190 MAANDAG 16 APRIL 1934. Uitbetaling ondersteuning aan door Maatsch. Hulpbetoon Braggaar—de Does c.a.) gesteunde georganiseerde werkloozcn. Er zitten voor deze menschen toch vele onaangename zijden aan vast, dat zij naar Maatschappelijk Hulpbetoon moeten; zij moeten steun aanvragen en heel dikwijls wordt het af gewezen; dat is geen verdachtmaking, maar dat gebeurt bij Maatschappelijk Hulpbetoon. Vele georganiseerden worden daar behandeld als armlastigen; er wordt dan onderzocht of de familie-leden wat kunnen opbrengen. Spreekster dacht, dat een bezwaar tegen overbrenging van Maatschappelijk Hulpbetoon naar de vakhonden zou zijn het bedrag van de uitkeeringenvolgens den heer van Stralen kunnen de bedragen zoo blijven, maar spreekster denkt toch wel dat wanneer de vakbonden de bedragen zouden hooren, ze er bezwaar tegen zouden maken. Aangezien de door spreekster genoemde bezwaren geen verdachtmakingen of fulminaties zijn, maar in werkelijkheid bestaan, moet de heer de Reede begrijpen, dat bij in dit opzicht heel wat onaangenamer is geweest dan spreekster. Spreekster kan niet gelooven, dat de bestuurders van de vakorganisaties van het overheidsgeld maar raak zouden geven en daarbij geen rekening zouden houden met hetgeen toegestaan en billijk is. Spreekster stelt meer vertrouwen in hen dan de heer de Reede blijkt te doen. Volgens den Wethouder zouden de voorsteller en de verde digers van de motie alleen gelet hebben op het belang ran een bepaalde groep. Dit kan men dezen leden niet kwalijk nemen, wanneer zij opkomen voor menschen, die naar het inzicht van die leden gedupeerd worden en in wier belang zij een voorstel doen, waardoor de gemeente niet benadeeld wordt. De Wethouder wenschte op hetgeen spreekster gezegd heeft niet in te gaan, omdat zij een wijze van vragen heeft, die hem niet aanstaat. De Wethouder maakt zich zoodoende wel buitengewoon gemakkelijk van de zaak af. Hij heeft niet beweerd, dat wat spreekster zei onjuist was; anders had hij het tegendeel moeten bewijzen. De Wethouder, die deel heeft uitgemaakt van de Commissie, welke het reorganisatie rapport heeft samengesteld, is niet ingegaan op de daarin uitgesproken gedachte, dat deze menschen niet als arm lastigen moeten beschouwd worden. De heer Elkerbout wijst er op, dat men volgens de Ziektewet eerst na 26 weken invalide is. Het zal de vraag zijn, of men in de gevallen, waarom het in dezen gaat, een zieke als invalide kan beschouwen. In de technische herziening der Ziekte? verzekeringswet, die in voorbereiding is, wordt deze moeilijk heid ondervangen door de bepaling, dat iemand, die ziek is, geacht moet worden verzekerd te zijn. Na het betoog van den Wethouder gevoelt spreker geen vrijheid vóór de motie van den heer van Stralen te stemmen. De heer ile Reede heeft met genoegen geconstateerd, dat mevrouw Braggaarde Does bij Maatschappelijk Hulpbetoon iets goeds heeft kunnen ontdekken en aan den vorm, waarin zij haar vragen gesteld heeft, welke vorm inderdaad zeer onaangenaam was en een verkeerden indruk kon wekken, alle kracht heeft ontnomen door te constateeren, dat zij geen ver dachtmakingen bedoelde. Spreker kan met die verklaring ten volle tevreden zijn. Spreker heeft de kwestie van het vertrouwen in de leiders van de vakbonden in het geheel niet gesteld en heeft ook geen reden, die te stellen. Hij heeft eenvoudig geconstateerd, dat waar overheidsgeld wordt uitgegeven, volledige overheids controle moet zijn. Wethouder Romijn heeft reeds gecon stateerd, dat nu en dan door de besturen der vakorganisaties een foutje gemaakt wordt. Spreker neemt dat niet kwalijk, want ook de dienst van Sociale Zaken en Maatschappelijk Hulpbetoon ontkomen daaraan niet. Maar wanneer dan tenslotte de toestand zoo is, dan wijst dit er te meer op, dat wanneer overheidsgeld wordt uitgegeven, de Overheid zelf ten volle verantwoordelijk moet zijn voor wat er mee gedaan wordt; daar draait het voor spreker om. De heer Vos meent, dat de heer Romijn de motie- van Stra len niet goed uitlegt en dat de heer van Stralen haar niet vol doende toelicht. De Wethouder meent, dat de bedoeling van de motie is, de georganiseerde werkloozen, die door Sociale Zaken werden gesteund, maar om zekere redenen nu door Maatschappelijk Hulpbetoon gesteund moeten worden, terug te voeren naar Sociale Zaken; in de motie leest spreker dat echter niét, maar alleen dat het wenschelijk is, de aanmelding van de georganiseerde werkloozen, die door Maatschappelijk Hulpbetoon moeten worden gesteund, bij Maatschappelijk Hulpbetoon niet door hen zelf, maar door de vakbonden te doen geschieden en dat, wanneer Maatschappelijk Hulpbetoon heeft bepaald, welke ondersteuning zij zullen ontvangen, dan de steun niet rechtstreeks, door Maatschappelijk Hulp betoon, maar over de vakbonden zal worden uitgekeerd. Dit Uitbetaling ondersteuning aan door Maatsch. Hulpbetoon (Vos e.a.) gesteunde georganiseerde werkloozen. is door den heer van Stralen niet heel duidelijk toegelicht; toch is dat het eenige, wat in de motie staat. Spreker kan niet begrijpen, dat daartegen eenig bezwaar kan bestaan. Wanneer die menschen het aangenamer en prettiger vinden niet recht streeks met Maatschappelijk Hulpbetoon in aanraking te komen, maar dat al het werk, dat Maatschappelijk Hulpbe toon te hunnen behoeve doet over den vakbond gaat, dan is daartegen geen enkel bezwaar aan te voeren; dat is, dunkt spreker, zeer eenvoudig. De heer Romijn zegt, dat de heer Vos gelijk heeft, dat in de motie-van Stralen niet anders staat dan dat ten aanzien van die bepaalde categorie de aanmelding en uitbetaling plaats heeft via de vakbonden, maar in de toelichting van den heer van Stralen op zijn motie lag deze ondergrond, dat hij de schei ding hier te Leiden in de behandeling van de ondersteunde werkloozen wilde zien gelegdgeorganiseerdenniet-georga- niseerden. Spreker heeft daarop gereageerd, terwijl de toe lichting van den heer van Stralen niet klopte op en overeen stemde met zijn motie, door op te merken, dat die scheiding hier niet toepasbaar is en dat toepassing daarvan ook niet verstandig zou zijn. Tegen behandeling van de categorie georganiseerde werkloozen door Maatschappelijk Hulpbetoon overeenkomstig de motie bestaat ernstig bezwaar, omdat daar onder dan ook zouden vallen de groep van de gestraften, die zelf getoond hebben niet het vertrouwen te verdienen en die speciaal onderzocht, bekeken en gecontroleerd moeten worden; dan zou men doen, alsof er niets gebeurd was met henbij aanmelding en uitbetaling via hun vakbondsbesturen zou de contróle van Maatschappelijk Hulpbetoon op deze personen zeer worden verzwakt, omdat bij de vakbonden eenmaal per dag gestempeld wordt, bij Maatschappelijk Hulpbetoon tweemaal, terwijl de huiscontröle van de door den vakbond gesteunden practisch zeer zelden voorkomt, terwijl bij Maatschappelijk Hulpbetoon de huiscontröle veel vaker en althans meer dan bij den dienst van Sociale Zaken plaats heeft. Zoo kunnen allerlei argumenten aangevoerd worden om aan te toonen, dat het gewenscht is, het persoonlijk contact tus- schen die menschen en Maatschappelijk Hulpbetoon in het leven te roepen en het contact niet te laten bestaan via de vakorganisaties. Wanneer de uitkeeringen via de vakorgani saties plaats hebben, zal misschien wel het werk van den dienst van Sociale Zaken verminderen, maar bij Maatschap pelijk Hulpbetoon zal dit niet het geval zijn, omdat de split sing, die daar op het oogenblik wordt toegepast, verder door gevoerd zal moeten worden en men de speciale categorie van hen, die via de vakorganisaties gesteund worden, er bij krijgt. Men zal dan wekelijks moeten nagaan, wie tot de laatstbedoelde categorie behooren, welke bedragen uit gekeerd mogen worden en of de vakorganisaties inderdaad den steun uitkeeren, zoodat niet alleen de ondersteunden, maar ook de vakorganisaties gecontroleerd moeten worden. De aanneming van de motie-van Stralen zou het werk van Maatschappelijk Hulpbetoon uitbreiden. Bovendien zou bij aanvaarding van de motie gehandeld worden op een wijze, die niet te verdedigen is en geacht moet worden onjuist te zijn. De heer van Stralen zegt in antwoord op de vragen van den heer Vos, dat het niet zijn bedoeling is, dat de groepen van werkloozen, die hij op het oog heeft, door den dienst van Sociale Zaken gesteund moeten worden. Dit verwarring stich tende element is niet door spreker, maar door den Wethouder in het debat gebracht. Spreker kon dat niet bedoelen, omdat men van hem wel mag verwachten, dat hij bekend is met de te dien aanzien geldende reglementen en hij zeer goed weet, dat de categorieën van personen, die nu gesteund worden bij Maatschappelijk Hulpbetoon krachtens die reglementen, niet bij den dienst van Sociale Zaken kunnen gesteund worden. Het ging niet over den steun zelf, maar over de wijze, waarop de ondersteunden worden behandeld en hun steun ontvangen. Spreker heeft niets anders betoogd dan dat het billijk is, dat zij, die even goed als hun kameraden georganiseerd zijn, maar door omstandigheden hun steun niet kunnen krijgen via de aangewezen instantie, doch van Maatschappelijk Hulp betoon ontvangen, op dezelfde wijze als de georganiseerden worden behandeld. De Wethouder heeft in laatste instantie getracht aan te toonen, hoe noodzakelijk de contróle van Maatschappelijk Hulpbetoon voor deze categorie is, maar dat was niets dan woordenspel, want de toestand, zooals spreker zich dien voorstelt, is doodeenvoudig. De vakorganisaties, die dagelijks haar werk hebben bij de contróle van haar leden, zouden eenige personen meer te behandelen krijgen, voor wie het steunbedrag niet gehaald moet worden op het Levendaal, maar op de Mare. Dat is het eenige verschil met den bestaan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 24