72
zij komen te liggen, doch voor de behartiging van een alge
meen plaatselijk belang, worden de daarvoor bestemde
gronden uit het grondbedrijf genomen tegen vergoeding door
de gemeente van de geheele of gedeeltelijke boekwaarde.
Indien eenig deel van de in het bedrijf gebrachte eigen
dommen wordt bestemd voor gemeentelijke bedrijven of
wel voor stichting van gebouwen ten behoeve van den open
baren dienst, hieronder begrepen bouw van gemeente-wonin
gen, of indien eigendommen in erfpacht worden uitgegeven,
moet dat deel uit het grondbedrijf worden genomen tegen
vergoeding van de geschatte waarde. Deze handelingen
worden beschouwd als een verkoop in den zin dezer ver
ordening.
Art. 13.
Indien bij verkoop van eigendommen deze meer opbrengen
dan de boekwaarde, vermeerderd met de kosten van straten-
of wegenaanleg en andere kosten, verbonden aan het in ge
reedheid brengen der terreinen, voor zoover die kósten nog
niet op de waarde der eigendommen zijn bijgeboekt, wordt
het verschil beschouwd als winst.
De winst uit verkoopen wordt bestemd tot reserve. Deze
reserve strekt tot dekking van bij verkoop gebleken nadeelige
verschillen overeenkomstig het bepaalde in het laatste lid
van dit artikel.
In bijzondere gevallen kan de Raad onder goedkeuring
van Gedeputeerde Staten besluiten een gedeelte van deze
reserve aan den gewonen dienst van het bedrijf uit te keeren.
Het totaal dezer uitkeeringen kan nimmer grooter worden
dan het totaal bedrag der rente, welke na de instelling van
het bedrijf uit de gewone middelen der gemeente is betaald
ter zake van de ingebrachte gronden.
Deze uitkeeringen vinden niet plaats, wanneer en zoolang
een tekort, als bedoeld in het laatste lid, niet aangevuld is
kunnen worden.
Indien bij verkoop van eigendommen deze minder op
brengen dan de boekwaarde, vermeerderd met de in het
eerste lid bedoelde kosten, wordt het nadeelig verschil, indien
en voor zoover het niet kan worden gevonden door afboeking
van het waardeverschil bij inbreng dier eigendommen, gedekt
uit de in het tweede lid bedoelde reserve, en voor zoover
deze niet toereikend is, ten hoogste in de volgende 5 dienst
jaren, telken jare voor ten minste 1/& gedeelte door de ge
meente uit hare gewone middelen aan het grondbedrijf uit
betaald.
Ast. 14.
Ha elk tijdvak van 5 jaren, te beginnen met het jaar
1934, wordt 'de waarde van de bij het bedrijf in beheer zijnde
eigendommen geschat.
Tengevolge van deze schatting ondergaan de boek-
waardecijfers bij het bedrijf geen verandering. Ben voordeelig
of wel nadeelig schattingsverschil wordt op afzonderlijke
rekening geadministreerd.
Ten aanzien van de financieele uitkomst dezer schatting
wordt het bedrijf, niettegenstaande de in artikel 7 bedoelde
splitsing, als één geheel beschouwd.
In het geval, dat de schattingswaarde minder is dan
de boekwaarde, wordt het verschil door de gemeente uit
hare gewone middelen aan het grondbedrijf uitgekeerd en
wel in de eerstvolgende dienstjaren telken jare tenminste
V5 gedeelte, voor zoover dat verschil niet kan worden ge
vonden uit het waarde-verschil bij inbreng of uit de uit ver
koopen gevormde reserve.
Deze uitkeeringen worden op afzonderlijke rekening ge
administreerd.
Art. 15.
Met alle uit deze verordening voortspruitende schat
tingen wordt belast een commissie van schatting, bestaande
uit drie leden, waarvan er een benoemd wordt door Ge
deputeerde Staten, een door den Gemeenteraad en een door
de beide anderen te zamen.
Van alle schattingen brengt de commissie een be
redeneerd verslag uit aan Burgemeester en Wethouders, dat
dezen aan den Raad overleggen en waarvan zij afschrift aan
Gedeputeerde Staten zenden.
De verdere regeling met betrekking tot de samenstelling
en werkwijze en vergoedingen der commissie wordt onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten bij nader raadsbesluit
getroffen.
Art. 16.
De door reserveering beschikbaar gekomen gelden kunnen
door het bedrijf worden aangewend:
tot bestrijding van kapitaalsuitgaven,
tot buitengewone aflossing van kapitaalsschuld,
of tot belegging op andere door Burgemeester en Wet
houders te bepalen wijze.
In de beide eerstgenoemde gevallen wordt de exploitatie
rekening jaarlijks belast met rente, door den Raad te be
palen, wegens het gebruik dier gelden.
Deze rente, alsook die met belegging verkregen, wordt aan
de reserve toegevoegd.
Art. 17.
De Chef der afdeeling Financiën biedt jaarlijks aan Burge
meester en Wethouders vóór een door hen te bepalen tijd
stip, het ontwerp der begrooting voor het volgende jaar aan
met daarbij behoorende toelichting.
Burgemeester en Wethouders stellen het ontwerp om
advies in handen van de Commissie van Fabricage en bieden
het ontwerp, al dan niet gewijzigd, vervolgens den Raad ter
vaststelling aan, tegelijk met het ontwerp van de gemeente-
begrooting.
De begrooting, die een raming van alle baten en lasten
en van alle kapitaalsontvangsten en -uitgaven van het bedrijf
bevat, wordt ingericht en toegelicht zooals in de door hooger
gezag vastgestelde voorschriften is bepaald.
Art. 18.
Besluiten van den Raad, waarbij machtiging tot af- en
overschrijving op posten der begrooting wordt verleend, be
hoeven niet de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, indien
zij niet betreffen:
le. afschrijving van den post „Uitkeering van het batig
saldo aan de gemeente",
2e. af- en overschrijving van- en op posten van de af
deeling van kapitaalsinkomsten en -uitgaven.
De besluiten, die ingevolge het eerste lid de goedkeuring
niet behoeven, worden aan Gedeputeerde Staten ter kennis
neming gezonden.
Art. 19.
De Chef der afdeeling Financiën biedt jaarlijks aan Burge
meester en Wethouders vóór een door hen te bepalen tijd
stip, de rekening van het bedrijf over het afgeloopen jaar
aan, ingericht en toegelicht zooals in de door hooger gezag
vastgestelde voorschriften is bepaald en mede onderteekend
door den kassier.
Art. 20.
Burgemeester en Wethouders bieden de in het voorgaande
artikel bedoelde stukken, nadat deze door den daartoe aan
gewezen deskundige zijn onderzocht en deugdelijk bevonden,
met vermelding van hetgeen zij te hunner verantwoording-
dienstig achten en onder overlegging van het rapport van
de Commissie van Fabricage, den Raad aan vóór den lsten
Augustus, volgende op het jaar, waarop deze stukken be
trekking hebben.
De Raad stelt de rekening voorloopig vast.
Art. 21.
Deze verordening treedt in werking op een door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum.
Alsdan vervalt de verordening van 13 Juni 1918 (Ge
meenteblad no. 13 van 1928), zooals die laatstelijk is ge
wijzigd.
Ten aanzien van de reeds ingebrachte onroerende goederen
gelden bij het inwerking treden van de nieuwe verordening
als boekwaarde en schuld de bedragen, die op dat oogenblik
in de boeken voorkomen.
Deze verordening is van kracht tot en met het dienstjaar
1937.
B. bij vaststelling van de desbetreffende bepalingen der
algemeene bedrijfsverordening, met ingang van een door ons
College te bepalen datum te benoemen:
1. tot adjunct-directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit Ir. F. Stokhuyzen, thans hoofdingenieur bij
die Fabrieken;
2. tot administrateur, hoofd der afdeeling Administratie
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, W. Wiggers,
thans hoofdboekhouder dier afdeeling in den rang van
referendaris.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
i