MAANDAG 19
MAART 1934.
163
Schoolkindervooding in Paaschvacantie; e.a.
(Voorzitter.)
Meijnen, Splinter, Goslinga, Romijn, Tepe, Donders, de Reede,
Bosman, Wilmer en Huurman.
Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, van Eek, van Tol,
mevrouw Braggaarde Does. de heeren Coster, Manders,
van Stralen, mevrouw de Olerde Bruijn, de heeren Kooistra,
Koole, Schiiller, van Weizen, Groeneveld, Verweij en Kuipers.
(De heer Vos had inmiddels de vergadering verlaten.)
Hierna wordt besloten punt
XXI. Praeadvies op de motie van den heer van Stralen in
zake de wijze van aanmelding door en uitbetaling van de
ondersteuning aan door de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon gesteunde georganiseerde werk-
loozen.
(Zie Ing. St. No. 57.)
alsmede de aan den heer van Eek toegestane interpellatie
met betrekking tot de door Burgemeester en Wethouders
geplaatste oproeping van sollicitanten naar de betrekking-
van Directeur van den Dienst voor Maatschappelijk Hulp
betoon, aan te houden tot een volgende vergadering.
De Voorzitter wenscht thans een enkel woord te spreken
naar aanleiding van het feit, dat deze vergadering de laatste
is, die door den heer Donders wordt bijgewoond en ook de
laatste is, welke de heer Simonis zou hebben kunnen bijwonen.
Beide heeren hebben gemeend om verschillende redenen
hun raadslidmaatschap te moeten neerleggen. Spreker doet
niets te kort aan de verdiensten van den heer Simonis,
indien hij zegt, dat in het bijzonder ten aanzien van den heer
Donders dit door hem voor den Raad geacht wordt te zijn
een verlies.
De heer Simonis heeft niet langen tijd gelegenheid gehad,
zich aan de gemeentebelangen te wijden. Het is hem reeds
zeer spoedig gebleken, dat hij daarvoor niet den noodigen
tijd beschikbaar kon stellen. Voor zoover het hem echter
mogelijk was, heeft hij zich met grooten ijver gegeven aan
de behartiging van de gemeentebelangen en aan het werk
van de Commissie, waarin hij door den Raad benoemd was.
Het spijt ongetwijfeld allen raadsleden zeer, dat de heer
Simonis den Raad vaarwel moet zeggen, doch de Raad moet
dit besluit eerbiedigen.
Ten aanzien van den heer Donders zal het den Raad meer
treffen, dat hij de vergaderingen niet meer zal bijwonen,
aangezien hij gedurende zijn raadslidmaatschap wel niet over
zeer veel onderwerpen het woord heeft gevoerd, maar, indien
hij een onderwerp behandelde, hij het bewijs gaf deze opvatting
van het raadslidmaatschap te hebben, dat men de bespreking-
van een onderwerp grondig moet hebben voorbereid. Bij de
gelegenheden, dat de heer Donders in den Raad heeft ge
sproken en het aantal gelegenheden was niet zoo gering
is altijd gebleken, dat hij vooraf een zeer grondige en diep
gaande studie had gemaakt van de problemen, waarover hij
zijn licht moest laten schijnen.
In de Commissie voor de Strafverordeningen, waarvan de
heer Donders lid was, is aan zijn adviezen groote waarde
toegekend. Hij interesseerde zich bijzonder voor de zaken,
die daar aan de orde waren.
Ook in andere commissies had de heer Donders zitting;
de voorzitters daarvan hebben ongetwijfeld dezelfde ervaring-
opgedaan. Spreker meent te spreken uit naam van alle
(Voorzitter e.a.)
Raadsleden, wanneer hij zegt, dat de Raad betreurt dat de
heer Donders als Raadslid weggaat en dat de Raad aan zijn
aanwezigheid een zeer prettige herinnering bewaart. De Raad
hoopt dat het den heer Donders in zijn verdere leven goed
moge gaan; indien hij nog eens tijd mocht vinden terug te
keeren in dezen kring, zal dat ongetwijfeld gewaardeerd
worden. (Teekenen van instemming.)
De heer Donders dankt den Voorzitter voor diens vriende
lijke woorden van afscheid en den Raad voor de adhaesie,
daaraan betuigd. Spreker hoopt, dat het de gemeente onder
leiding van den Voorzitter en door wijs beleid van het College
en van den Raad in eendrachtige samenwerking goed
moge gaan. Teekenen van instemming.)
De Voorzitter vraagt of thans nog een der leden iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De lieer Bergers vraagt de aandacht voor een betere ver
lichting van de Morschstraatdie is vooral in de laatste
jaren een straat van beteekenis geworden, met vele winkels;
de verlichting daar is zeer slecht.
De heer Wilmer vraagt, of in het College reeds is over
wogen en misschien al een besluit genomen is, om al of niet
van het resteerende geld van de brandstoffenvoorziening nog
een uitkeering te doen na den verstreken termijn, dus in
April.
De Voorzitter zegt, dat dit punt bij Burgemeester en Wet
houders in onderzoek is.
De heer van Weizen vraagt, of het niet mogelijk zou zijn,
op de Uiterstegracht éénrichtingsverkeer in te voeren; het
aantal passeerende auto's bedraagt 30 a 40 per dag; die rijden
in verschillende richting over deze gracht, wat voor de be
woners en speciaal voor de kinderen groot gevaar meebrengt.
Éénrichtingsverkeer verdient daar aanbeveling.
De Voorzitter antwoordt, dat zulks naar aanleiding van
de nieuwe verkeersverordening onder oogen zal worden gezien.
De lieer Wilbrink vraagt, of het juist is, dat door den
Burgemeester of door het College vergunning is verleend om
het circus Sarrasani op te zetten in de Stille Week, dat dan
voor het eerst zijn deuren zou openen op Goeden Vrijdag.
De Voorzitter antwoordt, dat mocht het circus Sarrassani
in deze gemeente komen spelen, zulks eerst na Paschen zal
zijn. Een vergunning als de heer Wilbrink bedoeld, is tot
nog toe niet verleend.
De lieer Coster heeft in November jl. gevraagd, één
richtingsverkeer voor de Koornbrugsteegdaarop is ge
antwoord, dat vóór Januari een voorstel daartoe den Raad
zou bereiken; nu is het Maart en is dit voorstel er nog niet.
De Voorzitter antwoordt, dat ook deze aangelegenheid
verband houdt met de nieuwe verkeersverordening, die
binnenkort bij den Raad wordt ingediend.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.