60 van de Jongensschool voor U.L.O. behoort te worden over gegaan. Ter toelichting van het door den Directeur van Gemeente werken opgemaakte verbouwingsplan, waarvan de kosten worden geraamd op 13.000.merken wij het volgende op. Uit de ter visie gelegde teekening, gemerkt B no. 26/388, waarop de bestaande toestand is aangegeven, blijkt, dat het gebouw bevat 16 meerendeels kleine leslokalen, een natuur kunde lokaal en een handteekenlokaal. Twee leslokalen wor den gebruikt voor berging van rijwielen, één voor typekamer voor de handelsavondschool van het Genootschap „Kennis is Macht" (welke school in de avonduren van het gebouw gebruik maakt) en één voor spreekkamer van den Directeur van „Kennis is Macht" en tevens voor berging van leer middelen van die handelsavondschool. Op de andere teekening, B no. 26/393 A, is aangegeven het maken van 6 groote lokalen in plaats van de tegen woordige 9 kleine lokalen. De rijwielenbergplaats is ontworpen aan de Westzijde van het schoolgebouw, waartoe aan de zijde van het Pieterskerkhof een neveningang zal worden gemaakt. Door het wegbreken van eenige wanden kunnen in één ruimte op ordelijke wijze 45 rijwielen in rekken worden geplaatst, terwijl dan aan het gebruik van de bestaande rijwielberging op de open plaats (met afdak) direct achter de ontworpen rijwielbergplaats, geen bezwaren meer ver bonden zijn, zoodat alsdan een goede, ruime berging voor 90 rijwielen beschikbaar zal zijn. Verder geeft het plan aan, dat het lokaal ten Noorden van den hoofdingang zal worden ingericht gedeeltelijk voor spreekkamer van het hoofd der school en gedeeltelijk voor berging van leermiddelen van de U.L.O.-school. De te maken bergplaats voor leermiddelen op de gang van de le verdieping is bestemd voor „Kennis is Macht". Na uitvoering van dit plan zal kunnen worden beschikt, behalve over een natuurkunde- en een teekenlokaal, over 6 groote en 5 kleinere leslokalen, hetgeen o. i. voldoende is. Met betrekking tot de bezwaren door den Inspecteur van het lager onderwijs tegen het verbouwingsplan aangevoerd en die in het algemeen door de Plaatselijke Schoolcommissie worden gedeeld, veroorloven wij ons te verwijzen naar ons, bij de stukken gevoegd, schrijven aan den Minister van Onderwijs en naar de missive van den Minister, waarbij deze mededeelt, dat bij hem tegen de voorgenomen ver bouwing geen bedenking bestaat. Verder merken wij, in verband met het advies van de Plaatselijke Schoolcommissie nog op, dat de bouw van een geheel nieuwe school in de tegenwoordige omstandigheden o. i. uitgesloten is en dat voor overplaatsirg naar een ander gebouw, een ander gebouw beschikbaar moet zijn, hetgeen niet het geval is. Wat betreft de splitsing van de school in twee scholen, zijn wij van oordeel, dat zulks, gezien de daling van het getal leerlingen van de gewone lagere scholen, welke voor een belangrijk deel de leerlingen voor de Jongensschool voor U.L.O. moeten leveren, een maatregel zou zijn, welke, wel licht binnen afzienbaren tijd, wegens gebrek aan een vol doend aantal leerlingen voor twee Jongensscholen voor U.L.O., zou moeten worden herroepen. Hierbij komt, dat door split sing in twee scholen verschillende voordeelen en mogelijk heden, verbonden aan een groote school, zouden worden prijsgegeven. Uitstel van deze verbouwing in verband met bij de Ee- geering aanhangige reorganisatieplannen achten wij in tegenstelling met de Plaatselijke Schoolcommissie zeer bedenkelijk. Komen er veranderingen, dan zullen die ver anderingen hoogstwaarschijnlijk gaan in de richting van grootere klassen. Werd de verbouwing thans uitgesteld, dan zou het gevaar dreigen, dat men, als die veranderingen komen, niet gereed zou zijn en dat het uitstel zou moeten worden betaald in den vorm van salarieering van boventallig onderwijzend personeel, dat dan, door de kleine lokalen, niet zou kunnen worden gemist. De bezwaren van de genoemde Commissie met betrekking tot de spreekkamer, het leermiddelenvertrek en de rijwiel bergplaats achten wij allerminst overtuigend integendeel zijn wij van meening, dat het verbouwingsplan, ook in dit opzicht een goede oplossing geeft. Op grond van het vorenstaande geven wij U mitsdien in overweging te besluiten tot verbouwing, overeenkomstig het overgelegde plan, van het gebouw aan de Pieterskerkstraat, waarin de Jongensschool voor U.L.O. is gevestigd, en in verband daarmede tot vaststelling van den mede over- gelegden begrootingsstaat, model D, groot 13.000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 96. Leiden, 4 Mei 1934. De N.V. Gemeenschappelijk Eigendom, gevestigd te 's Gravenhage, is na gevoerde onderhandelingen, bereid het perceel grond aan den Eijnzichtweg onder de gemeente Oegstgeest, sectie B, No. 1935, groot 5663 M2., op de over gelegde kaart met roode kleur aangegeven, tegen den prijs van 3.per M2. of in totaal voor 16.989.aan de ge meente te verkoopen. Uit het in de Leeskamer ter visie liggende rapport van de Commissie van Beheer over de gestichten „Endegeest" c.a. blijkt, dat deze aankoop in het belang van de gestichten is. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. te besluiten van de N.V. Gemeenschappelijk Eigendom, gevestigd te 's Gravenhage, aan te koopen het perceel grond aan den Eijnzichtweg, kadastraal bekend gemeente Oegst geest, sectie B, No. 1935, groot 5663 M2., voor 3.per M2. b. te besluiten den sub a bedoelden grond in te brengen bij de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Ehijngeest" voor de koopsom, vermeerderd met de op den aankoop vallende kosten; c. door vaststelling van de overgelegde staten tot wijziging van de gemeentebegrooting en de bedrijfsbegrooting, beide dienst 1934, aan de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Ehijngeest" ten behoeve van den sub a genoemden grondaankoop een uit geldleening te vinden kapitaal te ver strekken van ten hoogste 17.600.af te lossen in 40 jaar- lijksche termijnen, aanvangende met het jaar 1935. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 97. Leiden, 4 Mei 1934. In Uwe Vergadering van 28 November 1932 werden om praeadvies in handen van ons College gesteld een voorstel van den heer Schüller, luidende: „Ondergeteekende stelt voor de grond vóór perceel Zijlsingel van den heer Bekooy alsnog tegen de vastgestelde prijs, die voor deze gevallen gegeven wordt, uit te betalen", en een voorstel van den heer Beekenkamp, luidende: „Ondergeteekende stelt voor aan den heer Bekooy te restitueeren de overdrachtskosten verbonden aan afstand van gronden aan den Zijlsingel"; in verband hiermede werd de verdere behandeling van het praeadvies op het adres van W. K. Bekooy, betreffende overdracht van een stukje grond aan den Zijlsingel (Ingek. Stukken N°. 254 van 1932) aangehouden. De afdoening van deze aangelegenheid is eenigszins ver traagd, in verband met de door den heer Wilmer in dezelfde vergadering uitgesproken wenschelijkheid, om de toepassing van artikel 1 van de verordening op het bouwen en sloopen principieel te bezien. Deze principieele zijde van het vraagstuk toch behoorde naar ons oordeel te worden behandeld bij de wijziging van de genoemde -verordening, welke deze tengevolge van de jongste herziening van de Woningwet diende te ondergaan. Een ontwerp-verordening tot wijziging van de verordening- op het bouwen en sloopen (Ingek. Stukken N°. 195 van 1933) werd inmiddels op de agenda van de raadsvergadering van 2 October 1933 geplaatst, doch in verband met een dooi den Yerhuurdersbond voor Leiden e. o. ingediend adres van die agenda afgevoerd. Bij die ontwerp-verordening werd het vraagstuk van de toepassing van artikel 1 van de verordening op het bouwen en sloopen op, naar wij meenen, bevredigende wijze opgelost (zie de voorgestelde artikelen 49 en 50 met de daarop gegeven toelichting). Thans kan derhalve, met verwijzing, voor wat de prin cipieele zijde -van het vraagstuk betreft, naar Ingekomen Stukken N°. 195 van 1933, de behandeling van de voorstellen van de heeren Schüller en Beekenkamp, alsmede de verdere behandeling van het praeadvies van Burgemeester en Wet houders vervat in Ingekomen Stukken N°. 254 van 1932 aan de orde worden gesteld. Tot goed begrip van zaken releveeren wij vooraf in het kort de geschiedenis van de zaak, welke tot die voorstellen en dat praeadvies aanleiding gaven. In October 1930 vroeg P. J. Gijsman, namens W. K. Bekooy, vergunning tot het verbouwen van de keuken van het perceel Zijlsingel N°. 16. Het plan omvatte een, zij het niet belangrijke, uitbreiding- van het perceel en vermits het perceel van de straat was gescheiden door een voortuin, welke gedeeltelijk eigendom van Bekooy was, voldeed het bouwplan niet aan art. 1 van de verordening op het bouwen en sloopen. In verband met de geldende toepassing van genoemd artikel moest, tenzij door Bekooy zijn voortuingedeelte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 4