MAANDAG 16 APRIL 1934. 189 Uitbetaling ondersteuning aan door Maatsch. Hulpbetoon (Komijn e.a.) gesteunde georganiseerde werkloozen. week voor het afwezig zijn van het gezinshoofd wordt afge trokken. Yoor de betrokken gezinnen is de vraag, die door den heer Tobé werd gesteld van geen beteekenis, maar desondanks is spreker gaarne bereid in de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon haar onder de oogen te zien en de practische gevolgen er van na te gaan. De heer van Stralen zegt, dat het hem eenigermate tegen valt, dat de heer van Tol zich nu min of meer heeft losgemaakt van hetgeen hij in de vorige Raadsvergadering over dit onder werp heeft gezegd, toen hij letterlijk heeft verklaard, dat hij zijn stem voor de motie-van Stralen zou uitbrengen. Nu een toezegging is gedaan omtrent de ouden van dagen, laat de heer van Tol de rest van de zaak in den steek. In de vorige vergadering heeft de heer van Tol blijkens de Hande lingen niet gesproken over „ouden van dagen", maar over „menschen, die hun geheele leven lid waren geweest van een organisatie" en slechts een gedeelte van deze personen zijn ouden van dagen. Ook jongere menschen kunnen hun geheele leven lid van een organisatie zijn geweest, maar de heer van Tol zal dus niet alleen de oude leden van vakorgani saties hebben bedoeld, aangezien hij het anders wel zou hebben gezegd. Indien spreker zich niet vergist, is de heer Eikerbout met de toezegging ten aanzien van een kleine groep van personen niet tevredengesteld. Volgens den Wethouder is de toestand in andere plaatsen geen maatstaf voor Leiden, omdat hier de georganiseerden door een afzonderlijke Commissie worden behandeld, terwijl de ongeorganiseerden bij Maatschappelijk Hulpbetoon komen. Maar al is dat juist, dan behoeft dat volstrekt geen reden te zijn tot inwilliging van hetgeen door spreker gevraagd is; immers, in andere plaatsen, waar alle categorieën door Maat schappelijk Hulpbetoon gesteund worden, zou het daarom eigenlijk nog moeilijker zijn, maar ook daar maakt men toch verschil tusschen georganiseerden en niet-georganiseerden alle georganiseerden worden daar gesteund via het bestuur van hun organisatie. De omstandigheid, dat in Leiden een andere wijze van steunverleening bestaat, behoeft dus aan inwilliging van sprekers verzoek niet in den weg te staan. Volgens den Wethouder is, nu niet meer bestaat de bepaling, dat de gesteunden na 24 weken automatisch naar Maatschappelijk Hulpbetoon werden overgevoerd, vervallen de reden om aan sprekers wensch tegemoet te komen. Die maatregel is inder daad buiten werking gesteld, maar niet ingetrokken en spreker heeft eenige reden om te verwachten, dat zoodra weer eenige mogelijkheid om werk te vinden komt hoe klein ook, cle Regeering weer een maximum-aantal weken zal stellen, gedurende welke men steun kan krijgen en dan komen on middellijk weer groote aantallen georganiseerden ook de groep, waarvoor ieder het opneemt, nl. zij die hun geheele leven lang lid van de organisatie zijn geweest, maar het ongeluk hebben, dat zij in een bepaald jaar niet een bepaalden tijd gewerkt hebben bij Maatschappelijk Hulpbetoon terug. Spreker heeft ook nog anderen genoemd, die er toch recht op hadden middels hun bestuur te worden geholpen; de Wethouder geeft dat niet toe; volgens hem is het wel niet een bepaalde misdaad, waaraan die personen zich hebben schuldig gemaakt, maar zijn zij tenslotte bij Maatschappelijk Hulpbetoon terechtgekomen door invloeden, van hun eigen wil afhankelijk. Dat is toch wel wat sterk uitgedrukt; het gaat toch wel wat te ver, om menschen, die in Leiden zijn komen wonen, en die in 2 jaar geen steun kunnen krijgen, nog te verwijten, dat zij dat aan zich zelf hebben te wijten. Ook de quaestie van de ongehuwden staat niet precies zooals de Wethouder heeft medegedeeld. Het is natuurlijk juist, dat iemand, die kostganger was en huwt, die kost- gangersuitkeering behoudt tot hij 3 maanden heeft gewerkt. Inwonende kinderen kunnen echter krachtens Ministerieele beschikking geen steun krijgen. De heer Komijn zegt, dat men hen dus ook niet kan over brengen naar Sociale Zaken. De heer van Stralen heeft daarom ook in het geheel niet gevraagd, hen over te brengen naar Sociale Zaken en hen te ondersteunen krachtens de Ministerieele regeling dat is het groote misverstand hier, door den Wethouder ver oorzaakt maar om de uitkeering, die zij van Maatschappe lijk Hulpbetoon krijgen, te doen geven via hun bestuur. De heer Komijn zegt, dat die personen geen uitkeering krijgen, ook niet van Maatschappelijk Hulpbetoon. De heer van Stralen zegt, dat die gevallen er wel zijn. Uitbetaling ondersteuning aan door Maatsch. Hulpbetoon (van Stralen e.a.) gesteunde georganiseerde werkloozen. Verschillende categorieën van personen, tot wie ook behooren degenen, die nog geen twee jaar in de gemeente woonachtig zijn, worden volgens het reglement niet gesteund over den Dienst van Sociale Zaken, maar zijn gedwongen zich voor steun bij Maatschappelijk Hulpbetoon aan te melden. Spreker vraagt niet, deze personen terug te sturen naar den Dienst van Sociale Zaken, maar wel hun de uit keering, die zij van Maatschappelijk Hulpbetoon krijgen, via hun organisatie te laten betalen en hen door hun organisatie te laten controleeren. Spreker heeft dan bereikt, wat hij wenschte te bereiken en dan is voldaan aan een billijk ver langen van hen, die als lid van een vakorganisatie er bezwaar tegen hebben, dat zij op dezelfde wijze worden behandeld als zij, die voor vakorganisatie nooit iets hebben gevoeld. Dat volgens den Wethouder een dam moest worden opge worpen tegen den stroom van degenen, die van buiten kwamen, aangelokt als zij waren door de Leidsche steunregeling, doet niet ter zake. Al zou het juist zijn er schuilt veel over drijving in dan nog is het niet sprekers bedoeling geweest, dezen menschen een hoogere uitkeering te doen toekomen, maar wel hun het bedrag, dat zij krijgen, via hun organisatie te doen uitbetalen. Spreker erkent, dat zij, die in ernstige mate fraude hebben gepleegd, voor straf in aanmerking komen. Indien men hen door Maatschappelijk Hulpbetoon zou willen laten steunen en controleeren, zou spreker zich daarmede wel kunnen ver eenigen. Men moet er dan zeker van zijn, dat er werkelijk fraude is gepleegd. Er zijn nl. ook grensgevallen, waarin men heel gauw van fraude spreekt, terwijl ze in werkelijkheid niet is gepleegd. Spreker kan niet toegeven, dat de sympathie, welke des tijds voor sprekers motie in den Raad bestond, op een ver keerde basis rustte, want ook toen heeft spreker duidelijk zijn bedoeling te kennen gegeven. Spreker gelooft nog, dat zijn motie in die vergadering zeer veel kans van aannemen had. Gezien de duidelijke toelichting zou de beslissing toen niet onvoorbereid zijn genomen. Spreker moet de bewering van den Wethouder, dat de controle bij de vakvereenigingen niet in alle opzichten in orde is, bestrijden. Spreker gaat er juist prat op, dat de werkzaamheden, die door de besturen der vakorganisaties geheel en al zonder financieele vergoeding worden verricht, op een goede wijze worden uitgevoerd. De bestuursleden offeren al hun vrijen tijd op om al het mogelijke te doen, wat in het belang der leden is. Het zou op den weg van het gemeentebestuur gelegen hebben om dit op hoogen prijs te stellen, in plaats van op een deprimeerende wijze daarover te spreken. Als de vakorganisaties ter zake van de steun- uitkeering haar medewerking niet verleenden, zou deze zaak de gemeente zeer veel meer kosten. De onbetaalde arbeid, die nu wordt verricht, zou dan door ambtenaren gedaan moeten worden; dan zou men eens zien wat dat aan de gemeente zou kosten. In plaats van een zijdelingschen trap naar die organisaties te geven, had het meer op den weg gelegen openlijk te erkennen het groote, nuttige werk van die menschen, met opoffering van vrijen tijd, gezinsleven, enz. Spreker blijft er dus bij, dat het gewenscht is, deze zaken te behandelen als in zijn motie aangegeven; ook na de toe lichting van den Wethouder kan spreker onmogelijk zijn motie intrekken; hij acht haar nog even gewenscht en nood zakelijk als vóór dat betoogspreker hoopt, dat de meerder heid van den Raad zal inzien dat het gevraagde behoorlijk en zeer rechtvaardig is, dat geen cent gemeentegeld onjuist besteed wordt, maar misschien wel geld bespaard wordt, gehoord hetgeen mevrouw Braggaar zeide; alles pleit dus voor invoering van dezen maatregel. Mevrouw Braggaarde Does dacht, dat de hier in het geding gebrachte quaestie van de zieken op het oogenblik hier eigenlijk niet thuishoorde; dit is niet in Maatschappelijk Hulpbetoon besproken. Over het algemeen ondervinden de zieken bij Maatschappelijk Hulpbetoon een goede behandeling; wanneer er al eens een klacht is, wordt die direct onder oogen gezien en worden eventueele fouten zooveel mogelijk hersteld, hoewel het toch voor de betrokkenen, die gedacht hebben, nooit met Maatschappelijk Hulpbetoon te maken te zullen hebben, onaangenaam is door ziekte van Sociale Zaken naar Maatschappelijk Hulpbetoon te worden verwezen. Daarom zou spreekster het zeer op prijs stellen als het nog eens door Maatschappelijk Hulpbetoon onder oogen zou worden gezien. De heer de Reede Vindt de wijze, waarop spreekster haar vragen stelt, onaangenaam, maar zelf is hij toch evenzeer onaangenaamhij zeide niets minder dan dat spreekster ful mineerde en verdachtmakingen bezigde. Dat is toch niet het geval. Waarom is Maatschappelijk Hulpbetoon er tegenl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 23