MAANDAG 16 APEIL 1934.
171
Verpachting buffetten Stadsgehoorzaal; c.a.
(Groenevcld e.a.)
De heer Groeneveld heeft daaraan niets; die brief van den
pachter over het tooneel was er nietdat heeft spreker ver
wonderd, aangezien het toch een onderdeel van deze zaak was.
De heer Splinter zegt, dat de heer Groeneveld, toen hij dien
brief niet vond, even aan den Secretaris had moeten vragen
of hij inzage van dien brief kon krijgen.
De heer Groeneveld is des Zaterdags te 18 uur in de Lees
kamer geweest en toen was de Secretaris thuis.
Spreker is niet met den Wethouder eens, dat hierbij de
quaestie van de zaalhuur niet aan de orde is. Dan kent hij
het contract niet. De tarieven worden wel degelijk in het
contract genoemd; het spreekt van zelf, dat de pachter
belang heeft bij de zaalhuurhoe hooger deze is, hoe nadeeliger
voor den pachter. Dit behoort ook in het contract thuis.
De Voorzitter zegt, dat de zaalhuur toch niet in het contract
met den pachter wordt vastgesteld.
De heer Groeneveld zegt, dat de zaalhuur een onderdeel
van de overeenkomst ishet College is bevoegd daarvan
af te wijken.
De Voorzitter zegt, dat dit alleen is ter informatie van
den pachter.
De heer Goslinga zegt, dat die huren toch niet verhoogd
worden.
De heer Groeneveld zegt van wel; spreker heeft hier een
brief van een vereeniging, die altijd 50.heeft betaald
en nu 60.in beide gevallen met inbegrip van licht.
Voor verhooging ziet spreker op het oogenblik geen aan
leiding, wel voor verlaging. Voor allerlei vereenigingen is
de tijd zeer moeilijk. Er wordt altijd gezegd: de prijzen
moeten omlaag, dan krijgt men pas een idealen toestandde
gemeente doet hier omgekeerd en verhoogt de zaalhuur.
Spreker heeft den indruk, dat het College het daarmede niet
geheel eens is; dat is misschien een vergissing van den een
of anderen ambtenaar, maar dan verwacht spreker, dat het
College dit weer zal herstellen.
Voor ingrijpende amendementen is toch geen gelegenheid
meer; nu wordt de pacht voor 1 jaar verlengd; dan zal
spreker zich daarbij moeten neerleggen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(Tijdens de behandeling' van dit agendapunt is ook de lieer
Verwey ter vergadering gekomen.)
XVI. Voorstel om met «len Raad van de Gereformeerde
Kerk te Oegslgecst een overeenkomst aan te gaan tot het
in erfpacht ontvangen van een stukje grond aan de Maurits-
laan in die gemeente, ten behoeve van de vestiging van een
hoogspanningsstation door de Electriciteitsfabriek.
(Zie Ing. St. No. 70.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
XVII. Voorstel in zake wijziging van de met de gemeente
Leiderdorp aangegane overeenkomst betreffende de levering
van eleetrieiteit door de Stedelijke Electriciteitsfabriek.
(Zie Ing. St. No. 71.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering
tegen M. J. Poot te Voorschoten, strekkende tot vergoeding
van schade wegens vernieling van een gasmeter en beschadiging
van de zich in zijne woning bevindende en aan de gemeente
Leiden toebelioorende eleetrisehe toestellen en geleidingen bij
een brand ten zijnen huize.
(Zie Ing. St. No. 72.)
De heer Manders heeft tegen het voorstel geenerlei bezwaar,
maar vraagt zich af, of het niet gewenscht is, dat de gemeente
zelf maatregelen neemt ter verzekering van de gas- en elec-
triciteitsmeters, zoodat ze in voorkomende gevallen zelf de
premie ontvangt. Spreker weet niet, of in dit geval de meter
verzekerd was. Vele verbruikers zullen niet weten, dat zij
Instelling rechtsvordering; e.a.
(Manders e.a.)
zelf in geval van brand aansprakelijk zijn voor de schade,
die aan de toestellen wordt aangericht.
De Voorzitter zegt, dat het den aangeslotenen bekend kan
zijn, aangezien het in de voorwaarden vermeld is. Spreker
geeft onmiddellijk toe, dat niet iedere aangeslotene bij de
aansluiting nauwkeurig kennis neemt van de voorwaarden.
Spreker is dan ook bereid in het College de vraag aan de orde
te stellen, of er aanleiding bestaat, zich te dien aanzien nader
te oriënteeren.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorste] van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. Voorstel
a. tot opheffing van het gilde der waagwerkers en tot het
treffen van daarmede verband houdende voorzieningen
b. tot intrekking van een verordening en van een drietal
raadsbesluiten, op het sub a bedoeld gilde betrekking
hebbende
c. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van 27 Juli 1916 (Gemeenteldad
Xo. 15), regelende de heffing van wcegloonen en plaats
gelden aan de Gemeentewaag en van weegloonen aan
de Vette Varkensmarkt te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 73.)
De Voorzitter stelt aan de orde punt I van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Huurman kan zich over het algemeen wel met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, maar
meent, dat in punt Ib wel wat veel macht wordt toegekend
aan den Directeur van den Markt- en Havendienst, ongeacht
den persoon van den tegenwoordigen functionaris, dien
spreker hoogacht. Het is echter mogelijk, dat een eventueele
opvolger van den tegenwoordigen Directeur ten opzichte
van het personeel een andere mentaliteit heeft dan de tegen
woordige functionaris. Spreker acht het daarom gewenscht,
dat de beslissing over het ontslag van het personeel niet alleen
bij den Directeur berust, doch dat daarin ook het College
wordt gekend, waarom spreker voorstelt het punt in dien
zin te wijzigen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Huurman, luidende:
,,De ondergeteekende heeft de eer den Baad voor te stellen
het onder letter b van Ingekomen Stuk No. 73 voorgestelde
„voorzoover zij daartoe door hem geschikt worden geacht"
te wijzigen als volgt: „voorzoover en tot zoolang zij daartoe
door Burgemeester en Wethouders geschikt worden geacht"."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Goslinga zegt, dat het College geen bezwaar heeft
tegen het amendement en bereid is dit over te nemen. Inder
daad worden de gewezen waagwerkers hier overgegeven
aan het inzicht van één persoon en het is gewenscht, dat
eenige contröle door het College daarop wordt uitgeoefend.
Het College wijzigt dus dit voorstel in dien zin.
Het aldus gewijzigde punt I wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Punt II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de verordening-
sub III van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Algemeene beschouwingen over de sub c genoemde ver
ordening worden niet gehouden.
De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming,
wordt vastgesteld.
XX. Voorstel
a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van «30 September 1929 (Gemeente
blad Xo. 22), houdende regeling van de jaarwedden der
leeraren aan het gymnasium, de lioogere burgerschool
met vijfjarigen cursus en de lioogerc burgerschool
voor meisjes te Leiden;