38
een der klassen, genoemd in artikel 36, lid 1, van het Motor
en Rijwielreglement.
Burgemeester en Wethouders nemen geen besluit tot
indeeling van een weg overeenkomstig het vorige lid dan
nadat zij het gevoelen hebben ingewonnen van de commissie,
bedoeld in artikel 6.
Artikel 9.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inacht
neming van het bepaalde in artikel 47 van het Motor- en
Rijwieireglement, wegen, geen Rijks- of provinciale wegen
zijnde en niet gelegen buiten de bebouwde kom, blijkens
openbare kennisgeving, gesloten te verklaren voor motor
rijtuigen en aanhangwagens, waarvan het gewicht, met
inbegrip van de lading, of de grootste wielbelasting een in
het besluit tot geslotenverklaring aangegeven maximum
overschrijdt.
Artikel 10.
Het is den bestuurders van rijtuigen, waarvan het gewicht,
met inbegrip van de lading, of de grootste wielbelasting een
door Burgemeester en Wethouders in hun desbetreffend
besluit aangegeven maximum overschrijdt, verboden te
berijden de openbare wegen, welke door Burgemeester en
Wethouders, blijkens openbare kennisgeving, voor zoodanige
rijtuigen zijn gesloten.
Artikel 11.
Burgemeester en Wethouders nemen spoedeischende
gevallen uitgezonderd geen besluit tot het gesloten ver
klaren van wegen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 dan
nadat zij het gevoelen hebben ingewonnen van de commissie,
bedoeld in artikel 6.
Artikel 12.
Het is, onverminderd het bepaalde in artikel 45 van het
Motor- en Rijwielreglement, verboden, tenzij met schriftelijke
vergunning van of vanwege Burgemeester en Wethouders,
over den openbaren weg te rijden met of te vervoeren weg-
locomotieven, stoomketels, stoom- of motorwalsen en in
het algemeen buitengewoon zware of groote wagens of voor
werpen, die aan den weg schade kunnen toebrengen of een
belemmering kunnen vormen voor het verkeer.
Artikel 13.
Het is verboden over een beweegbare brug een vracht
te vervoeren, waarvan het gewicht of de omvang, naar het
oordeel van het brug- en havenpersoneel of van de technische
ambtenaren bij den dienst der Gemeentewerken en, bij niet-
aanwezigheid van dit personeel of van die ambtenaren, naar
het oordeel van de ambtenaren der gemeentepolitie, de brug
aan beschadiging blootstellen.
Artikel 14.
Het is, onverminderd het bepaalde in afdeeling Y van
deze verordening, verboden, tenzij in geval van noodzaak,
met een voertuig, een motorrijtuig, een rijwiel, een krui
wagen of een rijdier te rijden of stil te staan:
a. over of op voetpaden;
b. over of op het grasgewas langs den openbaren weg en
de gras- en bloemperken en verdere beplante gedeelten in
de parken en plantsoenen.
De verbodsbepaling van het vorige lid onder a is niet
van toepassing ten aanzien van rijwielen op meer dan twee
wielen en voertuigen, waarin zieken of gebrekkigen worden
vervoerd.
Artikel 15.
Het bepaalde in artikel 14, lid 1, is mede van toepassing
op het aan de hand voeren van motorrijtuigen op twee
wielen, rijwielen en rij- en trekdieren.
Artikel 16.
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 14 en 15
is het geoorloofd:
a. met een voertuig, een motorrijtuig op meer dan twee
wielen of een kruiwagen over een voetpad te rijden, alsmede
een motorrijtuig op twee wielen, een rijwiel of een rij- of
trekdier over een voetpad aan de hand te voeren naar of
van gebouwen of erven, waarheen men zich begeeft of van
waar men komt, mits langs den kortsten weg van of naar
het gedeelte van den openbaren weg, waar het rijden met
of het aan de hand voeren van genoemde vervoermiddelen
geoorloofd is;
b. met een motorrijtuig op twee -wielen of een rijwiel stil
te staan op de voetpaden vóór gebouwen of erven, als onder a
bedoeld, mits het verkeer over het voetpad hierdoor niet
wordt belemmerd;
c. met een motorrijtuig op twee wielen of een rijwiel
gebruik te maken van de klinkerbestrating langs de wal
kanten van grachten;
tl. een rijwiel aan de hand te voeren op de voetpaden in
de parken, voorzoover en voor zoolang deze niet door Burge
meester en Wethouders, blijkens openbare kennisgeving,
daarvoor zijn afgesloten.
III. Itepalinyen betreffende de regeliny van het verkeer.
Artikel 17.
Wanneer een ambtenaar der politie in het belang van de
openbare orde of veiligheid of ter regeling van het verkeer
het bevel of de aanwijzing tot stoppen geeft, alsmede wanneer
het verkeer dientengevolge of door een andere oorzaak ge
stremd of gestopt is, zijn de bestuurders van voertuigen,
motorrijtuigen, rijwielen, kinderwagens en kruiwagens, de
bestuurders en geleiders van rij- en trekdieren, de geleiders
van vee, alsmede zij, die een motorrijtuig op twee wielen
of een rijwiel aan de hand medevoeren, verplicht zich in een
rij op te stellen in volgorde van aankomst, met dien ver
stande, dat:
a. de stoplijn, voorzoover aanwezig, niet wordt over
schreden,
b. de te hunner linkerzijde gelegen helft van den weg wordt
vrijgelaten,
c. de toegang tot en de uitgang uit dwarsstraten worden
vrijgelaten,
d. nageleefd worden de nadere aanwijzingen van de politie.
Bestuurders van rijwielen zijn in het geval van het vorige
lid bovendien verplicht op zoodanige wijze stil te houden,
dat zij tenminste één voet op den grond hebben.
Artikel 18.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 7, zijn de bestuur
ders van voertuigen en van motorrijtuigen op meer dan twee
wielen verplicht voor een geopende brug of een gesloten
spoorwegovergang, voorzoover daarbij geen stoplijn aanwezig
is, te stoppen op een afstand van tenminste 10 Meter van
de brug of den spoorwegovergang. Voetgangers zijn ver
plicht zich voor een geopende brug of gesloten spoorweg
overgang zooveel mogelijk op de rechterzijde van den weg
op te stellen.
De bestuurders van voertuigen en van motorrijtuigen
op meer dan twee wielen zijn verplicht na sluiting van een
geopende brug of opening van een gesloten spoorwegovergang,
alvorens door te rijden, aan de wachtende voetgangers den
voorrang te geven.
Artikel 19.
Het is den bestuurders van voertuigen, van motorrijtuigen
en A'-an rijwielen, den bestuurders en geleiders van rij- en
trekdieren, alsmede den geleiders Van vee verboden op den
openbaren Aveg hun Aveg te vervolgen op plaatsen, waar een
haltesignaal, op voorschrift of met goedkeuring van Burge
meester en Wethouders aangebracht, de nadering van een
tramwagen aankondigt, totdat deze tramwagen A'oorbij is
gereden.
Artikel 20.
De bestuurders van voertuigen, van kruiwagens en van
rijivielen, alsmede de bestuurders en geleiders van rij- en
trekdieren en de geleiders van vee zijn verplicht op den
openbaren weg op de rechterzijde van de rijbaan zooAreel
mogelijk rechts te houden.
Artikel 21.
Het is voetgangers verboden op die openbare wegen of
gedeelten van openbare wegen, welke door Burgemeester
en Wethoudersblijkens openbare kennisgeving, zijn
aangewezen, hetzij gedurende de daarbij aangegeven uren,
hetzij gedurende de daarbij aangegeven dagen, hetzij te
allen tijde, anders te loopen dan op het voor hen rechts
gelegen voetpad.
Artikel 22.
)nverminderd het bepaalde in artikel 7 van het Motor
en RijAvielreglement, is het voetgangers verboden, tenzij uit
noodzaak, in de lengterichting over de rijbaan van een open
baren weg te loopen of daarop stil te staan, indien het rij-
verkeer hien~an belemmering ondervindt.