MAANDAG 19 MAART 1934. 155 Gemeenschappelijke regeling i.z. personeelsaangelegenheden. (Tepe e.a er over geuit, dat deze samenwerking niet eerder in het leven geroepen is, omdat men zich nu bij de besprekingen in het Georganiseerd Overleg en den Raad beroept op regelingen, die in andere gemeenten gelden, zonder dat er eenige unifor miteit bestaat. Spreker erkent met de commissie-Schouten, dat er geen sprake zal zijn van een algeheele uniformiteit, in het bijzonder wat de loonen betreft., en het is ook niet de bedoeling van de studiecommissie, in dit opzicht zekere uniformiteit in het leven te roepen. Toch is er wel alle reden om zekere maatstaven aan te leggen, die eventueel zouden kunnen gelden voor de verschillende gemeenten, die een ge lijksoortig karakter dragen. Dit zou kunnen gebeuren ten opzichte van de loonen, maar zeer zeker ook en het zou zeer wenschelijk zijn, dat het geschiedde ten aanzien van andere vraagstukken, die niet rechtstreeks met de loonen verband houden, maar die toch ook van het grootste belang zijn voor de regeling van de rechtspositie van het personeel der gemeente. Spreker heeft b.v. speciaal op het oog de regeling- van het Georganiseerd Overleg zelf; omtrent de opvatting en de beteekenis daarvan bestaan in verschillende gemeenten nog geheel uiteenloopende opvattingen; meer homogeniteit ten aanzien daarvan zou zeer gewenscht zijn; een samen werking als hier beoogd, is bij uitstek geschikt om een derge lijke homogeniteit in het leven te roepen. De Commissie zelf noemt in haar toelichting als punten, geschikt voor het vaststellen van een gemeenschappelijke regeling spreker zegt tevoren, dat hij het niet met al die punten eens is aantal loonklassen, regeling vacantie, vrije dagen en vacantie- toeslag, uitkeering loon bij ziekte, uitkeering voor bijzondere diensten, overwerk, straffen, enz., terwijl het, althans voor- loopig, gewenscht is meer principieele punten als kinder toeslag, ontslag gehuwde ambtenares, buiten deze gemeen schappelijke bespreking te houden. Ben ander, indirect, voor deel, van deze rechtstreeksche samenwerking ten aanzien van de dienstvoorwaarden van het gemeentepersoneel is, dat deze Commissie zal worden een inlichtingenbureau, waar men zich steeds kan vergewissen van al hetgeen op het stuk van arbeidsvoorwaarden van het personeel in andere ge meenten te vinden is. Er zal van dit centrale punt uit een zekere leiding kunnen uitgaan ten aanzien van de regeling Aran de dienstvoorwaarden van het gemeentepersoneel. Dit zijn de positieve voordeelen der regeling, maar aan het niet medewerken aan deze samenwerking is ook een nadeel verbonden, n.l. dat dan buiten Leiden om en zonder dat Leiden daarop eenigen invloed kan uitoefenen, toch een samenwerking tot stand komt, die er toe leiden zal, dat een algemeene regeling wordt opgesteld, waarop men zich straks bij de behandeling in verschillende gemeenten zeer sterk zal beroepen, waarvan dus hoogstwaarschijnlijk invloed zal uit gaan ten aanzien van alle gemeenten van een zekeren omvang. Wanneer een dergelijke algemeene regeling, een dergelijk schema en dergelijke algemeene richtlijnen vastgesteld worden, is het veel verstandiger daaraan mee te doen, zoodat men daarop zijn invloed kan doen gelden dan er buiten te blijven, zoodat men moet afwachten wat buiten de gemeente om ge schiedt. Men doet dus verstandig aan dezen vorm van samen werking deel te nemen; geenszins loopt men daardoor het risico zijn zelfstandigheid prijs te geven. De heer Bosman dankt den Wethouder voor zijn nadere toelichting, doch is daardoor weinig overtuigd van het nut. De Wethouder acht uniformiteit in de arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel in de verschillende steden zeer nuttig, maar spreker gevoelt daarvoor zeer weinig; hij ziet het nut hiervan absoluut niet in. Iedere gemeente kan de zaak weer anders inzien; de gemeente en de Raad moeten vrij zijn naar eigen inzicht de zaken te bezien en daarnaar te handelen en moeten daarin niet gedwarsboomd worden door de meening van andere gemeenten; spreker gevoelt niets voor het keurslijf, waarin de gemeente zich zou steken. Dat men een inlichtingenbureau heeft en over inlichtingen en gegevens van elders kan beschikken, is alleszins nuttig, maar men had niet verder moeten gaan en daarvoor geen Commissie moeten benoemen en allerlei bepalingen moeten maken, waarnaar de gemeenten zich hebben te richten. Als stok achter de deur gebruikte de Wethouder het argument, dat als men het niet doet, men grooten last zou krijgen door de samenwerking, buiten Leiden om, van de andere gemeenten, Dat zou spreker dan maar willen afwachten. Misschien heeft de gemeente er wel profijt van, als zij ziet de resultaten die de andere gemeenten bereiken, en als deze dan passen bij Leiden, kunnen Burgemeester en Wethouders er hun voor deel mee doen, maar spreker kan niet met den Wethouder meegaan om de gemeente moreel te binden aan allerlei be sluiten, die vertegenwoordigers uit andere gemeenten nemen, en met wie Leiden niets heeft uit te staan. Gemeenschappelijke regeling i.z. personeelsaangelegenheden. (Beekenkamp e.a.) De heer Beekenkamp zegt, dat de verdediging van den Wethouder sprekers aanvankelijke sympathie voor dit voor stel in het tegendeel heeft doen omslaanna hetgeen de Wet houder gezegd heeft, gevoelt spreker er hoe langer hoe minder voor om zijn stem aan dit voorstel te geven. De Wethouder is blijkbaar van meening, dat Leiden's lidmaatschap van die Commissie zal af en toe doen aan den invloed, dien Leiden in die Commissie kan uitoefenen, en dat, wanneer Leiden niet meedoet, straks buiten zijn invloed besluiten zullen worden genomen, waardoor het straks zeer ernstig gedupeerd kan worden. Spreker acht deze voorstelling van zaken nogal naïef. Gelooft de Wethouder werkelijk, dat 1 of 2 vertegen woordigers van dit overigens zeer achtbare College in staat zullen zijn een zekere mentaliteit in die Commissie in andere richting te beïnvloeden? Spreker gelooft niet, dat men daar voor op zijde zal gaan. Spreker betwist, dat aldus een waarde vol inlichtingenbureau tot stand komt. Men heeft een derge lijk bureau van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, dat binnen 24 uur op aanvrage alle vereischte inlichtingen toestuurt. Spreker kan niet inzien, dat dit nieuwe bureau beter op de hoogte zou zijn. Spreker is dan ook zeer sterk geneigd zijn stem aan dit voorstel niet te geven. De heer Wilbrink zegt, dat het laatste argument van den Wethouder hem wel geheel tegen het voorstel heeft ingenomen dat had hij beter voor zich kunnen houden, maar ook met zijn anderen argumenten heeft de Wethouder spreker niet overtuigd. Volgens den Wethouder kan Leiden door samen werking invloed uitoefenen. Spreker ziet er eigenlijk het nut niet van in. De gemeente behoeft de richtlijnen niet te volgen, maar het zal voor haar veel bezwaarlijker zijn aan een verzoek, het wel te doen, geen gevolg te geven, wanneer zij op de vast stelling er van haar invloed heeft uitgeoefend dan wanneer zij buiten de samenwerking is gebleven. Indien de gemeente aan de samenwerking heeft deelgenomen, zullen de voorstan ders van de gelijkschakeling niet eerder tevreden zijn dan wanneer een uniformiteit is bereikt, ook al zijn de richtlijnen zonder haar goedkeuring vastgesteld. Voor een uniforme regeling van de zaken, die in het geor ganiseerd overleg worden behandeld, is het deelnemen aan deze samenwerking niet noodig. De arbeid van het personeel in de onderscheidene gemeenten is zoo verschillend geregeld en wordt van oudsher zoo ver schillend gewaardeerd, dat de toepassing van verschillende loonklassen niet zoo gemakkelijk zal zijn als de Wethouder het zich voorstelt. Men kan wel bepalen, dat er b.v. 4, 5 of 6 loonklassen zullen zijn, maar de vraag, welke categorieën onder elke loonklasse gebracht zullen worden, zal men voor iedere ge meente afzonderlijk moeten beantwoorden. Geen enkel van de door den Wethouder aangevoerde argu menten is van zoodanige beteekenis, dat spreker zon moeten erkennen, dat de belangen van de gemeente Leiden door de aanneming van dit voorstel worden gediend. De gemeente Leiden neemt nu eenmaal onder de gemeenten een uitzonderingspositie in en kan niet met de gemeenten den Haag en Haarlem vergeleken worden. Er zijn meer ge meenten, waarvan de vertegenwoordigers in de Commissie meer invloed zullen uitoefenen dan de vertegenwoordigers van de gemeente Leiden. Wanneer de behandeling van een loonregeling of een sociale aangelegenheid aan de orde is, wordt de Raad overstroomd met adressen, zoodat hij geen voorlichting van het centraal orgaan heeft te vragen. De gemeente Leiden zal er geen schade van ondervinden, als het werk der Commissie zonder haar tot stand komt. Zij zal van het werk gebruik kunnen maken, voor zoover het voor haar van nut is, maar zij blijft er dan vrij tegenover staan, omdat zij aan de totstandkoming van geen enkele regeling heeft medegewerkt. De Raad behandelt dan de zaken, zooals hij het voor de gemeente Leiden nuttig en noodig oordeelt. Spreker kan zijn stem aan dit voorstel niet geven. De heer Seliiiller zegt, dat het eigenaardig aandoet, dat raadsleden, die als zoodanig gekozen werden, nadat zij door hun organisatie candidaat waren gesteld, er bezwaar tegen hebben, dat Burgemeester en Wethouders zich tot een orga nisatie wenden, waarin zij door voorlichting en samenwer king in het belang der gemeente werkzaam kunnen zijn en zich behoorlijk op de hoogte kunnen stellen van de zaken, die zij in den Raad hebben voor te dragen. De gemeente Leiden is wel aangesloten bij de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, maar nu het gaat om de aan sluiting bij een onderdeel daarvan, waardoor men precies

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 25