86 Jc. bij overlijden, van de echtgenoote tot en met den dag der begrafenis; l. bij overlijden en voor bijwoning van de begrafenis van onders, kinderen, behuwd-, stief- of pleeg kinderen telkens voor 1 dag, of indien een reis moet worden gemaakt, voor 3 dagen ten hoogste; to. bij het afleggen van geloofsbelijdenis door den ambtenaar/werkman, bij kerkelijke bevestiging en Eerste Communie van den ambtenaar/werkman, diens echtgenoote, kinderen, stief- en pleegkinderen voor den daarvoor benoodigden tijd, indien het af leggen van geloofsbelijdenis, de kerkelijke bevestiging of de Eerste Communie plaats heeft binnen den werktijd van den ambtenaar/werkman; n. bij 25- en 40 jarig ambtsjubileum voor 1 dag; o. in andere gevallen, waarin het hoofd van den tak van dienst oordeelt, dat daartoe aanleiding bestaat. 2. Indien het verleenen van verlof, als bedoeld in het eerste lid, onder c, voor den tak van dienst kosten tengevolge heeft, worden deze kosten voor de helft ten laste van den ambtenaar/werkman gebracht. 3. Het in het eerste lid bedoelde verlof moet, dringende gevallen uitgezonderd, ten minste 24 uren te voren worden aangevraagd. 4. Verlof kan eveneens worden verleend voor een af wezigheid, die heeft plaats gehad, wanneer daarvoor naar het oordeel van het hoofd van den tak van dienst gegronde redenen bestonden en de gelegenheid om verlof te vragen heeft ontbroken. Art. 57. Aan de door den Baad benoemde ambtenaren kan de Baad, en aan de overige ambtenaren/werklieden kunnen Burge meester en Wethouders, indien daartoe naar zijn (hun) oordeel termen bestaan, verlof verleenen voor bepaalden of onbe- paalden tijd, met of zonder behoud van de gewone wedde, en in het algemeen op de door hem (hen) te bepalen voorwaarden. Verlof van langer dan een jaar wordt zonder behoud van de gewone wedde verleend, tenzij het in het openbaar belang wordt gegeven. Art. 58. 1. Verleende vacantie of verleend verlof kan, indien het belang van den dienst dit dringend noodzakelijk maakt, door Burgemeester en Wethouders en, indien hunne beslissing niet kan worden afgewacht, door het hoofd van den tak van dienst worden ingetrokken. In zoodanig geval komt een dag, waarop de ambtenaar/werkman dientengevolge slechts ge deeltelijk vacantie of verlof genoot, bij het berekenen van het aantal genoten vacantie- of verlofdagen niet in aanmerking. 2. Indien de ambtenaar/werkman tengevolge van de in trekking geldelijke schade lijdt, wordt deze hem tot het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag vergoed. HOOFDSTUK VII. Ziekte. Art. 59. 1. Behoudens het in dit hoofdstuk verder bepaalde, geniet de ambtenaar/werkman, die wegens ziekte of ongeval ver hinderd is, zijn dienst te verrichten, zijn gewone wedde ge durende de maand, waarin de verhindering aanvangt en vervolgens a. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van niet meer dan 10 jaren heeft, gedurende een jaar zijn gewone wedde en gedurende het daarop volgende jaar 2/3 gedeelten daarvan; b. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van meer dan 10 jaren heeft, gedurende anderhalf jaar zijn gewone wedde en ge durende de daarop volgende anderhalf jaar 2/3 ge deelten daarvan; c. indien hij in tijdelijken dienst is en niet valt onder de verplichte verzekering, neergelegd in de Ziektewet of onder een bijzondere ziekengeldregeling, goed gekeurd krachtens artikel 21, derde lid dier wet, gedurende een half jaar zijn gewone wedde en ge durende het daarop volgende halfjaar 2/3 gedeelten daarvan. 2. Ka het verstrijken van den termijn, waarover 2/3 ge deelten van de gewone wedde wordt genoten, wordt tot het tijdstip van hervatting van den dienst of het einde van de dienstbetrekking de helft van de gewone wedde genoten. 3. Voor de toepassing van de vorige leden wordt, indien de ambtenaar/werkman binnen 30 dagen na hervatting van zijn werkzaamheden wegens dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval opnieuw verhinderd wordt zijn dienst te verrichten, de tweede verhindering als een voortzetting van de eerste aangemerkt. 4. Wanneer de ziekte of het ongeval ontstaan is in verband met zijn betrekking, geniet de ambtenaar/werkman, onver minderd het bepaalde in artikel 67 en behoudens het bepaalde in artikel 68, zijn gewone wedde gedurende den tijd, dien hij verhinderd is te werken, totdat de dienst wordt hervat of de dienstbetrekking eindigt. 5. Gedurende de in het eerste, tweede en vierde lid ge noemde termijnen heeft de inwonende ambtenaar/werkman van de gestichten Endegeest, Yoorgeest en Bhijngeest recht op vrije geneeskundige behandeling en op kosteloeze ver pleging, voor zoover deze in de gestichten zelve kan ge schieden. De geneeskundige behandeling bepaalt zich tot de visites der aan de gestichten verbonden geneesheeren en de gratis verstrekking van eenvoudige genees- en verband middelen. Op vrije behandeling door andere geneesheeren dan de gestichtsgeneesheeren of op kostelooze verpleging buiten de gestichten, heeft de inwonende ambtenaar/werkman, onverminderd het bepaalde in artikel 68, geen recht, tenzij en voor zoover Burgemeester en Wethouders in bijzondere gevallen anders beslissen. 6. Indien de kosten van geneeskundige hulp, verpleging en geneesmiddelen, die de ambtenaar/werkman binnen den tijd van een jaar voor zich zeiven en voor degenen, wier kostwinner hij is, moet maken, zijn financiëele draagkracht redelijkerwijs te boven gaan, kan hem door Burgemeester en Wethouders een tegemoetkoming in die kosten worden ver strekt. De ambtenaar/werkman is verplicht de voor de vast stelling van de vergoeding noodige bescheiden en gegevens over te leggen. Art. 60. 1. De gewone wedde over den tijd der verhindering wordt verminderd met de rente of schadeloosstelling in geld, welke de ambtenaar/werkman over dien tijd wegens de ziekte of het ongeval mocht ontvangen krachtens eenige bij de wet voorgeschreven verzekering of krachtens een door de gemeente of door hem onverplicht gesloten verzekering, voor zoover die rente of schadeloosstelling strekt tot vergoeding van werkverzuim. 2. De ambtenaar/werkman, die bij ziekte of ongeval krachtens een door hem onverplicht gesloten verzekering een schadeloosstelling in geld ontvangt, is verplicht daarvan aan het hoofd van den tak van diénst mededeeling té doen bij het begin van de verhindering om zijn dienst te verrichten. Art. 61. 1. De ambtenaar/werkman is, onverminderd het bepaalde bij artikel 19, verplicht zich onder geneeskundige behandeling te stellen, een door of namens Burgemeester en Wethouders aangewezen control eerenden geneeskundige in zijn woning te ontvangen of te doen ontvangen, zich aan een onderzoek door dien geneeskundige te onderwerpen, zoo dikwijls deze of Burgemeester en Wethouders dit noodig achten, zich te onthouden van gedragingen, waardoor zijn herstel zou worden belemmerd, en, voor zoover dit niet bestaat in het zich aan een operatie onderwerpen, te doen hetgeen zijn geneesheer of de controleerende geneeskundige in overleg met den be- handelenden geneesheer in het belang van een goede be handeling of genezing voorschrijft. Indien de controleerende en de behandelende geneesheer niet tot overeenstemming kunnen geraken omtrent de te geven voorschriften, is de ambtenaar/werkman verplicht zich te gedragen naar de alsdan door den Directeur van den Gemeentelijken Genees kundigen- en Gezondheidsdienst vast te stellen voorschriften. Zoolang laatstgenoemde Directeur geen uitspraak heeft gedaan, gedraagt de ambtenaar/werkman zich naar de voor schriften van den behandelenden geneesheer. 2. Het is den ambtenaar/werkman tijdens zijn ziekte, tenzij om zich in een ziekenhuis of sanatorium te doen op nemen of een geneeskundige buiten zijn woonplaats te consulteeren, verboden a. zijn woning te verlaten zonder daartoe de vergunning van den controleerenden geneeskundige te hebben verkregen b. zijn woonplaats te verlaten zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders. 3. Ook buiten het geval, dat de ambtenaar/werkman zich ziek heeft gemeld, is hij, zoo dikwijls Burgemeester en Wet houders zulks in verband met zijn gezondheidstoestand noodig achten, verplicht zich aan het onderzoek van een door hen aangewezen geneesheer te onderwerpen. Art. 62. 1. Ter beantwoording van de vraag, of diensthervatting al

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 14