MAANDAG 19 FEBEUAEI 1934. 133 Commissarissen bij IV.V. Leidsche Duinvv. Mij. (Goslinga e.a.) Wilbrink er een speciaal verlangen was van den Eaad om het Commissariaat van de Leidsche Duinwater Maatschappij zooveel mogelijk te doen bestaan uit Eaadsleden; volgens den heer Wilbrink is uit den Eaad daarop sterk aangedrongen. Daarvan is spreker toch niets bekendhij weet wel, dat het College gezwicht is voor den sterken aandrang uit den Eaad tot uitbreiding van het aantal Commissarissen van 3 tot 5 en dat het bij de statutenwijziging ook een voorstel in dien geest gedaan heeft. In 1931 heeft de Eaad, bij een College van 3 Commissarissen, góedgevonden dat daarvan een com missaris werd aangewezen door het College, een rechtstreeks door den Eaad en een indirect door den Eaad, door de alge- meene vergadering van aandeelhouders ;bij dat college van 3 heeft de Eaad geen bezwaar gemaakt, dat die uit of bruten den Eaad zouden zijn; wanneer men nu daartegen bezwaren heeft, bij een college van 3, dan gelden die toch tenminste even sterk bij een van 5. Aan het tweede argument van den heer Wilbrink, dat het gewenscht is, dat het college van Commissarissen een af spiegeling is van de verhouding in den Eaad wordt geen ge weld aangedaan door thans opnieuw den heer Donders tot Commissaris te benoemen; hij is en blijft zich zelf gelijk; hij is door de katholieke fractie aangewezen ;hij zal wel lid van de roomsch-katholieke staatspartij en katholiek blijven, zoodat in de verhouding geen verandering plaats heeft. Bij dit bedrijf en dezen bedrijfsvorm is het geen groot bezwaar, dat het niet per se Eaadsleden zijn. Bij de wijzigingen van de Gemeentewet is meermalen overwogen, niet-Eaadsleden, leden van bedrijfscommissiën te doen zijn, maar het is zoo ver nooit gekomen, zoodat iemand, die als Eaadslid bedankt, ook uit de bedrijfscommissiën treedt. In dit geval kan men echter zoo iemand lid van den Eaad van Commissarissen laten zijn en men tornt aan geen enkel beginsel, wanneer men van deze mogelijkheid gebruik maakt. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft dit oordeel over de zaak. De Eaad heeft echter ten volle het recht, een andere keuze te doen en het College kan en zal zich in geen enkel opzicht tegen een andere keuze verzetten. De heer Bergers vraagt, of het niet mogelijk is, punt 2 van de agenda aan te houden. De leden der E. K. Eaadsfractie hebben met elkaar geen overleg gepleegd en zijn bang, dat het een verwarde stemming zal worden. De Voorzitter zegt, dat dit punt niet kan worden aange houden, aangezien de vergadering der aandeelhouders van de Leidsche Duinwater Maatschappij morgen zal plaats hebben. Men moet er niet al te zeer aan vasthouden, dat de Com missarissen der Leidsche Duinwater Maatschappij leden van den Eaad zijn. Het is herhaaldelijk gebleken, dat het veel nuttiger is, wanneer dergelijke Commissariaten worden op gedragen aan personen, die zich geheel aan dit werk geven en op dergelijk terrein langzamerhand veel ervaring krijgen, dan wanneer ze worden vervuld door personen, die slechts tijdelijk dit werk verrichten. Spreker vreest, dat indien de Eaad thans ingaat op het denkbeeld van de heeren Van Eek en Wilbrink, men het als een precedent zal beschouwen en voortaan iemand, die op houdt lid van den Eaad te zijn, per se als Commissaris moet bedanken. Tusschen beide functies behoeft niet het nauwe verband te bestaan, dat men op deze wijze er tusschen zou leggen. Het verdient aanbeveling, de zaak ditmaal niet al te scherp te stellen. De heer Wilmer herinnert er aan, dat de Eaad met opzet in de statuten der Leidsche Duinwater-Maatschappij de bepaling heeft opgenomen, dat ten hoogste drie Eaadsleden commissaris zijn, omdat men bij de samenstelling der statuten de mogelijkheid wilde openlaten, dat iemand, die als Eaadslid bedankte, commissaris zou kunnen blijven, indien hij zulks wenschte. Het was de katholieke fractie reeds lang bekend, dat de heer Donders het voornemen had, als Eaadslid te bedanken. Toch heeft zijn ontslag-aanvrage deze fractie eenige dagen te vroeg overvallen, zoodat deze fractie niet over de vacature heeft kunnen beraadslagen, maar, waar de heer Donders er zelf geen bezwaar tegen maakt om commissaris van de Leidsche Duinwater Maatschappij te blijven en waar hij een verdienstelijk commissaris was, meent spreker, dat er geen bezwaar is om hem in deze functie te handhaven. De heer van Eek gelooft toch, dat de Eaad in het algemeen in de veronderstelling verkeerde, dat hiervoor raadsleden zouden worden aangewezenhet is anders wel toevallig, dat het aantal Eaadsleden precies is verdeeld naar de sterkte Commissarissen bij jV.V. Leidsche Duinw. Mij. (van Eek e.a.) van de fracties; men was dus zeer overtuigd dat men, waar het hier geen volledige Eaadscommissie gold in den zin der Gemeentewet, toch moest probeeren zooveel mogelijk in dien geest het bestuur in te richten en naast den gemeente lijken Commissaris en den Voorzitter-Commissaris aan te wijzen 3 Eaadsleden, zooveel mogelijk in overeenstemming met de sterkte van de fractiesde bedoeling was dus den in vloed van den Eaad op den gang van zaken bij de Leidsche Duinwater Maatschappij zoo sterk mogelijk te doen zijn. Wanneer nu de heer Donders uit den Eaad verdwijnt, wordt het directe gemakkelijke contact met hem in den Eaad opge heven; men kan hem niet meer inlichtingen vragen en ter verantwoording roepen in den Eaad. Nu wil spreker in be ginsel zich niet verzetten; als de katholieke fractie dat abso luut wil, wil spreker er zich bij neerleggen, maar hij wil dit niet politiek voor zijn rekening nemen. Spreker staat niet op het standpunt van den heer Goslinga, dat het ook gewenscht is menschen buiten den Eaad te zoeken; wanneer in den Eaad geen geschikte personen zaten, wanneer er hier een geestelijke of politieke armoede in dat opzicht bestaat, dan zegt spreker ook: beter een Commissaris buiten dan een uit den Eaad. Het is evenwel een uitschakelen van den politieken invloed van den Eaad. De Leidsche Duinwater Maatschappij is toch inderdaad geworden een zuiver gemeentelijke instelling; de door de gemeente daarin gestelde personen moeten zooveel mogelijk zeggenschap hebben over die inrichting en die wordt niet opgeheven, maar wel verzwakt door daarin een Commissa ris te benoemen, met wien alle contact weg is. Niemand, behalve de katholieke fractie, was voorbereid, dat de heer Donders zou bedanken als Eaadslidtoen hij indertijd mede deelde, dat hij buitengewoon belang stelde in de werkzaam heden van de Leidsche Duinwater Maatschappij, heeft hij niet medegedeeld dat hij zou bedanken als Eaadslid. Spreker acht het zeer jammer, maar zou toch niet gaarne willen mede werken om hem op die manier blijvend als Commissaris te handhaven: daartegen heeft spreker zeer ernstig bezwaar. De heer Goslinga zegt, dat men niet bevreesd behoeft te zijn, dat dit blijvend wordt gehandhaafd, want volgens de sta tuten worden Commissarissen maar voor 3 jaar gekozen; onder hen zal morgen geloot worden wie resp. in 1935, 1936 en 1937 aftreden; het is dus voor ten hoogste 3 jaar. Een blijvenden toestand schept men daarmede dus niet. De Eaad heeft het volgend jaar gelegenheid daarin verandering te brengen. De heer Wilbrink zegt, dat men, wanneer men over 3 jaren den heer Donders door een ander wil vervangen, dan moet uitspreken, dat hij het niet goed gedaan heeft, terwijl dit nu niet het geval is. Bij de stemming ter aanwijzing van een candidaat üi de vacature-Donders verkreeg de heer Donders 10 stemmen, de heer Wilmer 6 stemmen, de heer Bergers 3 stemmen en de heer van Eecke 1 stem, terwijl 9 stemmen van onwaarde waren. (De heer Donders was ook bij deze stemming tijdelijk afwezig.) Bij de tweede vrije stemming verkreeg de heer Bergers 13 stemmen, de heer Donders 6 stemmen, de heer Wilmer 5 stemmen, de heer Manders 3 stemmen en de heeren van Tol en van Eecke, ieder 1 stem, terwijl 1 stem van onwaarde was. (Ook tijdens deze stemming was de heer Donders tijdelijk afwezig, terwijl de heer Manders inmiddels ter vergadering was gekomen.) Bij herstemming tusschen de heeren Donders en Bergers, waaraan deze beide heeren niet deelnemen, worden uitge bracht op den heer Bergers 18 stemmen en op den heer Donders 10 stemmen, terwijl 2 stemmen van onwaarde waren. In de vacature-Donders werd derhalve als candidaat aan gewezen de heer Bergers. (Ook de heer Verweij was inmiddels ter vergadering ge komen.) Ter vervulling van de eerste nieuwe vacature wordt als candidaat aangewezen de heer de Eeede met 24 stemmen; de heer Yerweij verkreeg 4 stemmen en de heer Wilbrink 1 stem. Ter vervulling van de tweede nieuwe vacature wordt ver volgens als candidaat aangewezen de heer Verweij met 21

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 3