83
HOOFDSTUK IV.
Werk- en diensttijden.
Art. 30.
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, bedraagt de
normale arbeidsduur van de ambtenaren niet meer dan
8 J uur per dag en 48 uur per week, met dien verstande echter,
dat de arbeidsduur van die ambtenaren, die belast zijn met
het onmiddellijk toezicht op werklieden, wier arbeidsduur
overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid onder b van
artikel 31 is geregeld, niet korter is dan de arbeidsduur van
die werklieden.
2. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt
de normale arbeidsduur:
a. voor de verplegenden van de gestichten Endegeest,
Voorgeest en Bhijngeest ten hoogste 9 uur per etmaal
en 54 uur per week;
b. voor de havenrechereheurs en de brugwachters, als
mede voor andere door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen ambtenaren, wier werkzaamheden
geheel of gedeeltelijk uit wacht- of waakdiensten
bestaan of daarmede ten aanzien van de gevorderde
lichaamsinspanning zijn gelijk te stellen, ten hoogste
10 uur per etmaal en gemiddeld niet meer dau 55 uur
per week;
c. voor de overige ambtenaren, die in afwisselenden
dienst zijn, per week gemiddeld 48 uur, berekend over
een tijdvak, waarin een volledige periode van het
ploegenstelsel is vervuld.
Art. 31.
1. De normale arbeidsduur van de werklieden bedraagt:
a. voor hen, die in afwisselenden dienst zijn, per week
gemiddeld 48 uur, berekend over een tijdvak, waarin
een volledige periode van het ploegenstelsel is ver
vuld, met dien verstande echter, dat hij voor werk
lieden bij de Brandweer ten hoogste 10 uur per
etmaal en gemiddeld niet meer dan 55 uur per week
bedraagt
b. voor hen, die niet in afwisselenden dienst zijn en niet
behooren tot de in het tweede lid bedoelde werk
lieden, 8| uur per dag en 48 uur per week, met dien
verstande, dat voor zoover de Arbeidswet 1919 zulks
toelaat de arbeidsduur van die werklieden, die
gedurende de wintermaanden korteren tijd arbeiden,
gedurende de overige maanden in die mate wordt
verhoogd, dat de arbeidsduur over een jaar gerekend
gemiddeld niet meer dan 48 uur per week bedraagt
en mits per dag niet langer dan 9| uur en per week
niet langer dan 51 uur wordt gewerkt.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, om den
normalen arbeidsduur voor die werklieden, wier gewone
werkzaamheden geheel of gedeeltelijk bestaan uit wacht- en
waakdiensten of daarmede ten aanzien van de gevorderde
lichaamsinspanning zijn gelijk te stellen, of wier gewone werk
zaamheden bestaan in het gereedmaken van werklokalen,
werktuigen, drijfwerken, ovens, ketels of leidingen vóór den
aanvang van den bedrijfsarbeid of in het verzorgen daarvan
vóór, gedurende de onderbreking of na het eindigen van den
bedrijfsarbeid, vast te stellen op ten hoogste 10 uur per etmaal
en ten hoogste 55 uur per week.
Art. 32.
1. De werk- en diensttijd van de ambtenaren/werklieden
wordt zoodanig geregeld:
a. dat de arbeid des Zaterdags uiterlijk om 1 uur des
namiddags eindigt;
b. dat geen arbeid wordt verricht op Zon- en feestdagen.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
a. ten aanzien van den afwisselenden dienst;
b. indien de aard van den dienst of bijzondere om
standigheden, een en ander ter beoordeeling van het
hoofd van den tak van dienst, het eischen.
3. Aan den ambtenaar/werkman, die op Zon- en feestdagen
arbeid moet verrichten, wordt op zijn verzoek, voor zoover
de dienst dit toelaat, gelegenheid gegeven een godsdienst
oefening van zijn kerkgenootschap bij te wonen.
4. Het bepaalde in de vorige leden vindt voor hen, die
tot een berkgenootschap behooren, dat den wekelijkschen
rustdag op den Sabbath of op den Zevendedag viert,
overeenkomstige toepassing resp. ten aanzien van den Sabbath
of van den Zevendedag en van de daarmede te hunnen
aanzien gelijk te stellen kerkelijke feestdagen, indien zij een
daartoe strekkend verzoek tot het hoofd van den tak van
dienst hebben gericht, voor zoover het belang van den dienst
of van andere ambtenaren/werklieden zich daartegen niet
verzet. Voor eiken aldus met den Zondag gelijkgestelden dag
kan van den ambtenaar/werkman buiten zijn gewonen werk
tijd arbeid worden gevorderd.
Art. 33.
Binnen de door de artikelen 30 en 31 aan den arbeidsduur
gestelde grenzen en met inachtneming van het bepaalde in
artikel 32 stelt het hoofd van den tak van dienst, c.q. na
overleg met de voor zijn dienst ingestelde dienstcommissie
en onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders,
hetzij bij de Bijzondere Voorschriften, hetzij in den vorm
van werk- of dienstroosters, de uren vast, gedurende welke
de ambtenaren/werklieden dagelijks in dienst moeten zijn.
De aldus vastgestelde tijd wordt voor de toepassing van
deze verordening als gewone werktijd beschouwd.
Art. 34.
1. De ambtenaar/werkman is verplicht tot het verrichten
van arbeid buiten zijn gewonen werktijd, indien en voor
zoover daartoe naar het oordeel van het hoofd van den tak
van dienst noodzakelijkheid bestaat.
2. De in liet eerste lid bedoelde arbeid wordt voor de toe
passing van deze verordening als overwerk beschouwd.
HOOFDSTUK V.
Wedde.
Art. 35.
De Baad regelt de wedden van de ambtenaren/werklieden
bij afzonderlijke verordening.
Art. 36.
1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd voorschriften
vast te stellen, waarbij aan bepaalde ambtenaren/werklieden
of aan bepaalde groepen van ambtenaren/werklieden bij het
verrichten van bepaalde werkzaamheden stuk- of accoordloon
wordt toegekend.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt het
stuk- of accoordloon aldus geregeld, dat de ambtenaar over
de maand, de werkman over de week, waarin hij in stuk- of
accoordloon arbeidt, ten minste zijn gewone wedde en ten
hoogste zijn gewone wedde, verhoogd met 30 verdient.
Art. 37.
1. Indien een ambtenaar/werkman, die wegens een hem in
verband met de uitoefening van zijn dienst bij de gemeente over
komen ongeval in het genot is gesteld van een uitkeering of rente
krachtens een bij de wet voorgeschreven of door de gemeente
gesloten ongevallenverzekering, na dat ongeval in dezelfde
of in een hooger bezoldigde betrekking in dienst der gemeente
wordt gehouden of benoemd, wordt zijn wedde verminderd
met het bedrag dier uitkeering of rente.
2. Wordt een door een zoodanig ongeval getroffen ambte
naar/werkman ontslagen en daarna in een lager bezoldigde
betrekking benoemd, dan blijft de in het eerste lid bedoelde
vermindering achterwege, voor zooveel van die vermindering
het gevolg zou zijn, dat de ambtenaar/werkman aan wedde,
uitkeering of rente tezamen minder zou ontvangen dan de
wedde, die hij gemiddeld over de laatste twaalf aan het
ongeval voorafgaande maanden genoot.
Art. 38.
Indien buiten het geval van straf een ambtenaar/werkman
in. plaats van zijn eigen betrekking tijdelijk belast wordt
met de waarneming van een lager bezoldigde bel rekking,
behoudt hij niettemin zijn gewone wedde.
Art. 39.
1. De ambtenaar, die gedurende meer dan dertig achter
eenvolgende dagen in plaats van zijn eigene, een hooger
bezoldigde vacante betrekking waarneemt, geniet, indien dit
voor hem voordeelig is, gedurende den tijd der Avaarneming
de minimum-wedde, verbonden aan die betrekking, met stil
stand \Tan eigen wedde.
2. Neemt; de ambtenaar naast zijn eigen betrekking ge
durende meer dan dertig achtereenvolgende dagen een vacante
betrekking waar, dan wordt hem daarvoor gedurende den
tijd der waarneming een door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen geldelijke vergoeding toegekend.
3. Ingeval Aran ziekte of afwezigheid van een ambtenaar
kan aan hem, die zijn werkzaamheden hetzij geheel, hetzij
gedeeltelijk, gedurende dien tijd heeft verricht, door Burge
meester en Wethouders een geldelijke vergoeding worden
toegekend.