152 MAANDAG 19 MAAET 1934. Onteigeningsplan-Lange Paradijssteeg enz. (Voorzitter e.a.) aangeraakt en men de belangen van de gemeente als zoodanig wel degelijk in het oog moet vatten. De heer Wilbrink is tot zekere hoogte erkentelijk voor de terechtwijziging, die de Voorzitter gegeven heeft. De Voorzitter zegt, dat zijn opmerking niet als zoodanig bedoeld is. De heer Wilbrink neemt haar in dank aan, maar accepteert haar niet ten volle. De Voorzitter beschouwt zijn meening, dat alle particuliere belangen ondergeschikt zijn aan het belang van de gemeente, als een heilig huisje. De burgerij heeft echter in spreker den verkeerde als Raadslid gekozen, indien zij meent, dat hij als Raadslid alleen het belang van de gemeente heeft te behartigen. Als vertegenwoordiger van de burgerij moet spreker opkomen voor gerechtvaardigde be langen van burgers (huiseigenaren of wie dan ook), die zich in een eventueel proces niet kunnen verweren en van wie de gemeente goederen kan verkrijgen tegen prijzen, waarvoor zij die goederen, waren de eigenaren kapitaal krachtige menschen, die zich wel goed konden verweren, niet zoo gemakkelijk zou kunnen bekomen. Spreker meent dit te mogen doen, ook al zou het zijn tot schade van de gemeentebelangen, zooals de Vooizitter deze ziet. Indien „onteigening" ten slotte „aankoop" was, zou men in het ingekomen stuk alles kunnen samenvatten in het woord „ontruiming". Wanneer men echter wat koopt, weet men, waaraan men toe is en dit weet men niet, als men een ont eigeningsproces begint. Indien de eigenaren in staat zijn, zich te verweren, kan het de gemeente een belangrijk bedrag meer kosten en als de gemeente in het ongelijk wordt gesteld, zullen de kosten van het onteigeningsproces voor rekening van de gemeente komen. Spreker is niet bevredigd door het antwoord van den Wethouder en verzoekt den Voorzitter het voorstel ge splitst in stemming te brengen, al is het in het agendapunt niet gesplitst. De Voorzitter zegt, dat het agendapunt een korte verwij zing is en de Raad stemt over wat in het ingekomen stuk staat, waarin de deelen van het voorstel zijn aangegeven met de letters a, b, c en d. Er bestaat geen bezwaar tegen, het voorstel gesplitst in stemming te brengen. De heer Wilbrink is voor aanhouding van het voorstel. „Gesplitst in stemming brengen" beteekent voor spreker „aanhouden". De Voorzitter vraagt, of de heer Wilbrink het voorstel ge splitst in stemming gebracht wil zien. De heer Wilbrink wil eerst meer inlichtingen, vóórdat hij zijn stem geeft aan het voorstel van het College tot ont eigening. De Voorzitter waagt of de heer Wilbrink kennis genomen heeft van de stukken in de Leeskamer. De heer Wilbrink Gedeeltelijk. Spreker wenscht sub c van het voorstel aan te houden en doet daartoe het voorstel. De Voorzitter zegt, dat het College van meening is, dat dit punt niet moet worden aangehouden. Over het voorstel van den heer Wilbrink om sub c van het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden tot een volgende vergadering staken de stemmen, aangezien 15 leden zich daarvoor en 15 leden zich daartegen verklaren. Vóór stemmen: de heeren van Es, Beekenkamp, van der Reijden, van Tol, van Rosmalen, Vos, Coster, Wilbrink, Manders, Bergers, van Eecke, Meijnen, de Reede, Wilmer en Huurman. Tegen stemmen: de heeren Vallentgoed, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heer van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Kooistra, Splinter, Goslinga, Tepe, Koole, Schüller, van Weizen, Bosman, Groeneveld en Kuipers. Het voorstel-Wilbrink zal mitsdien in een volgende ver gadering andermaal in stemming komen, in verband waar mede punt c wordt aangehouden. De punten ab en d van het voorstel van Burgemeester en Onteigeningsplan-Lange Paradijssteeg enz.; e.a. (Groenevehl e.a.) Wethouders worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heeren Donders en Romijn bij deze stemming tijde lijk afwezig waren.) XVI. Voorstel tot liet gebruik maken van de bevoegdheid, om de couponbelasting ten laste van de couponhouders te brengen en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootings- staat. (Zie Ing. St. No. 52.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorste] van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot liet aangaan van een overeenkomst met de N.V. Gekro te Overschie in zake de verwerking van afge keurd vee en vleescli. (Zie Ing. St. No. 53.) De heer Groeneveld heeft bezwaren tegen dit voorstel. De vernietiging van afgekeurd vee en vleesch is vele jaren in handen van de gemeente zelf geweest; dit is altijd goedge- gaan. Men heeft hier te doen met een bestaande Overheids functie en nu bedoelt dit voorstel die functie af te schaffen. In het algemeen heeft spreker daartegen bezwaar. Bovendien zijn hieraan groote gevaren voor de volksgezondheid ver bonden. De Keuringsdienst hier is er met zorg op uit om onbruikbaar en voor de gezondheid gevaarlijk vleesch op te sporen en te vernietigen. Het voor de consumptie onbruikbare en gevaarlijke vleesch zal volgens dit voorstel aan een particuliere onderneming ter vernietiging worden gegevenDe Overheid mag dit volgens spreker nooit doen, aangezien men anders den geheelen Keuringsdienst zou kunnen afschaffen, waarvan vrijwel het voornaamste werk is er voor te zorgen, dat afgekeurd vleesch niet in consumptie kan worden gebracht. Spreker meent, dat de zaak op den ouden voet moet worden voortgezet. De heer Bergers juicht het ten zeerste toe,, dat aan de N.V.Gekro de afvalproducten ter vernietiging zullen worden gegeven. De Kori-oven van het Slachthuis kan niet meer alles verwerken. De Keuringsdienst houdt er toezicht op, dat de afvalproducten in gesloten wagens van het Slachthuis worden weggevoerd naar Overschie. waar zij in den destructor van de N.V. Gekro worden vernietigd, zonder dat zij door iemand zijn aangeraakt. De overdreven zorg van den heer Groeneveld is dus voor Leiden overbodig. De heer Goslinga zegt, dat de uitdrukking „wie te veel bewijst, bewijst niets" in deze op den heer Groeneveld van toepassing is. Tot voor kort kon de gemeente zich behelpen met haar eigen Kori-oven, maar door de groote uitbreiding van het aantal slachtingen in verband met de beperking van den rundveestapel nam de hoeveelheid afval dermate toe, dat men met den Kori-oven niet meer alles kon verwerken. Een nieuwe verbrandingsinrichting is niet oogenblikkelijk uit den grond te stampen en daarom stelt het College voor, met de N.V. Gekro te Overschie een overeenkomst voor den duur van twee jaar aan te gaan. Inmiddels is de Directeur van het Slachthuis met de directeuren van de slachthuizen uit de omgeving, de inspectie van het Vee-artsenijkundig Staatstoezicht en het provinciaal bestuur in overleg getreden ten aanzien van de vraag, of en zoo ja, op welke wijze de destructie van vleesch in dit deel van Zuid-Holland anders zou kunnen geschieden dan met medewerking van de N.V. Gekro, die ongetwijfeld zal blijken niet in staat te zijn al het uit Zuid-Holland af komstige materiaal te verwerken. Het vraagstuk heeft dus voortdurend de aandacht van het College. Op het oogenblik zou de gemeente met het aangaan van de voorgestelde overeenkomst zeer gebaat zijn, aangezien zij voor den prijs van niet meer dan 300.per jaar de zekerheid heeft, dat al het afval wordt weggehaald en op een zeer behoorlijke wijze wordt vernietigd. De inrichting- van de N.V. Gekro staat onder toezicht van de Rijks autoriteiten. Anders zou ook niet de provinciale afdeeling van de Ver. van Ned. Gemeenten zich met die N.V. Gekro bemoeid hebben en den gemeenten in Zuid-Holland geadviseerd hebben om met haar een overeenkomst aan te gaan, zoodat spreker den Raad dringend in overweging geeft dit voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 22