156 MAANDAG 19 Gemeenschappelijke regeling i.z. personeelsaangelegenheden. (Sehiillcr e.a.) kan te weten komen, hoe de personeelszaken in het land be hartigd worden en behartigd dienen te worden, zijn deze Raadsleden er tegen, die juist in eigen kring zeer gesteld zijn op organisatie, documentatie en informatie. Het College vraagt nu de bevoegdheid om in het centraal orgaan beslissingen te helpen nemen, welke beslissingen echter aan de goedkeuring van den Raad zijn onderworpen. Voor de samenstelling en bespreking van het nieuwe werk liedenreglement heeft het College nu aan verschillende ge meentebesturen gevraagd, hoe in hun gemeenten de rechts positie van het personeel geregeld is, maar als de gemeente Leiden zich bij dit instituut aansluit, zal niet alleen het Col lege, maar ook de Raad daardoor behoorlijk worden voorge licht, niet alleen schriftelijk, zooals door het Centraal Archief van de Yereeniging van Nederland,sche Gemeenten, maar ook mondeling door middel van een bespreking in de Commissie. De jaarlijksche uitgave van een klein bedrag mag geen reden zijn om zich tegen dit voorstel te verklaren. Wil men dan met alle geweld niet behoorlijk voorgelicht zijn? Spreker zou bijna vermoeden, dat men met alle geweld zich wenscht af te wenden van een juiste regeling van de arbeidsvoorwaar den van het overheidspersoneel en dat men die maar liefst niet wil kennen, zoodat men ze niet behoorlijk kan beoor- deelen; het is gemakkelijker in den Raad wat in de ruimte naar voren te brengen; wanneer men echter de officieele cijfers zwart op wit voor zich heeft, weet men precies hoe de zaak zit. Daarom dringt spreker aan op aanneming van dit voorstel; in het belang van de gemeente is die hoogst nood zakelijk. De heer Manders vindt het wel jammer, dat er tenslotte weer een nieuwe Commissie zal moeten komen voor deze zaken, maar nu toch eenmaal daartoe besloten is, acht spreker het ook noodig dat Leiden tot deze Commissie zal toetreden. Het is zeer nuttig, dat de personeelsregelingen in verschillende gemeenten over het algemeen zoo gelijk mogelijk zijn, vooral wat betreft loonklassen, indeeling van het personeel enz. Niets lijkt spreker hatelijker voor het personeel dan dat men in de eene gemeente een hoogeren titel heeft, terwijl het loon juist lager isdit geeft altijd aanleiding tot strijd en tot vele discussies in het Georganiseerd Overleg en in andere instanties, b.v. in den Raad. Het daaraan bestede geld, voor Leiden ƒ100.zal zeer goed besteed zijn; dit zal de discussies in verschillende instanties zeer kunnen bekorten. Volgens den heer Beekenkamp zullen 2 vertegenwoordigers van Leiden de mentaliteit in die Commissie niet beïnvloeden, maar die mentaliteit moet op het oogenblik nog geboren worden; in die omstandigheden zullen derhalve 2 vertegenwoordigers van Leiden zeker wel gewicht in de schaal leggen en hun invloed kunnen doen gelden. In het belang van het personeel, van de verhouding tusschen Overheid en personeel en ter bekorting van de discussies in verschillende instanties is het aan te raden dit voorstel van het College te volgen. De heer Kuipers erkent, dat ook de Vereeniging van Ned er- land sche Gemeenten voor voorlichting zorgt, maar hier is het toch wat anders. Uit de doelstelling van deze samen werking, te vinden in het Ingekomen Stuk No. 55, blz. 26, 2de kolom bovenaan, blijkt dat deze Commissie voorlichting wil geven aan het plaatselijk Georganiseerd Overleg; het is in alle opzichten toe te juichen, als men den toestand in andere gemeenten zwart op wit voor zich krijgt. Zoo is algemeen bekend, dat Leiden aan zijn lager personeel lage salarissen betaalt; voor het hooger personeel geldt dit niet. Het is zeer goed dat men daarover voorlichting kan krijgen en ook, dat voor Leiden in die Commissie 2 vertegenwoordigers zitting- zullen hebben; die adviezen kunnen voor het personeel van groote waarde zijn. De heer Bergers is sterk voor het voorstel van het College; liet zal de discussies in het Georganiseerd Overleg zeer be korten. De vrees van den heer Bosman, vooral ten aanzien van sociale wetten, kan spreker in het geheel niet deelende gemeente moet voor haar personeel zorgen. In dit geval sluit spreker zich bij den heer Schüller aan en stelt hij dit, voorstel op hoogen prijs, omdat men meer gelijkheid zal krijgen, ook van de dienstvoorwaarden. De heer Tepe zegt, dat de heer Bosman hardnekkig doorgaat met te verklaren, dat hij niet wil worden gebonden en ge dwarsboomd en dat hij zijn zelfstandigheid wil bewaren; spreker heeft vrij duidelijk aangetoond, dat voor dit alles geen gevaar dreigt; van binden is geen sprake, van dwars- boomen nog minder. Het bewaren van de zelfstandigheid is absoluut gewaarborgdin de toelichting staat uitdrukkelijk MAART 1934. Gemeenschappelijke regeling i.z personeelsaangelegenheden, (Tepe e.a.) dat het niet de bedoeling is, zelfs al zou dit staatsrechtelijk mogelijk zijn, de gemeenten te binden aan de gegeven adviezen. Waar er nu op het gebied van samenwerking door deze 16 gemeenten toch eenmaal iets gebeurt, zou Leiden veel meer gebonden zijn, en dan in een zin zooals men misschien niet zou wenschen, wanneer het maar kalm die gemeenten haai' gang liet gaan en zou afwachten de uitgebrachte adviezen. Van een dergelijk homogeen advies van de centrale organi saties en van de samenwerkende gemeenten zal altijd eenige kracht uitgaan; men zal trachten daarmede te werken in het plaatselijk Georganiseerd Overleg en op de plaatselijke toestanden. Wanneer men nu niet deelneemt aan de totstand koming van dat algemeen advies, dan heeft men zich een voudig te onderwerpen aan hetgeen door anderen besloten wordt zonder dat men in de gelegenheid is, daarop zelf eenigen invloed uit te oefenen. Indien spreker niet zelf den heer Beekenkamp had hooren zeggen, dat het niets geeft of men in een dergelijke Commissie zit, zou hij het niet gelooven. Spreker ziet altijd nog meer kans in een dergelijke Commissie een denkbeeld te verdedigen en ingang te doen vinden dan b.v. in dezen Raad. In dien ge- dachtengang zou men moeten zeggen: men moet nooit Raads lid worden, want als enkeling heeft men toch geen stem in het kapittel. Waarom zit men echter in den Raad? Om zijn meening kenbaar te maken en zijn overtuiging aan anderen mede te deelen. Spreker stelt zich voor, dat het ook zoo zal gaan in een dergelijke Commissie, waarin men door het plegen van over leg, het aanvoeren van argumenten en ten slotte ook door het uitbrengen van zijn stem eenigen invloed kan uit oefenen. De Raad blijft volkomen vrij staan ten opzichte van de adviezen der Commissie, die geen enkel besluit kan nemen, waaraan de Raad gebonden zou zijn. De Raad moet aan elk besluit der Commissie zijn sanctie verleenen. De heer Wilbrink merkt op, dat men zal beweren, dat de Raad moreel gebonden is, doordat de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur aan het nemen van het besluit hebben medegewerkt. De heer Tepe ontkent dit. Indien de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur in de Commissie tot de minderheid hebben behoord, behouden zij volkomen de vrijheid, hun afwijkende meening in den Raad te verdedigen en den Raad in overweging te geven, niet overeenkomstig het advies van de Oommissie te handelen. Wanneer de Raad de meening van de vertegenwoordigers niet deelt, kan hij zich met het advies van de Commissie vereenigen. De heer Huurman gelooft niet, dat de Commissie veel be- teekent. De heer Tepe zegt, dat indien de Raad er een proef mee neemt, men spoedig genoeg zal kunnen bemerken, of de Com missie wel iets beteekent. Spreker gelooft, dat zij wel in staat zal zijn, eenige uniformiteit in het leven te roepen ten aan zien van eenige vraagstukken, waarbij men thans tracht elkaar vliegen af te vangen door in het plaatselijk Georgani seerd Overleg de eene gemeente tegen de andere uit te spelen of de eene gemeente in gunstigen zin met de andere te ver gelijken. Al zullen de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur niet altijd hun meening in de Commissie kunnen doen zege vieren, zij zullen er wel eenigen invloed kunnen uitoefenen. Spreker begrijpt niet goed, hoe de heer Beekenkamp door het laatst aangevoerde argument van spreker van voorstan der tot tegenstander is geworden. Spreker geeft den Raad ernstig in overweging het voorstel wel aan te nemen. Baat het niet, het schaadt ook niet. De heer Wilbrink verkrijgt voor de derde maal het woord en constateert naar aanleiding van het betoog van den Wet houder, dat de Commissie een goede ruggesteun is voor een slap College, dat niet weet, hoe de zaken in de gemeente ge leid moeten worden. Gemeentebesturen, die op hun zelfstandigheid prijsstellen, moeten aan de voorgestelde samenwerking niet deelnemen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 24 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, van Eek, van Tol, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos, Coster, Manders, Bergers, van Eecke, van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Kooistra, Splinter, Goslinga, Romijn, Tepe, Koole,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 26