MAANDAG 16 APRIL 1934.
193
Interpellatie-van Eek i. z. oproeping sollicitanten
(van Eek e.a.) Dir. Maatsch. Hulpbetoon
De Voorzitter vraagt, of door den toenmaligen Voorzitter
is gezegd, dat zoowel mannelijke als vrouwelijke sollicitanten
zouden worden opgeroepen. Dat is tocli niet gezegd.
De heer van Eek zegt, dat de toenmalige voorzitter heeft
verklaard, dat de benoeming van een vrouw niet is uit
gesloten. Daaruit moest men afleiden, dat zoowel mannen als
vrouwen benoembaar zouden zijn. Het gaat niet aan, dat
Burgemeester en Wethouders bij de uitvoering van het be
sluit de vrouwen uitsluiten. De Voorzitter kan dit niet voor
zijn verantwoording nemen. Men kan bet ook niet baseeren
op het reorganisatierapport, want na bet verschijnen daarvan
heeft de behandeling van de zaak in den Raad plaats gehad.
Bovendien staat in het ingekomen stuk, dat de zaak inleidt
„Het komt ons College niet wenschelijk voor, reeds thans
van Uwe vergadering een uitspraak uit te lokken over de
vraag, of in de toekomst aan het hoofd van den dienst een
man of een vrouw zal moeten worden geplaatst."
Het is geen ernstige manier van zaken doen, indien men
eerst in een advertentie mannelijke gegadigden oproept en
daarna den raad de gelegenheid geeft, zich over de wenschelijk-
heid van de benoeming van een man of een vrouw uit te spreken.
Volgens den heer Wilbrink kon spreker weten, om welke
reden deze advertentie is geplaatst, maar spreker vindt die
reden niet voldoende. Indien men een persoon wilde sparen,
had men zijn meening in een geheime vergadering kunnen
mededeelen. Het is niet gezegd, dat spreker zich er dan mede
zou vereenigd hebben, maar in ieder geval had men zoodoende
een regelmatige wijze van handelen gevolgd.
De raad is feitelijk om den tuin geleid. De verdediging
van den Wethouder lijkt naar niets. Men veronderstelde,
dat de sociaal-democraten zich wel met het rapport zouden
vereenigen. Beteekende dit dan, dat de geheele raad het er
mede eens was? De Wethouder heeft te maken met den
geheelen raad.
De heer Romijn merkt op, dat het rapport behalve door
den heer Vallentgoed door twee andere leden van den Raad
is onderteekend.
De heer van Eek zegt, dat er fracties konden zijn, die een
ander standpunt innamen.
De heer Romijn kan het den heer van Eek op een briefje
voorrekenen.
De heer van Eek zegt, dat het geen kwestie van berekening
is. De Raad moet in zijn geheel besluiten en Burgemeester
en Wethouders moeten de besluiten van den Raad uitvoeren.
In den Raad was men blijkens de uitspraak van verschillende
leden van meening, dat de zaak nog niet was beslist. Wanneer
men een dergelijke advertentie plaatst, is de zaak wel beslist.
Burgemeester en Wethouders zijn niet gerechtigd, een bepaald
soort van sollicitanten op te roepen, terwijl men op het
standpunt staat, dat allen benoembaar zijn.
Spreker vindt den gang van zaken zeer teleurstellend,
en heeft geen bevredigend antwoord gekregen op zijn vraag,
of indien de Voorzitter van den Raad, hetzij hij Burgemeester
of Wethouder is, een toezegging doet, men daarop kan rekenen,
wanneer die toezegging niet wordt tegengesproken door
het College. Wanneer Wethouder Romijn toen een andere
meening dan de Voorzitter was toegedaan, had hij het ook
toen moeten zeggen, of een geheime vergadering moeten
vragen. Er is gesproken van „kwajongensachtig", maar op
deze wijze wordt de Raad als een kwajongen behandeld.
Spreker vindt de zaak niet van zulk een beteekenis, dat
hij een motie zou willen indienen, maar heeft zich in hooge
mate geërgerd en blijft geërgerd door de wijze, waarop de
Raad door het College en in het bijzonder door Wethouder
Romijn is behandeld geworden.
De heer Wilmer acht het plaatsen van de advertentie na
de verklaring, die door den toenmaligen Voorzitter in den
Raad is afgelegd, een fout, die echter met een goede bedoeling
is gemaakt, niet om den Raad in een besluit te dwarsboomen,
maar om onaangenaamheden te voorkomen. Laat het College
van zijn kant erkennen, dat het een fout heeft gemaakt en
laat de Raad erkennen, dat die fout is gemaakt met een
moreel zeer te verantwoorden bedoeling.
De heer van Eek zal zich er bij neerleggen, indien Wet
houder Romijn erkent, dat door het plaatsen van de adver
tentie een fout is gemaakt.
De heer Romijn zal nooit van z'n leven erkennen, dat het
een foutieve handelwijze van Burgemeester en Wethouders
Interpellatie-van Eek i. z. oproeping sollicitanten
(Romijn e.a.) Dir. Maatsch. Hulpbetoon; e.a.
is geweest. Achteraf kan misverstand zijn ontstaan, maar dan
heeft de sociaal-democratische fractie daaraan in zeer
groote mate schuld. Want indien waar is. dat wat de heer
Vallentgoed in de reorganisatie-commissie heeft gezegd,
niet de meening van de sociaal-democratische fractie of de
meerderheid daarvan vertolkt, was er voor deze fractie aan
leiding dit te verklaren, toen mevrouw Braggaarde Does
aan het woord was. Deze heeft echter persoonlijk verklaard,
waarom zij voor het amendement van den heer Wilbrink
zou stemmen en die verklaring niet afgelegd namens haar
fractie, zoodat spreker niet mocht aannemen, dat zij het
besluit van haar fractie mededeelde.
Spreker heeft deze zaak ernstig overlegd. Van een Raads
besluit is in deze geen sprake, zooals uit de stukken kan
blijken.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat zij bij de behandeling
van het reorganisatierapport in de Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon uitdrukkelijk namens haar fractie
heeft verklaard, dat deze zich niet met de in het rapport
uitgesproken meening kon vereenigen.
De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten.
Aan de orde zijn thans het voorstel van mevrouw Brag
gaarde Does, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor, aan de vereeniging School
kindervoeding en kleeding een aanvullende subsidie van
7.500.— te verstrekken om het mogelijk te maken dat in
plaats van 3 dagen, 6 dagen per week schoolvoeding ver
strekt wordt."
en het voorstel van de heeren Wilmer, Bergers en Wilbrink,
luidende
„Ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te
stellen
1°. Volgnummer 514 der begrooting (subsidie „School
kindervoeding") te verhoogen met 5000 gld., op dat de voeding
tijdens den schooltijd iederen dag verstrekt kunnen worden.
2°. Deze gelden te vinden door af- en overschrijving van
volgnummer 612 der begrooting (Leidsche Autobus) en
verder, voorzoover noodig uit de Post „Onvoorzien".
De heer Huurman stelt voor, de behandeling van beide
voorstellen uit te stellen tot de volgende vergadering.
De heer Wilmer constateert tot zijn spijt, dat het reeds
kwart over twaalf is, maar acht zijn voorstel van zooveel
direct practisch belang, dat hij het zeer op prijs zou stellen,
indien de Raad het ondanks het late uur in deze vergadering
zou willen behandelen.
Het voorstel van orde van den heer Huurman wordt ver
worpen met 23 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
van Tol, van Stralen, de Reede, Tepe, Romijn, Vos, Koole,
van der Reijden, Bergers, Wilmer, Tobé, Lombert, van
Weizen, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Coster, Kuipers,
Kooistra, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Wilbrink
en Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Eikerbout, Splinter, Goslinga,
van Rosmalen, Beekenkamp, Groeneveld, Huurman, Bosman,
van Es, van Eecke en Meijnen.
De Voorzitter meent, dat beide voorstellen, waarover niet
veel te zeggen is, niet heel veel toelichting behoeven, waarom
hij den sprekers verzoekt zich in hun betoogen zooveel mogelijk
te bekorten.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat men de gevolgen
van de vermindering van het subsidie funest kan noemen. De
maatregelen, die ter bezuiniging zijn genomen, strijden met
alle gevoel van menschelijkheid. Uit de stemmen, die nu
opgaan, blijkt wel, dat men het met spreekster eens is.
Spreekster kan nog niet zeggen, of de bezuiniging door
middel van de aanbesteding van de voeding verkeerd is;
de tijd moet het nog leeren. Alle overige maatregelen, die
ter bezuiniging genomen zijn, zijn uit den booze.
Men zegt wel, dat de normen voor de steunverleening niet
zijn verlaagd, maar in wezen is het wel geschied door de be
paling, dat het inkomen van de kinderen boven de 18 jaar
geheel in mindering wordt gebracht. Spreekster geeft eenige
voorbeelden. In een gezin, bestaande uit man, vrouw en
7 kinderen, is de man reeds twee jaar werkloos en brengen
twee kinderen samen 28.in. Het gezin is zóó arm, dat