82
dit artikel, verboden is aan den dienst deel te nemen, zijn
gewone wedde.
Art. 21.
De ambtenaar/werkman is verplicht zoowel omtrent zijn
persoon als omtrent zijn gezin aan het hoofd van den tak
van dienst op de door dezen te bepalen wijze al die inlich
tingen te verstrekken, welke voor een behoorlijke admini
stratie noodig zijn.
Abt. 22.
1. De ambtenaar/werkman is, onverminderd de op te
leggen straf, indien daartoe termen zijn, aansprakelijk:
a. voor de hem toevertrouwde eigendommen der ge
meente, tenzij hij aantoont, dat de schade niet aan
zijn opzet, schuld of nalatigheid is te wijten;
b. voor alle niet onder a bedoelde schade, door hem bij
de uitoefening van zijn dienst door zijn opzet, schuld
of nalatigheid veroorzaakt.
2. Of en in hoeverre hij deze schade zal hebben te ver
goeden, wordt, de ambtenaar/werkman gehoord, door het
hoofd van den tak van dienst bepaald, behoudens beroep
op Burgemeester en Wethouders, in te stellen binnen 6 dagen
nadat de beslissing van het hoofd van den tak van dienst,
waarbij hem de verplichting tot vergoeding van schade is
opgelegd, schriftelijk te zijner kennis is gebracht.
3. Het bedrag der opgelegde schadevergoeding wordt in
gehouden op de gewone wedde, met dien verstande, dat telken
male niet meer zal worden ingehouden dan 5 van hetgeen
de ambtenaar/werkman aan gewone wedde ontvangt.
4. Met afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan
ten hoogste het bij de wet toegestane bedrag op de gewone
wedde worden ingehouden, indien daartoe naar het oordeel
van Burgemeester en Wethouders bijzondere aanleiding
bestaat.
5. De ambtenaar/werkman is niet tot schadevergoeding
gehouden, indien aan het hoofd van den tak van dienst,
resp. aan Burgemeester en Wethouders blijkt, dat hij naar
zijn beste weten in het belang van den dienst heeft gehandeld.
Abt. 23.
1. De ambtenaar/werkman is verplicht de dienstkleeding
en (of) de onderscheidingsteekenen te dragen, indien en voor
zoover dit voor hem voorgeschreven is.
2. Het buiten dienst gekleed gaan in uniform is alleen met
toestemming van het hoofd van den tak van dienst geoorloofd.
3. Het is den ambtenaar/werkman verboden in dienst of
bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidings-
teekenen of in dienst uniformkleedingstukken te dragen, een
en ander voor zoover die niet van Begeeringswege of van
gemeentewege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het
dragen daarvan niet vanwege de Begeering of door Burge
meester en Wethouders vergunning is verleend.
Abt. 24.
De ambtenaar/werkman is verplicht, tijdelijk andere dan
zijn gewone werkzaamheden in dienst der gemeente te
verrichten, voor zoover dit in het belang van den dienst
noodig is en redelijkerwijs van hem kan worden gevorderd.
Art. 25.
1. De ambtenaar/werkman is verplicht zijn woonplaats
te hebben en feitelijk te wonen in de gemeente Leiden, tenzij
hem in bijzondere omstandigheden door Burgemeester en
Wethouders, al dan niet voorwaardelijk, vergunning is ver
leend om buiten de gemeente Leiden te wonen. Een zoodanige
vergunning kan, met inachtneming van redelijke overgangs
bepalingen, te allen tijde worden ingetrokken.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen den ambtenaar/
werkman zoo-wel bij als na zijn indiensttreding in het belang
van den dienst verplichten om in de onmiddellijke nabijheid
van de plaats zijner werkzaamheden, ook al is die plaats in
een andere gemeente gelegen, te wonen of een bepaalde
ambts- of dienstwoning te betrekken.
3. Indien de in het tweede lid bedoelde verplichting den
ambtenaar/werkman na zijn indiensttreding wordt opgelegd,
wordt hem een door Burgemeester en Wethouders naar
billijkheid vast te stellen geldelijke vergoeding voor verhuis
kosten toegekend.
4. Aan den ambtenaar/werkman, die anders dan op eigen
verzoek of anders dan als gevolg van een hem opgelegde straf
of van een hem verleend ontslag verplicht wordt de hem
aangewezen ambts- of dienstwoning te verlaten, wordt even
eens een door Burgemeester en Wethouders naar billijkheid
vast te stellen geldelijke vergoeding voor verhuiskosten
toegekend.
5. De ambtenaar/werkman, die een ambts- of dienstwoning
bewoont, onthoudt zich van het uitsteken of hijschen van
andere dan nationale of oranjevlaggen. Uit het uiterlijk aan
zien van de ambts- of dienstwoning of van het daarbij be-
hoorende erf mag niet blijken van de politieke gezindheid
van den ambtenaar/werkman of van zijn huisgenooten.
Art. 26.
Bij de Bijzondere Voorschriften kan, indien het dienst
belang zulks eischt, worden bepaald, dat bepaalde ambte
naren/werklieden of bepaalde groepen van ambtenaren/werk
lieden de gemeente, waar zij hunne werkzaamheden ver
richten, buiten hun gewonen werktijd niet mogen verlaten
dan met toestemming of voorkennis van het hoofd van den
tak van dienst of van dengene, door het hoofd van den tak
van dienst daartoe aangewezen.
Art. 27.
1. De ambtenaar/werkman is verplicht tot geheimhouding
van hetgeen hem in zijn betrekking is ter kennis gekomen,
voor zoover die verplichting uit den aard der zaak volgt of
hem uitdrukkelijk is opgelegd.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 148 der Gemeente
wet, bestaat de in het vorige lid bedoelde verplichting niet
tegenover hen, aan wie de ambtenaar/werkman onmiddellijk
of middellijk ondergeschikt is, noch in zoover hij door het
hoofd van den tak van dienst van de verplichting tot geheim
houding is ontheven, noch tegenover de justitie of den
rechter in ambtenarenzaken, tenzij hij een wettige reden
mocht hebben om zich van het geven van getuigenis of van
het beantwoorden van bepaalde vragen te verschoonen.
Art. 28.
1. Het is den ambtenaar/werkman verboden:
a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan eenige
aanneming of levering ten behoeve van de gemeente
of van een gemeentelijke instelling;
b. middellijk of onmiddellijk geschenken te vorderen,
te verzoeken of aan te nemen van derden in verband
met de uitoefening van zijn betrekking;
c. middellijk of onmiddellijk steekpenningen, geschen
ken, provisie of commissie-loon aan te nemen van
aannemers of leveranciers van de gemeente of ge
meentelijke instellingen
d. personen in dienst der gemeente of van gemeentelijke
instellingen te gebruiken voor persoonlijke of huise
lijke diensten;
e. aan de gemeente toebehoorende eigendommen ten
eigen bate te gebruiken;
ten eigen bate gebruik te maken van hetgeen hij in
zijn betrekking heeft vernomen;
g. gedurende den diensttijd alcoholhoudende dranken
te gebruiken, bij zich te hebben of in de dienstlokalen
te bewaren;
h. te rooken op de plaatsen en (of) gedurende de tijden,
bij de Bijzondere Voorschriften nader te bepalen.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bepaalde ge
vallen schriftelijk afwijking van de in het eerste lid onder
b en f genoemde verbodsbepalingen toestaan.
Art. 29.
1. Zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders
is het den ambtenaar/werkman verboden:
a. lid te zijn van een publiekrechtelijk college;
b. naast zijn betrekking andere werkzaamheden te ver
richten of een andere betrekking, eenig ambt of
beroep of eenige bediening of functie, waaraan een
bezoldiging of een geldelijke vergoeding is verbonden,
te vervullen;
c. handel of nering te drijven of te doen drijven of te
gedoogen, dat door inwonende huisgenooten handel
of nering gedreven wordt.
2. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning kunnen
Burgemeester en Wethouders voorwaarden verbinden.
3. Het verrichten van andere werkzaamheden of het ver
vullen van een andere betrekking, van eenig ambt of beroep
of van eenige bediening of functie, waaraan geen bezoldiging-
of geldelijke vergoeding verbonden is, kan den ambtenaar/
werkman door Burgemeester en Wethouders worden ver
boden. Van het ter hand nemen van zoodanige werkzaam
heden of van het aanvaarden van zulk een betrekking wordt
door hem aan Burgemeester en Wethouders schriftelijk
kennis gegeven.