194 MAANDAG 16
Schoolkindervoeding.
(Braggaarde Does e.a.)
de gemeentelijke steunverleening den huurtoeslag met terug
werkende kracht heeft betaald. Door de bezuiniging zijn nu
twee kinderen van dit gezin van de schoolkindervoeding
uitgesloten.
In een ander geval is het gezinsinkomen, buiten de uit-
keering van den bond, ƒ33,65, dat ingebracht wordt door
vier kinderen. Het gezin, bestaande uit man, vrouw (zwak)
en 15 kinderen, heeft voor brood alleen 10.per week
noodig. Vóór de toepassing van de bezuinigingsmaatregelen
namen 7 kinderen deel aan de schoolkindervoedingthans
zijn zij aan den honger prijsgegeven en dat terwijl in den
Leidschen Eaad wordt gesproken over kinderzegen.
Aan de kinderen van de armsten der armen, die door den
slechten economischen toestand zoo ontzettend te lijden
hebben, wordt nu de eenige voldoende maaltijd onthouden,
terwijl zij overigens weinig of niets krijgen.
Het bewijs is geleverd, dat datgene, wat spreekster bij
de begrooting ter bestrijding van de voorgestelde bezuiniging
heeft aangevoerd, geen holle praatjes zijn en daarom hoopt
zij, dat de Baad haar voorstel zal aannemen.
Door de indiening van hun voorstel hebben de heeren
Wilmer, Bergers en Wilbrink het bewijs geleverd, dat zij
niet hebben begrepen, welke gevolgen him stemmen voor
het bezuinigingsvoorstel zou hebben, hoewel hun dit uit
hetgeen spreekster had gezegd bekend kon zijn. Indien zij
spreekster niet konden gelooven, hadden zij het kunnen
vragen aan den Wethouder, die het wel wist, terwijl ook de
gedelegeerde in de commissie er volmaakt mede op de hoogte
was. Aan den anderen kant acht spreekster het van de
Boomsch-Katholieke fractie goed, indien ze tracht de ge
maakte fout te herstellen.
De vereeniging zal evenwel aan het bedrag van 5000.
niet genoeg hebben om de voeding eiken dag te verstrekken.
De vereeniging schijnt volgens het Baadsbesluit 10.000.
minder aan subsidie te ontvangen, maar in wezen is het
verschil 13.500.aangezien ze het vorige jaar een aan
vullende subsidie van 3.500.heeft genoten.
Indien men voor de gemiddelde grootte van een portie ruim
0,6 liter voedsel aanneemt, heeft men eiken dag 611 liter
noodig voor de 1000 kinderen, die tot de invoering van de
nieuwe normen aan de voeding deelnemen. De kosten be
dragen dan tot half October 78 X 611 X 0,14 d. i. 6.672,12.
Het ligt echter in de bedoeling van spreeksters fractie, dat
de voeding geregeld door zal worden gegeven, zoodat nog
7 X 611 x 0,14 d. i. 598.78 noodig is, waardoor de totale
kosten bedragen 7.270,90. Vermeerdert men dit bedrag
met het loon voor den bode en de werksters, dan komt men
tot het bedrag, dat spreekster heeft gevraagd.
Indien men vermoedt, dat men het bedrag door middel
van een collecte of den verkoop van bloempjes kan
inzamelen, zal men in zijn verwachtingen worden teleur
gesteld. Een collecte zal niet meer dan 600.opbrengen en
bloempjes worden het publiek reeds voor vele andere doel
einden aangeboden.
Spreekster hoopt, dat de Baad haar voorstel zal aan
vaarden en niet opnieuw een halven maatregel zal nemen,
waardoor straks kinderen van de voeding zouden moeten
worden uitgesloten of nieuwe voorstellen tot verhooging
van het subsidie zouden moeten worden ingediend.
De heer Wilmer herinnert den Baad er aan, dat zijn fractie
bij de behandeling van de begrooting zich vereenigd heeft
met het voorstel tot vermindering van het subsidie voor de
vereeniging Schoolkindervoeding en -kleeding met 10.000.
onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat deze bezuiniging
geen reden zou behoeven te zijn voor het nemen van rigou
reuze maatregelen, zooals zijn fractie vreesde, dat ten deele
het geval zou zijn. Hij verklaarde daarbij op deze zaak te
zullen terugkomen, wanneer dergelijke maatregelen wel
werden genomen.
Nu gebleken is, dat ten gevolge van de toegepaste ver
mindering van het subsidie de kinderen niet meer iederen
dag tijdens den schooltijd warm voedsel kunnen krijgen,
meent de Boomsch-Katholieke fractie op de bezuiniging ten
deele te moeten terugkomen.
De Baad neemt bij aanneming van sprekers voorstel geen
halven maatregel; het voorstel van mevrouw Braggaarde
Does en dat van de heeren Wilmer, Bergers en Wilbrink
stemmen op het cardinale punt met elkaar overeen.
Wanneer sprekers voorstel door den Baad wordt aanvaard
en het Baadsbesluit door Gedeputeerde Staten wordt goed
gekeurd, heeft de vereeniging vóór zich de uitspraak van
den Baad, dat tijdens den schooltijd iederen dag warm
voedsel moet worden verstrekt en ligt het niet op den weg
der vereeniging, indien mocht blijken, dat het bedrag van
5.000.niet voldoende is, de verstrekking van het voedsel
APBIL 1934.
Schoolkindervoeding.
(Wilmer e.a.)
te staken of de voeding te halveeren, maar moet de vereeni
ging een aanvullende subsidie aanvragen.
Spreker en de zijnen meenen, dat de vereeniging momenteel
meer gebaat is met de aanneming van hun voorstel dan met
de aanvaarding van het voorstel van mevrouw Braggaarde
Does. De Baad is op dit punt niet volkomen zelfstandig.
De heer Tepe heeft bij de behandeling van de begrooting
gezegd, te hopen, dat men in overleg met de vereeniging er
in zou slagen 10.000.op den betrokken post te be
zuinigen, zonder dat op werkelijk schrijnende wijze de
kinderen, die behoefte aan kleeding en voeding hadden,
zouden getroffen worden.
De heer Wilmer sprak in zijn voorwaarde van „rigoureuze
maatregelen".
Is hier nu inderdaad sprake van schrijnende en rigoureuze
maatregelen? De genomen maatregelen zijn, gezien datgene,
wat de vereeniging tot nog toe aan de schoolkinderen ver
strekt had, inderdaad hard, m het bijzonder de maatregel
om in plaats Van zes keer per week drie maal per week warm
voedsel te verstrekken. Of de maatregelen zoo schrijnend en
rigoureus zijn, dat er voor het College aanleiding zou moeten
bestaan om met een van de beide thans ingediende voor
stellen mede te gaan, is echter een tweede vraag.
Yan verschillende zijden is spreker ter oore gekomen en
deze meening bestaat ook bij degenen, die daaromtrent een
oordeel kunnen hebben dat er zelfs bij het nemen van
dezen maatregel van bepaalde ondervoeding bij de kinderen
geen sprake kan zijn. Spreker kan en wil het echter hier niet
uitmaken. Het eenige punt van vergelijking is datgene, wat
in andere gemeenten geschiedt. Uit het overzicht, dat spreker
bij de behandeling van de begrooting heeft gegeven van het
geen in andere gemeenten op dit punt gedaan wordt, blijkt,
dat bij het grootste gedeelte van die gemeenten de voedsel-
verstrekking wat den duur betreft veel ongunstiger is dan
in Leiden.
Als men nagaat, dat in Leiden de voeding in tegenstelling
met hetgeen in vele andere gemeenten gebeurt ook in den
zomer wordt verstrekt, kan men den genomen maatregel
niet rigoureus noemen. Bij de begrooting werd de opmerking
gemaakt: de eene gemeente is de andere niet. In dit opzicht
zijn de gemeenten echter ongeveer gelijk, daar de normen
ongeveer gelijk zijn. Wat in Leiden rigoureus is, zou ook in
de andere gemeenten rigoureus moeten zijn, waarbij dan
nog komt, dat de maatregel in die andere gemeenten voor
een langeren duur wordt genomen. Spreker kan niet met
concrete bewijzen aantoonen, dat de maatregel niet rigoureus
is. Men kan daaromtrent echter van gevoelen verschillen.
Spreker en waarschijnlijk ook het College zou ten
slotte bereid zijn over het bedrag heen te stappen, ware het
niet, dat de gemeentefinanciën hem daartoe niet in staat
stellen. Men moet zich niet blindstaren op het voordeeltje,
dat de gemeente geen subsidie van 3.000.aan den auto
busdienst behoeft te betalen, maar wel rekening houden met
andere cijfers, die op het oogenblik de moeite van het ver
gelijken waard zijn.
Van het op de begrooting voor Maatschappelijk Hulp
betoon uitgetrokken bedrag van 545.000.zal aan het
einde van April ongeveer 240.000.zijn uitgegeven. Voor
de werkloozenuitkeeringen zijn deze cijfers resp. 750.000.
en 285.000.Op beide posten is dus te zamen meer dan
90.000.meer uitgegeven dan voor het eerste derde ge
deelte van het jaar is uitgetrokken. Men zal moeten trachten
dit verschil in het overige gedeelte van het jaar terug te
vinden. In die omstandigheden heeft het College niet het
recht, den Baad in overweging te geven, een van beide
voorstellen te aanvaarden.
Spreker doet daarom opnieuw een ernstig beroep op de
vereeniging zelf om de hulp in te roepen van het particulier
initiatief. Zij zal niet in staat zijn in den tijd van één week
voldoende bronnen te vinden voor de aanvulling van de
thans bestaande regeling, maar ook bij aanneming van een
van beide voorstellen zal de vereeniging op de goedkeuring
van het Raadsbesluit door Gedeputeerde Staten moeten
wachten. In dien tijd zou de vereeniging de gelegenheid
hebben twee dingen te doen: 1°. zou zij een krachtig beroep
op de particuliere liefdadigheid kunnen doen en 2°. zou zij
kunnen trachten op de uitgaven te bezuinigen door gedurende
de zomermaanden geen warme maaltijden, maar brood
maaltijden te verstrekken (gelijk dit in Utrecht wordt gedaan),
aangezien de verstrekking van warme maaltijden in den
zomer niet zoo urgent is als in den winter.
Op grond van deze argumenten adviseert spreker den Baad,
op geen van beide voorstellen in te gaan.
Mevrouw Braggaarde Does meent op grond van de