MAANDAG 19 MAART 1934. 157 Gemeenschappelijke regeling i.z. personeels- Voorzitter e.a.) aangelegenheden; e.a. Schüller, Donders, van Welzen, Wilmer, Groeneveld, Verweij en Kuipers. Tegen stemmen: de heeren van Es, Beekenkamp, van der Reijden, van Rosmalen, Wilbrink, Meijnen, de Reede, Bosman en Huurman. De heer Verweij was inmiddels ter vergadering gekomen. XX. Voorstel: a. om niet aan te nemen het voorstel-Coster in zake de wijze van berekening van de oppervlakte, waarnaar de muziekhelasting voor eafé's enz. wordt betaald; b. tot wijziging van de verordening op de heffing van eene belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijk heden c. tot wijziging van de verordening op de invordering van de belasting op tooneelvertooningen en andere vermake lijkheden d. tot opnieuw vaststelling van de verordeningen sub b en c. (Zie Ing. St. No. 56.) De Voorzitter stelt allereerst aan de orde punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Coster heeft met teleurstelling het afwijzend praeadvies van het College op zijn voorstel gelezen, omdat hij dat in geen geval had verwacht. De muziek- en vermakelijk- hedenbelasting is in een verordening vastgelegd in een zeer gunstigen tijd; daarna heeft men er nog een schepje opge gooid; doch in deze benarde tijdsomstandigheden is de Overheid ook verplicht een tegemoetkomende houding aan te nemen daar waar dit noodig is, ook in de middenstands- bedrijven, die ook 'een deel van de gemeenschap zijn. Weten het College en de Raadsleden wel, dat het aantal muziek - vergunningen met ruim 25 is teruggeloopen? In 1932 waren er 46, in 1933 42 en vanaf 1 Januari tot heden is het aantal verminderd tot 34. AI is de belasting verhoogd, de opbrengst is dus afgenomen in plaats van toegenomen. Er zijn nog meer vergunninghouders, die zeggen de vergunning niet te kunnen houden, omdat hun inkomsten dit niet meer toelaten, maar die haar wel kunnen houden, indien zij door hun localiteit te verkleinen in een lagere klasse zouden komen. Zoodoende slacht het College nu de kip met de gouden eieren. Uit het in de Leeskamer ter visie liggend vergelijkend overzicht blijkt, dat in 8 van de 22 gemeenten de belasting voor alle muziek (radio en orchestrions) lager en in 9 hooger is dan in Leiden; in 5 plaatsen wordt per dag gerekend. In 5 van de 8 plaatsen, waar de belasting lager is, wordt afgetrokken de oppervlakte, waar zich geen publiek kan neerzetten. In alle 9 plaatsen, waar de belasting hooger is, wordt die oppervlakte ook afgetrokken; in 4 van de 5 overige plaatsen is dit ook het geval. In 18 van de 22 plaatsen wordt dus de niet voor het publiek bestemde oppervlakte afgetrokken. Volgens het College wordt in andere plaatsen ook niet afgetrokken de oppervlakte, waarop het biljart staat. Dat is toch geen redeneering; omdat dus in andere gemeenten de Raadsleden als niet-deskundigen daaraan geen aandacht hebben geschonken, moet het hier ook zoo gedaan worden. Hier kan juist die fout hersteld worden; voor een biljart wordt reeds belasting betaald en het is toch zeker onbillijk, wanneer men voor de oppervlakte, die het inneemt, weer belasting moet betalen. Het College zegt verder, dat er dan weer gemeten moet worden, hetgeen weer onaangenaamheden zal geven. Welk een zwak argument Is dat het grootste bezwaar? Heeft men hier dan geen be kwame ambtenaren, die kunnen meten? Dat is het een voudigste wat er is. Er is een groot verschil ten aanzien van de oppervlakte bij het aanvragen van een vergunning of verlof dan wel van een muziekvergunning. Men heeft uit ge makzucht de oppervlakte volgens de vergunningsacte aan genomen, voor één keer 34 localen op te meten; het is te mal om daarover verder te praten. Uit aanneming van sprekers voorstel kunnen nooit onaangenaamheden ont staan. Deze bedrijven komen echter het minst bij den Raad in aanmerking voor tegemoetkoming; dit is gebleken bij de behandeling van de winkelsluitingswet bij het verbod tot den verkoop op Zondag 31 December 1933, bij de weigering- tot vermindering der Personeele Belasting en nu weer bij de muziekbelasting. Zoodoende worden deze middenstanders als een citroen uitgeknepen; wil men niet verder knijpen, dan moet de Overheid, in dezen de Raad, soepeler optreden en sprekers voorstel aannemen. De heer Bergers acht het van belang voor de midden standers, dat bij elke gelegenheid, die zich voordoet, de kosten, welke op hun bedrijven drukken, worden verminderd. Voorstel-Coster i.z. muziekbelasting voor eafé's en i.z. (Bergers e.a.) belasting op tooneelvertooningen. De exploitatiekosten zijn in alle middenstandsbedrijven veel te hoog en drukken te zwaar. Eiken keer, dat de Jasten voor een middenstandsbedrijf verzwaard worden, zal spreker zijn stem er tegen verheffen, tenzij de verzwaring in het algemeen plaats heeft of het gemeentebelang haar eischt. De heer Goslinga vestigt er de aandacht op, dat Burge meester en Wethouders in de toelichting van hun voorstel, naar aanleiding van het denkbeeld van den heer Groeneveld om in de tarieven meer differentiatie te brengen, hebben gezegd het in de tegenwoordige omstandigheden niet raad zaam te achten, de groote zaken zwaarder te belasten. Dit voorstel brengt dan ook geen verzwaring van lasten. De lasten kunnen helaas door den précairen toestand van de gemeentefinanciën ook niet verlicht worden. Het betoog van den heer Coster kwam juist neer op een verlaging van deze lasten. De opbrengst van de muziekvergunningen is inderdaad teruggeloopen en wel van 5936.in 1932 tot 5174.in 1933. Het aantal eafé's, dat een muziekvergunning vraagt, is verminderd. Dit is een gevolg van den slechten tijd, die het bedrijf doormaakt. Spreker gelooft niet, dat de opbrengst van de belasting- door de verlaging van de tarieven zal toenemen. De toestand van de bedrijven wordt nog steeds slechter. De tarieven van de muziekbelasting kunnen de vergelijking met die van andere gemeenten glansrijk doorstaan. Het voorstel-Coster is in den grond niet anders dan een voorstel tot verlaging van het tarief, maar die is toch op eenvoudiger wijze te bereiken dan door daar een zeer epineuze quaestie tusschen te werken, nl. welk deel van het ver- gunningslocaal wordt gerekend voor het publiek toegankelijk te zijn; het is uitermate bezwaarlijk dit steeds zoo vast te stellen, dat daarover geen meeningsverschil meer is; men kan door het verplaatsen van hekjes dit telkens wijzigen en daarover aldus zeer veel ongenoegen en twist krijgen. Een algemeene verlaging van het tarief, met een zeker percentage b.v., zou ook billijker werken dan het voorstel- Coster, hetwelk een bron van ruzie is; de een zal er zeer sterk, de ander zeer weinig van profiteeren. Door de ruimte tusschen het hekje en het buffet iets grooter te nemen, is de aftrek direct veel grooter. Allerlei manipulaties zijn mogelijk, waardoor men met de ambtenaren in ongenoegen komt. Men heeft de oppervlakte uit de vergunningsacte genomen, niet uit gemakzucht, maar om een onmiskenbaar juisten grondslag voor deze heffing te krijgen, omdat men daarover nooit quaestie kan krijgen en over de andere be rekeningen wel. Het is voor de contribuabelen van belang om precies te weten waaraan zij toe zijn. De heer Coster jammert voorts over de belasting op die bedrijven; dat is zooook beklaagt hij zich over de houding van het gemeente bestuur tegenover die bedrijven bij de winkelsluitingswet. Voorzoover spreker bekend, heeft de Raad daarin geen zeggenschap. Wat betreft de Personeele Belasting, heeft het College geen voorstel tot verzwaring van lasten in dezen tijd gedaan; op het oogenblik kan spreker niet verder gaan. Met dit voorstel zoowel als met het vorige is de heer Coster op den verkeerden weg. Eerst had hij voorgesteld de grenzen der klassen te bepalen op 60, en 120 M.2 en nu komt hij met een aftrek van de niet door het publiek in gebruik genomen oppervlakte. Waarom stelt hij niet tout cart en royaal weg voor verlaging van het tarief? Daarvan zou iedereen profiteeren, terwijl van de voorstellen, die hij totnutoe gedaan heeft, slechts zeer enkelen profiteeren, terwijl het voor anderen een verzwaring geeft. Waarom zegt de heer Coster niet precies, waarop het staat hier? Zoo kan men een jaar lang debatteeren over de muziekvergunningen en krijgt men elkaar nooit. Laat men klaren wijn schenken. De heer Coster heeft geen algemeene verlaging van de tarieven voorgesteld, omdat daardoor de opbrengst van de belasting zou verminderen en alleen getracht te bereiken, dat men, evenals men in andere plaatsen doet, bij het be rekenen van de belasting de totale ruimte van het lokaal vermindert met de ruimte, welke niet voor het publiek be stemd is. Het was van den Wethouder krenterig, daarbij te spreken over de leuning om een buffet. Waarom is de Wethouder zoo bevreesd voor ruzie van vergunning- of verlofhouders met gemeente-ambtenaren over de metingen, die de laatsten verrichten? Heeft men ooit van zulk een ruzie iets vernomen? De ambtenaren hebben slechts 34 lokalen op te meten en daarbij van de totale oppervlakte af te trekken de oppervlakte, die inge nomen wordt door het biljart, het orchestrion en het buffet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 27