136
MAANDAG 19 FEBRUARI 1934.
Inrichting ambtswoning geneesheer „Endegeest" c. a.
(de Reede e.a.)
De vorm, waarin men de uitgave wil financieren, is buiten
gewoon ongelukkig, aangezien hij leidt tot vernietiging van
reserve. Wanneer tegenover deze uitgave geen inkomsten staan,
is het bedrag van 5.000.eigenlijk voor goed verdwenen.
Men doet dan juist datgene, waartegen de Minister van Bin-
nenlandsche Zaken eenige dagen geleden in de Eerste Kamer
waarschuwde, toen hij de aandacht er op vestigde, dat de
gemeenten op het oogenblik bezig zijn, haar kapitaal op te
maken en dat Gedeputeerde Staten er voor moeten zorgen,
dat de gemeenten daarmede ophouden.
Waarom heeft de Wethouder van Financiën, wien deze zaak
wel is waar niet direct aangaat, tegen dit voorstel niet meer
stelling genomen? De regeerende functie van dezen Wet
houder draagt op het oogenblik ongetwijfeld ook het karakter
van de ambtelijke functie van bezuinigingsinspecteur. Het
is heel goed, indien men vriendschappelijk met zijn collega's
omgaat, maar wanneer men voorstellen als dit moet aanvaar
den met een vriendelijk gebaar, zal de Wethouder van Finan
ciën er zelf de wrange vruchten van plukken, wanneer hij
steeds meer tekorten moet dekken, waarbij hij steeds meer
moeilijkheden zal krijgen en steeds verder verwijderd zal
raken van zijn doel: langzamerhand te komen tot een slui
tende begrooting en een verlichting van de lasten.
De heer Romijn zegt, dat de heer de Reede dit voorstel als
niet noodzakelijk qualificeerde omdat er voor de gestichten
een dokter minder is en er dus ook minder aanleiding is om
meer doktoren op het terrein van de stichting te halen. Daarin
tast de heer de Reede toch mis. Inderdaad zal de vacature-dr.
Oort niet worden vervuld, maar deze vacature ziet op de
medische verzorging van het gesticht „Rhijngeest", dat een
geheel andere beteekenis en stelling heeft dan Endegeest".
Terwijl deze ambstwoning is bestemd ter bewoning door een
medicus, verbonden aan „Endegeest", dus aan het terrein
van „Endegeest", ligt zij inderdaad niet op het terrein van
„Endegeest", maar aan den overkant van den weg, omdat
op het terrein van „Endegeest" zelf niet een dergelijke woning
te bouwen valt, tenzij men een geheel nieuwe maakt, hetgeen
zijn bezwaren heeft. Nu zijn gecombineerd de aankoop, in
dertijd reeds, van Zuiderhorst, aan den overkant van den
straatweg, vooral bestemd tot afronding van de eigendommen
van de gestichten, vooral van „Rhijngeest", en de wensche-
lijkheid daar een ambtswoning voor een medicus te doen
maken, wel niet op het terrein van „Endegeest" zelf, maar
aan den overkant en dus zoo in de onmiddellijke nabijheid,
dat practisch die medicus op het terrein van „Endegeest"
woont. Er is belang bij, dat die medicus zoo dicht mogelijk
daarbij woont, ook omdat er ten aanzien van de medische
verzorging nogal eens moeilijkheden zijn in verband met de
vervulling van de buitengewone geneesheeren, die gekozen
worden uit de assistenten van de hoogleeraren, waarbij het
vaak zeer moeilijk is een ongehuwden assistent te krijgen,
die verplicht is op het terrein van „Endegeest" te wonen;
practisch komen die ongehuwde assistenten niet meer voor;
daardoor is het niet meer mogelijk dergelijke inwonende
doktoren op „Endegeest" te krijgen en moet men misschien,
noodgedwongen, overgaan tot benoeming van gehuwde assis
tenten, wien niet de eisch gesteld kan worden, in te wonen
op „Endegeest", omdat daarvoor geen lokaliteit en terrein
beschikbaar zijn. Er is dus alle aanleiding, uit medisch oog
punt is het zeer noodzakelijk en gewenscht, dat in deze woning
een medicus komt te wonen, die aan de gestichten is verbonden
en die als inwonend geneesheer kan worden aangemerkt.
Ook betwist spreker, dat het niet doelmatig zou zijn. Dit
gebouw is met het terrein gekocht ter afronding van de ter
reinen van „Rhijngeest"; dat heeft vooral den aankoop
beïnfluenceerd. Nu zegt de heer de Reede: dat huis is behoor
lijk verhuurd, voor ƒ.400.er is dus geen enkele aanlei
ding om het nu te bestemmen voor ambtswoning voor een
geneesheer en daarvoor zooveel kosten te maken. De vroegere
huurder was warmoezenier, welk bedrijf hij heeft laten varen
dat is geheel vervallenhij wenschte ook de woning te verlaten.
Die huur is beëindigd, niet op verzoek van de gestichten,
maar van den betrokkene zelf. Dat huis nu staat leeger zijn
geen gegadigden voor; bovendien moesten er allerlei repara
ties aan verricht worden. Toen is het plan gerezen om aldus
te voorzien in de behoefte aan een inwonend geneesheer op
„Endegeest" en de woning geschikt te maken voor een ge
neesheer. Waar noodig waren een verbouwing van die woning
en allerlei andere herstellingen, die in totaal 5.000.zouden
kosten, gelooft spreker niet, dat die woning een huur zou op
leveren, die opwoog tegen die uitgave van 5.000. Voor een
ambtswoning wordt een vergoeding betaald, bestaande in
een percentage van het genoten salaris, nl. 12 Dit alles
doet spreker verwachten, dat een rendabele huur hier zal
worden ontvangen.
Inrichting ambtswoning geneesheer „Endegeest" c. a.
(Romijn e.a.)
De heer de Reede maakte verder bezwaar tegen de finan
ciering en verweet den Wethouder van Financiën, dat deze
zich daartegen niet had verzet. Nu is de geheele financieele
opzet van de gestichten veranderd; juist in de laatste jaren
is de geheele kapitaalpositie van „Endegeest" onder het oog
gezien en is daarvoor een nieuwe opzet gemaakt, die meebrengt,
dat er is een reserve in het afschrijvings- en vernieuwings
fonds, waaruit het gesticht heeft gemeend te kunnen putten
voor deze verbouwing. De heer de Reede meent, dat deze
5.000.nu geheel weg zijn, dat dit is een vernietiging van
reserves en dat er niets tegenover komt te staan. Het is even
wel de bedoeling van het gesticht, dat reservefonds weer aan
te vullen tot 10.000.dus tot de tegenwoordige hoogte,
waarop het bij de kapitaliseering van „Endegeest" is vast
gesteld. Men acht dat bedrag voor deze gestichten noodig
en gewenscht. Dit bedrag is uitgetrokken voor kosten als
deze, voor kosten van reparaties en andere, die niet kunnen
worden beschouwd als nieuwbouw, als nieuwe ondernemingen.
Nu kan men zeggen: 5.000.is in verhouding tot het totaal
bedrag van dat fonds wel wat hoog, n.l. de helft. Inderdaad
kan men zich afvragen of 10.000.voor dat fonds, gezien
de nieuwe practijk, die zich ontwikkelt, wel voldoende is,
maar de Commissie meent hiervoor uit dit fonds te kunnen
putten, omdat het de bedoeling is, het weer zoo spoedig mo
gelijk aan te vullen met de winst, die het gesticht nog steeds
oplevert. Spreker vraagt den Raad met dit voorstel accoord
te gaan; hiermede wordt een groot belang van de gestichten
gediend.
De heer Goslinga zegt, dat het de plicht en de roeping van
een Wethouder van Financiën is te waken tegen onnoodige
uitgaven en elke uitgave op haar noodzakelijkheid te toetsen.
Dat is evenwel niet zoo'n gemakkelijke taak. Wanneer het
geldt uitgaven, voorgesteld door een bedrijfscommissie, zoo
als hier door die van „Endegeest", eenstemmig aan het College,
die dit als een noodzakelijke uitgave motiveert, dan moet
de Wethouder wel zeer sterke argumenten hebben, wil hij
den gang van een dergelijk voorstel naar den Raad verhinderen.
Nu roept de heer de Reede spreker op om als een soort
bezuinigingsinspecteur in het College werkzaam te zijn.
Spreker apprecieert die stem van den heer de Reede. Eenige
steun uit den Raad kan in dit geval geen kwaad, te meer
waar de Raad, inclusief de heer de Reede, vroeger weieens
anders heeft gedaan b.v. ten aanzien van het voorstel be
treffende het recreatiegebouw, waarvan spreker een felle be
strijder is geweest, terwijl de heer de Reede nu interrumpeert,
dat hij er nog voor is. Toen ging het om een bedrag van
83.000.—.
Men moet intusschen de macht van den Wethouder van
Financiën in het College niet overschatten. Hij is ten slotte
een van de vijf leden en kan niet alles tegenhouden.
De heer de Reede wenscht allereerst iets te zeggen naar
aanleiding van het zachte verwijt, dat de Wethouder tot hem
heeft gericht. Spreker ziet een zeer groot verschil tusschen
de uitgave van een bedrag van 83.000.voor het recreatie
gebouw en het besteden van 5.000.voor dit perceel. Hij
had altijd en heeft nu nog den indruk, op grond van hetgeen
door de Commissie voor de gestichten en ook door het College
is opgemerkt, dat het in het eerste geval gold een zeer nood
zakelijke verbetering ten behoeve van de verpleegden van
„Endegeest". Dergelijke verbeteringen mogen zeer zeker niet
anders dan in de alleruiterste noodzakelijkheid worden af
gewezen. Zoolang de gestichten nog een behoorlijke winst
maken, moet die winst in de eerste plaats ten goede komen
aan de verpleegden en pas in de tweede plaats aan de gemeente.
Sprekers houding in die zaak was dan ook z.i. ten volle ge
rechtvaardigd.
Het is iets anders, als men een uitgave doet, die op zichzelf,
zooals in dit geval, wel wenschelijk, maar niet noodzakelijk
is. De Wethouder is in het geheel niet er in geslaagd, de nood
zakelijkheid aan te toonen. Volgens hem zou men op deze
wijze eigenlijk kunnen spreken van een inwonend geneesheer,
maar de afstand tusschen deze woning en „Endegeest" is
bijna even groot als tusschen „Endegeest" en de plaats, waar
een geneesheer een woning huren kan. Het verschil van
eenige honderden meters maakt deze verbouwing niet nood
zakelijk. Men kan in de naaste omgeving wonen en ten allen
tijde ter beschikking van de gestichten staan.
Wat het huis zelf betreft, maakt Wethouder Romijn het
den Raad niet gemakkelijk, met hem over de zaak te debat-
teeren, want hij redeneert er zoo losjes overheen, dat spreker
zich niet kan voorstellen, dat het een serieus debat is.
Spreker kan onmogelijk aannemen, dat er geen gegadigden
zijn voor dit huis. Misschien zijn zij er op het oogenblik niet,
doordat de gestichten het huis niet verhuren willen, of door-