188 MAANDAG 16 APRIL 1934. Uitbetaling ondersteuning aan door Maatscli. Hulpbetoon (Komijn.) gesteunde georganiseerde werkloozen. den Dienst van Sociale Zaken, en ook van het College en van Maatschappelijk Hulpbetoon om alleen hen over te brengen naar Maatschappelijk Hulpbetoon, voor wie daartoe redenen bestaan, die zij aan zich zelf hebben te wijten, ook al is het niet in alle opzichten een fraude of een oneerlijke of onrechtvaardige manipulatie, wien een subjectieve om standigheid kan worden voorgelegd, en om alle anderen te doen blijven bij Sociale Zaken. Dit heeft het groote voordeel, dat de menschen die bij Sociale Zaken blijven, waar de uit- keeringen hooger zijn, dientengevolge beter af zijn dan zij, die door Maatschappelijk Hulpbetoon worden gesteund. Nu zal de Raad inzien, dat het niet aangaat de door den heer van Stralen genoemde categorieën over te brengen naar Sociale Zaken. De heer van Stralen sprak over hen, die van buiten komen. Inderdaad worden dezen, wanneer zij zich hier nog geen 2 jaar geleden gevestigd hebben, niet gesteund door Sociale Zaken, maar door Maatschappeüjk Hulpbetoon en wel naar de lagere normen. Daarvoor is alle reden, omdat de ervaring het gemeentebestuur hier heeft geleerd, dat Leiden, destijds en eigenlijk ook nu nog, steeds een groote aantrekkingskracht uitoefent met het oog op de bestaande steunregeling op de omliggende gemeenten en dat het noodig was daartegen een dam op te werpen. Dit kan alleen door dergelijke personen te laten bij Maatschappelijk Hulpbetoon en hen niet over te brengen naar Sociale Zaken, omdat dan de aantrekkingskracht van Leiden op die personen te groot zou worden. Dan sprak de heer van Stralen over de te kort georgani- seerden. Inderdaad behooren dezen niet bij Sociale Zaken, omdat de door hen gebrachte offers te gering moeten worden geacht. Indertijd is door den Raad beslist, dat die te kort georganiseerden zouden worden gesteund bij Sociale Zaken, maar onder Wethouder Goslinga is, op grond van de daar mede opgedane ervaring, besloten hen terug te voeren naar Maatschappelijk Hulpbetoon. Het zou van den Raad niet verstandig zijn, momenteel op dit besluit, dat door den Raad op goede gronden is ge nomen en door de Regeering werd bekrachtigd, terug te komen. De heer van Stralen trachtte een bepaald sentiment in den Raad te wekken ten aanzien van degenen, die tijdens hun werkloosheid gehuwd waren, maar dat voorbeeld is volkomen onjuist, want deze personen worden nog gesteund bij den Dienst van Sociale Zaken, maar vragen soms juist, gesteund te mogen worden bij Maatschappelijk Hulpbetoon. Bij den Dienst van Sociale Zaken geldt nl. het ministerieele voorschrift, dat degenen, die tijdens hun werkloosheid zijn gehuwd, althans vóór .1 Januari 1934. niet anders mogen ontvangen dan de kostgangersvergoeding. Het bedrag is vaak, althans wanneer zij gehuwd zijn met een weduwe, die eenige kinderen heeft, lager dan het bedrag, dat zij bij Maatschappelijk Hulpbetoon als armlastigen kunnen ont vangen. De voorbeelden, die de heer van Stralen heeft genoemd als aanbeveling van zijn voorstel, toonen allerduidelijkst aan, dat men op dien grond niet op zijn voorstel dient in te gaan, aangezien daardoor de belangen van de gemeente ernstig zouden worden geschaad. Het voorbeeld, dat van zulk een beslissende beteekenis is geweest, dat de Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon met op 1 na algemeene stemmen besloot niet op het voorstel van den heer van Stralen in te gaan, is het voorbeeld van de gestraften, de personen, die wegens aanwijsbare en bewijsbare fraude van verdere steun verleening door den dienst van Sociale Zaken zijn uitgesloten. Wanneer men ten opzichte van deze categorie van personen, die het volkomen aan zich zelf te wijten hebben, dat zij niet meer kunnen genieten van de voordeelen, die het ge organiseerd zijn met zich brengt, maar die voordeelen hebben weggegooid met het oog op hun eigen voordeel, waarmede zij hun eigen organisatie min of meer te schande maken, omdat men kan zeggen, dat deze organisatie onder haar leden personen heeft, die getoond hebben den naam van bona fide werkloozen niet te verdienen, er voor pleit en met alle geweld er aan vasthoudt, dat zij desondanks door den Dienst van Sociale Zaken worden gesteund, graaft men zelf het graf voor de motie-van Stralen. Met het oog daarop is de aanneming van de motie-van Stralen, die stellig niet aan vaardbaar is, niet aan te raden. Indien het waar is, dat op het oogenblik, waarop de heer van Stralen in een vorige Raadsvergadering zijn motie toe lichtte, de Raad gevoelde voor de aanneming van deze motie, dan is de Raad niet voldoende au fait geweest en waren de consequenties van de aanneming den Raad niet voldoende bekend, waarom men op dat moment ook niet bereid was gehoor te geven aan het advies van het College om op de Uitbetaling ondersteuning aan door Maatscli. Hulpbetoon (Komijn.) gesteunde georganiseerde werkloozen. motie niet in te gaan. Wanneer de Raad gezegd heeft: laten wij het nogeens onderzoeken en het oordeel van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon inwinnen, die de zaak a tête reposée kan bekijken en de gevolgen er van kan over zien, moet de heer van Stralen daarover tevreden zijn en moet hij waardeering hebben, althans wanneer hij spreekt in het belang der gemeente en in het algemeen belang, voor de ernstige wijze, waarop zijn motie is onderzocht en zeer angstvallig en nauwgezet in Maatschappelijk Hulpbetoon behandeld is en dan spijt het spreker, dat de heer van Stralen, wanneer er een advies komt van Maatschappelijk Hulpbetoon, daarover dan op een dergelijke denigreerende wijze spreekt en hier een indruk wekt, die absoluut niet in overeenstemming is met waarheid en werkelijkheid. Spreker brengt dit naar voren opdat in het vervolg de Raad, wanneer hij nog eens in onzekerheid verkeert over hetgeen de heer van Stralen voorstelt, de voorkeur geeft aan het advies van het College, boven dat van den heer van Stralen. De enkele argumenten, door den heer van Stralen vóór inwilliging van zijn denkbeeld aangevoerd, zijn wel zoodanig door sprekers contra-argumenten in de verdrukking gekomen, dat het niet noodig is daarop verder in te gaan. Spreker ontkent, dat de contróle van de bonden zoo uitstekend is, dat men daarom het onderbrengen van die personen bij Sociale Zaken niet behoeft te laten; in de contróle die men zelf in de hand heeft en toepast, heeft men altijd meer ver trouwen en die levert meer resultaten op dan de contróle, toegepast door de bonden, omdat zij, die daarbij aansprakelijk en aangewezen zijn voor de contróle, dikwijls in een zoodanig belangen-conflict komen tegenover hun eigen leden, dat het vaak moeilijk is, van hen die attentie en accuratesse te verwachten als wel door Overheidsambtenaren wordt be toond. Het komt voor, spreker wil niet zeggen zeer veel, dat hij zich moet afvragen: is de contróle en uitbetaling door de bonden wel te verantwoorden en moet daarop niet een ernstige aanmerking gemaakt. Mevrouw Braggaar sprak hierover op de van haar bekende manier; de heer de Reede heeft daarop geantwoord; spreker acht het niet noodig daarop verder in te gaan. Inderdaad is juist de indertijd door den heer van Tol ver dedigde zienswijze, dat het gewenscht moet worden geacht voor hen, die niet meer voor werkloozensteun in aanmerking komen wegens het overschrijden van de leeftijdsgrens, die dus krachtens Ministerieel voorschrift als armlastigen moeten worden beschouwd, het verband met hun oude organisatie te behouden en de uitbetaling aan hen via de organisatie geen moeilijkheden in den weg te leggen. Het zal den heer van Tol genoegen doen, dat zijn denkbeeld bij Maatschappelijk Hulpbetoon met algemeene stemmen is aanvaard. De steun aan zieken is indertijd niet naar voren gekomen bij de behandeling van de motie-van Stralen en ook niet bij de behandeling in Maatschappelijk Hulpbetoon. Spreker heeft zich nog niet voldoende kunnen oriënteeren vanmiddag over de practische gevolgen van dat verzoek; hij is bereid het nog eens in Maatschappelijk Hulpbetoon te bezien en te onderzoeken. Alleen, bij de zieken heeft men niet te maken met de werkloozenondersteuning; die houdt zich angst vallig vast aan valide arbeiders; de geheele Ministerieele regeling is daarop gebaseerd: alleen valide arbeiders kunnen werkloozenondersteuning ontvangen; zoodra zij ziek en niet meer valide zijn, behooren zij afgevoerd te worden van den werkloozensteun. Op dit zeer dringende en dwingende voor schrift wordt zeer gelet. Het percentage zieken onder de werkloozen is echter uitermate gering, niet omdat het op zichzelf gezond is een dergelijk argument zal men van spreker niet hooren maar wel omdat het tweemaal, bij den Dienst van Sociale Zaken zelfs maar een keer, stempelen per dag een bezigheid is, die men ook bij ziekte kan verrichten, terwijl men wellicht door die ziekte verhinderd zou zijn, het gewone werk te doen. Het betreft alleen de gevallen, waarin de betrokkenen zijn opgenomen in een ziekenhuis, zoodat men te doen heeft met gezinnen, waarvan het hoofd toch niet in staat is om te stempelen of via zijn organisatie het steungeld te innen, en het geld bij de gezinnen thuisgebracht moet worden. Deze gezinnen worden op een zeer vlotte en vlugge manier bij Maatschappelijk Hulpbetoon ondergebracht. Het is voor de gemeente zelf eigenlijk een interne boekingskwestie. Oogen- blikkelijk wordt door het telefonisch contact tusschen den Dienst van Sociale Zaken en Maatschappelijk Hulpbetoon er voor gezorgd, dat door Maatschappelijk Hulpbetoon het zelfde bedrag aan de gezinnen wordt uitgekeerd, dat zij van den dienst van Sociale Zaken ontvingen. De gezinnen ondervinden daarbij geen enkele onheusche bejegening. In overleg met de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon is besloten, dat van het steunbedrag maximaal 2.50 per

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 22