoover zij voor zijn
rekening blijven, door de gemeente vergoed.
Art. 68.
Is de ziekte of het ongeval naar het oordeel van Burge
meester en Wethouders, den behandelenden en controleeren
den geneesheer gehoord, een rechtstreeksch gevolg van de
uitoefening van den dienst en niet aan opzet of schuld van
den ambtenaar/werkman te wijten, en is in zoodanig geval
verpleging in een ziekenhuis of sanatorium noodig, dan ge
schiedt deze verpleging, tenzij daarin voor rekening van
anderen wordt voorzien, gedurende een door Burgemeester
en Wethouders voor ieder geval te bepalen termijn, hetzij
geheel, hetzij gedeeltelijk voor rekening van de gemeente.
Burgemeester en Wethouders bepalen tevens voor ieder geval
of, en zoo ja, tot welk bedrag, gedurende den termijn dier
verpleging de gewone wedde wordt uitbetaald.
Art. 69.
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing
op den ambtenaar/werkman, die valt onder de verplichte
verzekering, neergelegd in de Ziektewet, of onder een bij
zondere ziekengeldregeling, goedgekeurd krachtens het derde
lid van artikel 21 dier wet.
2. Aan den ambtenaar/werkman, die valt onder de ver
plichte verzekering, neergelegd in de Ziektewet, wordt echter,
indien het ziekengeld, dat hij krachtens die wet ontvangt,
lager is dan de uitkeering, welke hij zou ontvangen, indien
de bepalingen van dit hoofdstuk wel op hem van toepassing-
waren, het verschil uitgekeerd, met overeenkomstige toe
passing overigens van het in dit hoofdstuk bepaalde.
HOOFDSTUK VIII.
Belooningen.
Art. 70.
1. Wegens bijzondere verdiensten, buitengewone toe
wijding of 25- resp. 40-jarigen loffelijken dienst kunnen Burge
meester en Wethouders den ambtenaar/werkman een of
meer der volgende beloonhigen toekennen:
a. een schriftelijke tevredenheidsbetuiging;
b. buitengewoon verlof met behoud van wedde;
c. een gratificatie, hetzij in den vorm van een som
ineens, hetzij in den vorm van een tijdelijke toelage
boven de wedde, in dezelfde termijnen als deze
laatste uit te betalen;
d. een geschenk in anderen vorm dan in dien van geld.
2. Voor de bepaling van den 25-resp. 40 jarigen diensttijd
komt alleen in aanmerking de op grond van deze verordening
niet-onderbroken tijd als ambtenaar/werkman krachtens
tijdelijke en vaste aanstelling in dienst der gemeente door
gebracht; alleen indien de diensttijd onderbroken is geweest