154
MAANDAG 19
MA ABT 1934.
Overeenkomst met N.V. „Gekro" i. z. afgekeurd vee en
(Goslinga e.a.) vieesch; e. a.
echter wel, dat de heer Groeneveld eigenlijk niet zoo heel
veel materieele bezwaren tegen dit voorstel kan aanvoeren,
maar dat het is zijn dogmatische afkeer tegen alles wat par
ticulieren doen; dat is men van hem gewoon; hij denkt, dat
geen enkel belang beter behartigd kan worden dan door een
Overheidsorgaan, maar tegelijk spreekt hij zich zelf flagrant
tegen door te zeggen, dat er niet genoeg tegen gewaakt kan
worden, dat afgekeurd vieesch in verkeerde handen komt:
zelfs met creoline overgoten, begraven vieesch wordt nog in
den handel gebracht. Dit is echter niet in handen van parti
culieren, doch in die der Overheid, daar dit vieesch wordt
begraven op door de Overheid aangewezen plaatsen; de heer
Groeneveld zegt nu: op particulier terrein; tal van gemeenten
in den omtrek hebben daarvoor echter eigen terreinen. Maar
wat zegt dat nu? Zijn nu de Overheidsorganen zoo, dat die
nooit of te nimmer iets verkeerds kunnen doen en zijn de
particuliere organen zoo slecht, dat ze per se alles verkeerd
doen? Dat mag men toch niet zeggen.
Ook is niet juist, dat de Kori-oven buiten gebruik gesteld
wordt. Spreker wil den indruk rectificeeren, dat men direct
door de afstemming van dat voorstel in de Tweede Kamer
in ongelegenheid gebracht is; wanneer dat voorstel was aan
genomen, dan was die fabriek in Woerden er op het oogen-
blik ook nog niet geweest; al die jaren, gedurende welke
over die fabriek in Woerden gesproken is, heeft men zich
geholpen en dat zou men nog gedaan hebben. De eenige oor
zaak, waarom de gemeente zich niet kon helpen, is de kolos
sale aanvoer van runderen, die wegens de crisis moesten op
geruimd worden; had men geweigerd die te slachten, dan
was daardoor een enorme werkgelegenheid voor tal van
arbeiders hier verloren gegaan; dat wil de heer Groeneveld
toch ook niet. De Kori-oven kon het niet verwerken; men
was dus zeer uit den nood geholpen doordat men dit kon
sturen naar de N. Y. Gekrospreker vindt het allesbehalve
in den haak, dat daarop zoo afgegeven wordt en dat ook al
den heer van Stralen de moed in de schoenen zinkt, zoodat
hij aanhouding vraagt. Dat moet men beslist niet doen. Aan
neming van dit voorstel is zeer in het belang van de gemeente;
daardoor blijft het mogelijk, hier een groot aantal crisis
runderen te laten slachten, wat voor de werkgelegenheid
van groot belang is. De theorie van den heer Groeneveld
brengt ons in den putdan moet men dat vee weigeren, omdat
men het niet allemaal verwerken kan.
Waarom heeft het College geen maatregelen genomen,
vraagt de heer Groeneveld. Dat was niet mogelijk; zoodra
dat voorstel in de Tweede Kamer verworpen was, is men
een definitieve oplossing gaan zoeken. Het zal wel juist zijn,
dat in Amsterdam in 1929 een destructor is geprojecteerd
met een geraamde winst van 12.000.maar in 1929 was
ook een fabriek in Woerden geprojecteerd met een aanzienlijk
winstcijfer; de gemeente zou zelfs geld toekrijgen. Er is echter
nog zooiets als crisis. De producten van dergelijke fabrieken
zijn dermate in waarde gedaald, dat het absoluut onmogelijk
is een destructor met winst te drijven, evenmin als een Kori-
oven, omdat die is een verbrandingsoven, een crematorium
voor vee, waarin alles vernietigd wordt. Spreker behoeft dit
in liet geheel niet aan te houden om liet nader te onderzoeken;
dat wordt een bijlegger. Het is mogelijk dit zonder groote
kosten te doen, wanneer .men een groote hoeveelheid afval
krijgt en dit laat dragen door een groot aantal gemeenten.
Spreker raadt den Baad dringend aan dit voorstel aan te
nemen en niet aan te houden; dat zou het Slachthuis en daar
door de werkgelegenheid in Leiden in ongelegenheid brengen.
De heer Groeneveld verkrijgt voor de derde maal het woord
en handhaaft zijn bezwaren, maar zal op het oogenblik geen
stemming over dit voorstel vragen; hij behoudt zich echter
voor zoo noodig later daarop terug te komen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVIII. Praeadvies op het verzoek van A. Giezen in zake her
stelling van gebreken, welke aan zijn perceel Morschvveg 69 zou
den zijn ontstaan door de uitvoering van rioleeringswerken.
(Zie Ing. St. No. 54.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIX. Voorstel tot het aangaan van een gemeenschappelijke
regeling met gemeenten van 40.009 of meer inwoners ter be
vordering van eene doelmatige behandeling van gemeentelijke
personeelsaangelegenheden.
(Zie Ing. St. No. 55.)
Gemeenschappelijke regeling i. z. personeelsaangelegenheden.
(Kuipers e.a.)
De heer Kuipers kan zich vereenigen met dit voorstel, dat
natuurlijk los staat van het reglement, dat in Leiden is voor
gesteld voor de ambtenaren- en werkliedencommissies, waar
bij het Georganiseerd Overleg blijft bestaan. Is het nu de
bedoeling, dat de voorstellen, die in het „centraal orgaan"
worden gedaan, ook behandeld worden in de ambtenaren-
en werkliedencommissies? Houdt het „centraal orgaan"
rekening met de voorstellen, die in het Georganiseerd Overleg
worden gedaan?
De heer Bosman meent, dat de gemeente door de aanneming-
van dit voorstel in vele opzichten aan banden wordt gelegd.
De studiecommissie verzamelt wel gegevens, maar houdt
ook besprekingen over sociale aangelegenheden, terwijl de
zorg hiervoor beter bij Burgemeester en Wethouders kan
blijven. Spreker vreest, dat hier sprake is van een klein af
gietsel van het Centraal Bureau van de Yereeniging van
Directeuren van Eleetriciteitsbedrijven in Nederland en
men eenigszins in dezelfde lijn zal gaan als deze vereeniging,
die in Arnhem van gemeentegeld een eigen instituut bouwde
en er niet tegenop zag, de Begeering den voet dwars te
zetten en de geheele electrotechnische industrie de wet voor
te schrijven.
Spreker zal tegen het voorstel stemmen, tenzij Burge
meester en Wethouders zijn bezwaren wegnemen, hetgeen
zij echter wel niet zullen kunnen, aangezien de toelichting-
van het voorstel zeer duidelijk is.
De heer Wilbrink ziet niet in, welk nut dit voorstel heeft
en vindt het veel beter, baas in eigen huis te blijven.
De belangen van de gemeenten met meer dan 40.000 in
woners zijn zoo -verschillend, dat het verstandig is, de zaak
in eigen hand te houden en daarover niet door een Commissie
te laten beslissen.
Kan de gemeente zelf dit werk niet behoorlijk doen? Zoo
niet, hoe zal de Commissie het dan kunnen? Als zij het wel
kan, geven dan zij, die hier verantwoordelijk zijn voor den
gang van zaken, met dit voorstel zich zelf geen brevet van
onvermogen? Indien de Baad dit voorstel aanneemt, geeft
hij daarmede een brevet van onvermogen af en dit moet voor
den Baad een bezwaar zijn om het voorstel te aanvaarden.
Volgens dit voorstel zal aan verschillende personen uit
verscheidene gemeenten een bepaalde taak worden opgedra
gen, die eigenlijk het centraal bestuur toekomt. Spreker kan
niet inzien, dat dit in eenig opzicht gewenscht is en de waar
borgen bestaan, dat de essentieele belangen van de gemeente
Leiden niet in het gedrang komen.
Wat de personeelsbelangen betreft, moet elke daad op zich
zelf beschouwd worden.
De heer Tepc zegt, dat de algemeene bezwaren tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders in het College
zijn voorvoeld, toen deze zaak voor het eerst in het College
ter sprake kwam naar aanleiding van het verzoek van de
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten aan het gemeente
bestuur van Leiden om zich bij deze gemeenschappeüjke
regeling te willen aansluiten. Het College heeft zich ook afge
vraagd, of voor het verleenen van de gevraagde medewerking-
voldoende reden bestond, of men zich door deze samenwerking
niet te veel zou binden en alücht het een en ander van zijn
zelfstandigheid zou prijsgeven.
In de vergadering, die in Juli 1933 te 's-Gravenhage werd
gehouden, heeft spreker wel zeer sterk den indruk gekregen,
dat de vrees, dat de gemeente iets van haar zelfstandigheid
zou verliezen ten aanzien van de regeling van de arbeidsvoor
waarden van haar personeel al zeer ongemotiveerd was,
aangezien in die vergadering uitdrukkelijk is gezegd, dat de
gemeenten, die aan deze regeling medewerken, volkomen
vrij blijven in het al of niet toepassen van de regelingen en
het al of niet volgen van de richtlijnen, welke door de com
missie worden aangegeven.
De centrale organisaties, die aan de totstandkoming van
de regelingen medewerken, zullen wel ter dege gebonden
zijn. Voor zoover spreker de zaak bekeken heeft, is het de
bedoeling, dat wanneer in het centraal orgaan overeenstem
ming is bereikt tusschen de gemeenten eenerzijds en de
centrale organisaties anderzijds en indien een gemeente, in
casu de gemeente Leiden, met de bepalingen, die in de rege
ling zijn vastgesteld, accoord gaat, over die bepalingen geen
verder overleg plaats heeft met het plaatselijk Georganiseerd
Overleg.
De bedoeling van deze gemeenschappelijke regeling is
hoofdzakelijk, meer uniformiteit te verkrijgen in de regelingen
van de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de ge
meenten van 40.000 en meer inwoners.
In de vergadering te 's-Gravenhage heeft spreker zijn spijt