Artikel 66.
Het is den. bestuurder van een openbaar middel tot ver
voer van personen verboden daarmede op den openbaren
weg den dienst uit te oefenen, tenzij ten aanzien van dit
vervoermiddel een met het oog op de veiligheid der reizigers
door een of meer daartoe door Burgemeester en Wethouders
aangewezen deskundigen afgegeven en door den Commissaris
van Politie gewaarmerkt goedkeuringsbewijs van kracht is.
Artikel 67.
Het is verboden met een motorrijtuig met andere be
stemming dan die van openbaar middel tot vervoer van
personen, hetwelk voor het vervoer van personen wordt
gebezigd, indien het ruimte biedt voor tenminste acht
personen, buiten den bestuurder, op den openbaren weg
personen te vervoeren, tenzij ten aanzien van dit motor
rijtuig een goedkeuringsbewijs, als bedoeld in artikel 66,
A'an kracht is.
Artikel 68.
Een goedkeuringsbewijs, als bedoeld in de artikelen 66
en 67, moet steeds in het motorrijtuig, waarop het betrekking-
heeft, aanwezig zijn en door den bestuurder op eerste vordering-
van een ambtenaar der gemeentepolitie worden vertoond.
Artikel 69.
Het is den bestuurder van een openbaar middel tot ver
voer van personen, alsmede van een motorrijtuig, als bedoeld
in artikel 67, verboden meer personen tegelijk daarin of
daarop toe te laten of daarmede te vervoeren dan het aantal,
aangegeven in het goedkeuringsbewijs, bedoeld in de artikelen
66 en 67.
Artikel 70.
Het is verboden:
a. in of op een openbaar middel tot vervoer van personen
te rooken of zich daarin of daarop te bevinden met een
brandende pijp, sigaar of cigaret;
b. een openbaar middel tot vervoer van personen door
spuwen of op andere wijze te verontreinigen.
Artikel 71.
Hij, aan wien een vergunning is verleend, als bedoeld in
artikel 63, is verplicht ten minste twee dagen vóór den
aanvang van den dienst de dienstregeling (omvattende de
tijden en plaatsen van vertrek en aankomst, den te volgen
weg en de halteplaatsen) en de tarieven door middel van een
of meer in de gemeente Leiden verschijnende dagbladen
openlijk bekend te maken.
Het bepaalde in het vorige lid vindt overeenkomstige
toepassing met betrekking tot wijziging van de dienstregeling
of van de tarieven, alsmede tot schorsing, hervatting of
opheffing van den dienst.
Artikel 72.
Voorzoover daaromtrent geen regeling is getroffen inge
volge de Wet Openbare Vervoermiddelen, is het den be
stuurder van een openbaar middel tot vervoer van personen
verboden, tenzij uit verkeersnoodzaak, een anderen weg
te volgen dan door Burgemeester en Wethouders is aan
gewezen en in die straten, waar zulks door hun college wordt
noodig geoordeeld, elders te stoppen tot het in- of uitlaten
van reizigers dan op de door hun college aangewezen halte
plaatsen.
Artikel 73.
Het bepaalde in de artikelen 63, 64, 66, 67, 68, 69 en 70
onder a is niet van toepassing ten aanzien van het vervoer
van personen, hetwelk geregeld is bij de Wet Openbare
Vervoermiddelen.
VIII. Bijzondere bepalingen betreffende het verkeer met
tramwagens.
Artikel 74.
Voorzoover betreft tramwegen, waarop de Locaalspoor-
en Tramwegwet niet van toepassing is, gelden ten aanzien
van het verkeer met tramwagens de bepalingen der artikelen
75 tot. en met 89.
Artikel 75.
Het is aan een ieder, die niet door de directie der des
betreffende tramweg-maatschappij daarvoor is aangewezen,
verboden op den openbaren weg een tramwagen in beweging
te brengen.
42
Artikel 76.
De bestuurder van een tramwagen is verplicht daarmede
op den openbaren weg langzaam te rijden, waar en wanneer
dit door Burgemeester en Wethouders, ter verzekering van
de veiligheid van het verkeer, is voorgeschreven.
Artikel 77.
Het is den bestuurder van een tramwagen verboden op
den openbaren weg te rijden met een grootere snelheid dan
van 20 K.M. per uur.
Echter is hij verplicht bij het omrijden van hoeken, het
naderen van wegkruisingen en telkens, wanneer de vrijheid
of de veiligheid van het verkeer zulks vordert, de snelheid
van den wagen te verminderen of dezen geheel te doen
stilstaan.
Artikel 78.
De bestuurder van een tramwagen is verplicht op den
openbaren weg de nadering van den tramwagen aan te
komdigen door het geven van een geluidsein:
a. vóór en bij het omrijden van een hoek;
b. telkens wanneer de vrijheid of de veiligheid van het
verkeer zulks vordert.
Artikel 79.
De bestuurder van een tramwagen is verplicht aan de door
de politie, in het belang van de openbare orde of van de
vrijheid of de veiligheid van het verkeer of ter regeling van
het verkeer gegeven bevelen of aanwijzingen, hetzij tot het
verminderen van de snelheid van den wagen, hetzij tot stil
houden, doorrijden of achteruitrijden, onmiddellijk gevolg-
te geven.
Artikel 80.
Het is den bestuurder van een tramwagen verboden:
a. op den openbaren weg te rijden met meer dan één
bijwagen achter den motorwagen;
b. op den openbaren weg te rijden op zoodanige wijze of
met zoodanige snelheid, dat, de vrijheid of de veiligheid van
het verkeer wordt belemmerd of in gevaar gebracht.
Artikel 81.
Het is den bestuurder van een tramwagen verboden
daarmede tusschen een half uur na zonsondergang en een
half uur vóór zonsopgang op den openbaren weg te rijden,
indien de wagen niet zoowel aan de vóór- als aan de achter
zijde van tenminste één helder brandende lantaren is voorzien.
Indien gereden wordt met een achter den motorwagen
vastgekoppelden bijwagen, moeten de lantarens bevestigd
zijn aan de voorzijde van den motorwagen en de achterzijde
van den bijwagen.
Artikel 82.
De directie der desbetreffende tramwegmaatschappij en
de conducteurs zijn verplicht zorg te dragen, dat:
a. in de tramwagens op voor het publiek duidelijk zicht
bare wijze vermeld is, hoeveel personen gelijktijdig binnen
in den wagen en op elk der balkons mogen worden vervoerd
b. in de tramwagens een door den Commissaris van
Politie gewaarmerkte afdruk van afdeeling VIII van deze
verordening duidelijk leesbaar is vastgehecht.
Artikel 83.
Het is den conducteurs verboden binnen in de tramwagens
of op de balkons:
a. meer personen toe te laten dan het door Burgemeester
en Wethouders toegestane aantal;
b. gevaarlijke of hinderlijke dieren of voorwerpen toe te
laten
c. kennelijk beschonken of onreine personen toe te laten.
Artikel 84.
Degene, wien, omdat hij in kennelijk beschonken of on-
reinen toestand verkeert, omdat het aantal reizigers het door
Burgemeester en Wethouders toegestane aantal overtreft
of omdat hij voor de andere reizigers of voor het verkeer
hinderlijk of gevaarlijk is, door den conducteur gelast wordt
een tramwagen te verlaten, is verplicht onmiddellijk aan
dien last gevolg te geven.
Artikel 85.
Het is verboden zich tegen den conducteur te verzetten,
wanneer deze gevaarlijke of hinderlijke dieren of voorwerpen
uit een tramwagen verwijdert.