162 MAANDAG 19 Schoolkindervoeding in Paaschvacantie. (Braggaarde Does e.a.) zich in verbinding gesteld met een bestuurslid van de ver- eeniging, dat men als de leidende kracht kan beschouwen en dat haar heeft gezegd, niet het minste bezwaar te hebben. De heer Bergers moest dan ook deze bezwaren niet opperen. Hij voert ze alleen aan om te ontkomen aan wat hij in 1932 heeft gezegd. Spreekster neemt dankbaar akte van de opmerking, die de Wethouder over de redactie van haar voorstel heeft gemaakt. Volgens den Wethouder mocht de verlaging van het subsidie den kinderen slechts zoo min mogelijk kwaad doen. Het is echter het ergste, dat men een kind kan aandoen, indien men het gedurende de vacantie aan den honger prijsgeeft en overigens in plaats van 6 dagen 3 dagen eten verstrekt, terwijl men een groot gedeelte der kinderen kan uitsluiten. De Wethouder zei, dat hem het bestaan van een econo mische crisis bekend was, maar dat er ook een crisis in de gemeentefinanciën heerschte. Wanneer men echter ziet, hoeveel inkomen voor de be lasting verzwegen is, hoeveel nog verzwegen wordt, dan gaat die vergelijking toch niet op voor de gemeente. Is het dan niet hemeltergend, dat men de gevolgen van de ciisis afschuift op de armste kinderen, wien het aan alles ontbreekt, terwijl men al het mogelijke doet om zijn eigen kinderen te geven wat zij noodig hebben? De Wethouder is niet erg bezorgd; volgens hem zal het in de toekomst wel terecht komen hij meet het particulier initiatief zoo breed uit. Bij de begrooting heeft spreekster vergeleken de bedragen aan particuliere giften in 1930 en in 1933; als collectante voor „Zonnestraal" op bloempjesdagen heeft spreekster her haaldelijk de ervaring opgedaan, dat men in de gegoede buurten het slechtste af is. Dat is dan het door den Wet houder zoo hoog geroemde particulier initiatief, waar va n men altijd den mond vol heeft. Men heeft juist ernstige reden om bezorgd te zijn over de toekomst van het arme schoolkind. Natuurlijk zal de vereeniging, wanneer zij nu dien kinderen verstrekt wat zij noodig hebben, straks aan het einde van het jaar tekortkomen, maar dan moet er een aanvullend subsidie komen, zooals ook de heer Bergers indertijd al aangeraden heeft. Spreekster is er niet bevreesd voor, dat men van Regeeringswege zal belet worden het voor dit doel te geven, omdat in Leiden nog niet verstrekt wordt tot het Avettelijk daarvoor vastgestelde maximum-bedrag. Spreekster ziet de beslissing daarover met vertrouwen tegemoet. Het zou gespeend zijn \ran alle menschelijkheid als men die voeding tijdens de vacantie niet toestaat. De heer Wilmer zegt, dat door mevrouw Braggaar is gezinspeeld op een verklaring, bij de begrooting afgelegd namens de rechterzijde. Mevrouw Braggaar vergist zich daarin; er is wel een verklaring afgelegd namens deroomsch- katholieke raadsfractie, dat deze niet zou medewerken aan een verslechtering van de schoolkindervoeding, dat deze wilde medewerken tot bezuiniging op dit subsidie, maar in de veronderstelling, dat die bezuiniging op andere wijze zou kunnen worden gevonden dan door verslechtering. Zoo niet, dan zou bij suppletoire begrooting opnieuw een bedrag aangevraagd moeten worden. Er is een woordje bij gezegd, dat men ook in het verslag van die vergadering aantreft, n.l. rigoureuze. De roomsch- katholieke fractie zou zich er tegen verzetten, wanneer rigou reuze, ernstige verslechteringen werden ingevoerd. Spreker wist niet, althans niet eenige dagen geleden, dat mevrouw Braggaarde Does een dergelijk voorstel zou indienen en heeft dan ook met zijn fractie geen overleg ge pleegd. Sprekers persoonlijke meening is, dat het geheel van ver slechtingen, dat wordt voorgesteld, rigoureus is, zoodat het aanvaarden van bet geheel van verslechtingen in strijd zou zijn met de verklaring, die de roomsch-katholieke fractie heeft afgelegd. Over de vraag, of geen van de onder deden mag worden aanvaard, kan men strijden, maar een van de ergste dingen is voor spreker de inkrimping van het aantal maaltijden per week van 6 tot 3. De a.s. Paaschvacantie is de eerste vacantie, waarin de bezuinigingsmaatregel zal worden toegepast. Ze is niet zoo lang en juist vóór deze vacantie is een beroep gedaan op het particulier initiatief, waarom het ontactisch en inopportuun zou zijn gelden uit de gemeentekas te voteeren voor de voort zetting van de voedselverstrekking in de Paaschvacantie. Spreker is niet zonder hoop ten aanzien van de medewerking van het particulier initiatief. Het bestuur van de vereeniging is zeer actief en weet even goed als de Wethouder en als spreker, dat een opwekking in de courant alleen geen resultaat heeft en men zich tot de personen zelf moet wenden. Spreker geeft het bestuur der vereeniging bescheidenlijk in overweging, zich per circulaire tot de ingezetenen te wenden en, wat nog beter is, hen persoonlijk te bezoeken. Men zou MAART 1934. Sclioolkindervoeding in Paaschvacantie. (Wilmer e.a.) kunnen beginnen bij de Raadsleden, die hun sympathie in woorden hebben betuigd en nu in de gelegenheid gesteld kunnen worden, haar met de daad te toonen. Spreker hoopt, dat het geld, dat eventueel binnenkomt, voor de vereeniging aanleiding zal zijn om, indien zij het nuttig en noodig oor deelt, de schoolkindervoeding in de Paaschvacantie voort te zetten. De heer Tepe wil graag op gezag van mevrouw Braggaar de Does aannemen, dat, als men op de bloempjesdagen met een busje rondgaat in de wijken van de beter gesitueerden, men daar bot vangt, maar spreker meent toch te mogen zeggen, dat desondanks een bloempjesdag in het algemeen een behoorlijk bedrag oplevert. Het komt spreker voor, dat men door middel van dergelijke inzamelingen, onverschillig de vraag, of degenen, die in de allereerste plaats in aanmerking komen om er aan mede te doen, er inderdaad aan mede doen, geld kan bijeenbrengen om aan te vullen hetgeen de gemeente noodgedrongen aan de vereeniging heeft moeten ontnemen. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de heer Wilmer veronderstelde dat zij doelde op de katholieke fractie in haar geheel, toen zij sprak over de door den heer Bergers afgelegde verklaring, maar dat de heer Bergers die ver klaring niet namens die fractie, maar voor zijn persoon had afgelegd. De heer Bergers heeft tot spreekster gezegd: ik zal tegen het bezuinigingsvoorstel stemmen; hij zeide dit naar aanleiding van een opmerking van spreekster o ver de moei lijke positie, waarin hij als gedelegeerde van de gemeente in die vereeniging verkeerde. Daarom beloofde hij spreekster voor haar voorstel te zullen stemmen, maar vlak vóór de stemming legde hij een tegenovergestelde verklaring af. Volgens den heer Wilmer moest men dan b.v. maar beginnen bij de Raadsleden. Dit is een eigenaardige positie; school kindervoeding is toch altijd Overheidszorg en nu zou de heer Wilmer de verplichtingen van de gemeente tegenover deze kinderen willen afschuiven op de Raadsleden. Daar mede kan spreekster zich zeker in het geheel niet vereenigen. De heer Verweij vraagt, zeer tot zijn ongenoegen, het woord, omdat hij voorspellen wil, dat als de Raad nu het voorstel-Braggaar verwerpt, en de voorteekenen wijzen daarop, dan de Raad met deze zaak nog niet klaar is; het ligt in het voornemen der sociaal-democraten om telkens hierop in den Raad terug te komen. Niet uit politieke over wegingen om uit de ellende van een deel der kinderen politieke propaganda te slaan: het liefste zouden zij ook in den Raad over deze zaak zwijgen, maar in de a.s. Paaschvacantie dreigt in Leiden honger geleden te worden en het is de Raad, die daartegen heeft te waken. Waar op het oogenblik wekelijks 800.a 1.000.noodig is voor een behoorlijke school kindervoeding, is met één keer het presentiegeld van de Raadsleden daarvoor te bestemmen, zooals de heer van der Reijden wil, de zaak nog niet gefinancierd. Hier staan tegen over elkaar het standpunt van de burgerlijke partijen, dat het van het particulier initiatief moet komen en dat van de sociaal-democraten, dat dit Overheidstaak is. Op het oogen blik wordt van alle kanten op het particulier initiatief een beroep gedaan; het is veel te riskant om dit voor deze zaak te doen, omdat hiermede hoogere belangen gemoeid zijn. Om te voorkomen, dat in de toekomst, vooral in dit jaar, waarin de Raad tot verlaging van het subsidie heeft be sloten, onaangename discussies zullen gehouden worden, die een karakter dragen, dat door geen van allen gewenscht wordt, zegt spreker, dat de Raad tot taak heeft er voor te zorgen, dat in de a.s. Paaschvacantie de groep, die het meest heeft te lijden onder de gevolgen van de economische crisis, gevrijwaard wordt tegen den honger. Het is allerminst tot zijn genoegen, dat spreker deze woorden hier heeft gesproken. De heer Bergers vertrouwt, dat hij zich in een particulier gesprek met mevrouw Braggaarde Does nooit op het een of ander heeft vastgelegd en wel een slinger om den arm zal gehouden hebben. Intusschen kan de opmerking van mevrouw Braggaarde Does als waarschuwing dienen om zeer gesloten te zijn, als men een keer in de koffiekamer komt. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming be sloten is het voorstel als een motie te beschouwen, wordt het voorstel van mevrouw Braggaarde Does verworpen met 17 tegen 15 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Es, Beekenkamp, van der Reijden, van Rosmalen, Wilbrink, Bergers, van Eecke,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 32