MAANDAG 19
Wijziging verordening op de Veemarkt, e.a.
(Voorzitter e.a.)
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XIV. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden voor het doortrekken
van de P. J. Blokstraat naar den Iloogen Rijndijk;
b. tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente
van een strook grond en een gedeelte sloot, deel uit
makende van het pereeel Sectie M. Xo. 1059;
e. tot verkoop van een gedeelte bouwterrein bij de P. J.
Blokstraat, deel uitmakende van het pereeel Sectie M.
Xo. 850, aan de X.V. „Het Motorhuis" te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 50.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten
XV. Voorstel inzake den aankoop van verschillende perceelen,
begrepen in het onteigeningsplan Lange Bouwelouwensteeg
Lange Paradijssteeg, alsmede de verlenging van den termijn
van ontruiming van eenige in dat plan begrepen onbewoonbaar
verklaarde woningen.
(Zie Ing. St. No. 51.)
De heer Wilbrink zegt, dat in het Ingekomen Stuk iets
meer staat dan in het voorstel zelf. In het Ingekomen Stuk
wordt nl. ook gesproken over de onteigening, maar in het
voorstel zelf wordt van de onteigeningsprocedure niet gerept.
Vóórdat spreker zijn stem aan dit voorstel geeft, verzoekt
hij een eenigszins nadere toelichting en een uitgebreid prae-
advies hierover. Naar spreker is medegedeeld, zijn ver
schillende eigenaren van de te onteigenen perceelen in verzet
gekomen, omdat voor hun nog verhuurde en niet onbewoon
baar verklaarde perceeltjes door de gemeente 7.-per M.2
wordt geboden; dit lijkt spreker buitengewoon laag. Spreker
heeft als raadslid toch recht op een betere voorlichting
alvorens mede te werken aan deze onteigeningsprocedure.
De heer Mandcrs acht ook den voor vele van deze perceelen
gestelden, prijs te laag. Het zal zoo gaan, dat wanneer men
tot die menschen zegt: gij moet uw perceel maar voor 250.—
afstaan, anders vervalt gij in een onteigeningsprocedure,
velen van hen, die toch al niets kunnen missen, het zijn
alle bedragen, die zeer weinig te beteekenen hebben zullen
zeggen: wij hebben er schade bij, maar wij zullen het maar
doen, omdat een procedure nog veel meer zou kosten. Dat
acht spreker het bezwaarlijkste in deze geheele zaak; anders
zou de waarde bij onteigening zeer gemakkelijk bepaald
kunnen worden. Vele van die bedragen zijn te laag, vooral
voor de kleinste perceelen, maar toch ook voor enkele grootere.
Het zou daarom misschien goed zijn een staat van taxatie
voor deze perceelen te hebben, om de eigenlijke waarde
daarvan te kunnen weten.
De heer Kooistra zegt, dat de sociaal-democratische fractie
zich niet tegen het voorstel zal verklaren: zij is veel te blij,
dat men nu en dan iets over zaken als deze hoort. Wel hoopt
zij, dat meer dan tot nu toe voortgang er mede zal worden
gemaakt. Kan men, na aanneming van dit voorstel, met
inachtneming van de rooilijn, van twee oude woningen
niet een nieuwe maken? Men zou dan bemerken, dat ook in
Leiden een saneeringsplan bestaat.
Hoe staat het met de bouwplannen van de woningbouw-
vereenigingen, die toch direct met de ontruiming van woningen
te maken hebben?
De Voorzitter zegt, dat dit punt thans niet aan de orde is.
De heer Kooistra meent, dat het wel aan de orde is, omdat
het bij dit punt van de agenda ook gaat om het onbewoon
baar verklaren van woningen, waarbij men er voor te zorgen
heeft, dat voor de bewoners een andere woning beschik
baar is.
De Voorzitter zegt, dat de Wethouder niet goed heeft kunnen
verstaan, wat de heer Wilbrink heeft gezegd. Spreker meent
het wel goed verstaan te hebben, waarom hij den heer Wil
brink zal antwoorden, vertrouwende dat, indien hij den spijker
niet goed op den kop slaat, de heer Wilbrink hem zal waar
schuwen.
Volgens den heer Wilbrink is er verschil tusschen de for
muleering van het agendapunt en den inhoud van het inge
komen stuk, dat verder gaat en ook spreekt van onteigening.
MAART 1934. 15!
Onteigeningsplan-Lange Paradijssteeg enz.
(Voorzitter e.a.)
In het agendapunt moet men natuurlijk den inhoud van
het ingekomen stuk in het kort samenvatten. De onteigening
is ten slotte ook een aankoop. De zaak is dus niet, dat de
onteigening in het agendapunt is buitengesloten en bij ver
rassing in het ingekomen stuk is opgenomen, of omgekeerd:
dat ze wel in het ingekomen stuk staat, maar vervallen is
bij de vermelding van het onderwerp in het agendapunt.
De heer Splinter zegt, dat de gemaakte opmerkingen niet
betreffen den aankoop van de perceelen, waaromtrent men
tot overeenstemming is gekomen, maar den aankoop, respec
tievelijk onteigening van de perceelen, met de eigenaren
waarvan geen overeenstemming is bereikt. Volgens den heer
Manders is het voorgestelde bod van de gemeente voor vele
van deze perceelen te laag. Het College moet zich echter
houden aan het rapport van de deskundigen. Indien naar
de meening van de eigenaren de geboden prijs in sommige
gevallen te laag is, zal de rechter, die de zaak objectief heeft
te behandelen, wel de juiste waarde van de perceelen bepalen.
Er is dan ook niet de minste reden om deze zaak aan te houden.
De heer Kooistra zei: „met inachtneming van de rooilijn",
maar deze wordt zoodanig verlegd, dat het onmogelijk is,
van twee oude woningen een nieuwe te maken. Dit zou ook
ongerijmd zijn, nu men staat aan den vooravond van de
uitvoering van het saneeringsplan.
De heer Kooistra bedoelt: met inachtneming van de rooilijn,
zooals deze moet worden. Het is toch de bedoeling aan die
rooilijn huizen te bouwen en die kunnen nu ook wel gebouwd
worden, wanneer men beslag op die woningen kan leggen.
De heer Splinter ontkent dit juist; de nieuwe rooilijn wordt
zoodanig gelegd, dat ter plaatse geen huizen kunnen worden
gebouwd, voordat de geheele saneering haar beslag heeft
gekregen. Men kan er immers niet een paar nieuwe woningen
op willekeurige plaatsen tusschen zetten; dit moet absoluut
aansluiten bij de bouwplannen en moet één geheel vormen
met het nieuwe bouwblok.
De heer Kooistra vroeg verder naar de bouwplannen;
spreker weet niet of zijn vraag betrekking heeft op de bouw
plannen in het algemeen.
De heer Kooistra bedoelt de door de vereenigingen inge
diende plannen, die door de Regeering nog goedgekeurd
moeten worden.
De heer Splinter zegt, dat de heer Kooistra dus bedoelde
de bouwplannen in het algemeen; hij vraagt dan naar den
bekenden weg. Er zijn op het oogenblik nog een paar aan
vragen bij den Minister, die goedgekeurd moeten worden,
hetgeen nog niet gebeurd is.
De heer Manders zegt, dat volgens den Wethouder de recht
bank wel zal uitmaken welk bedrag aan die menschen ge
geven moet worden, maar daartegen gaat sprekers bezwaar
juist; de menschen, die 200.of 300.voor een woning
krijgen, zullen het zoo maar laten, omdat zij om te kunnen
procedeeren direct 'n 500.moeten betalen; op dat kleine
bedrag kunnen zij dit niet doen en daardoor zullen zij genood
zaakt worden die huizen beneden de werkelijke waarde en
tegen lagere vergoeding dan de werkelijke schade af te staan.
Ook volgens den heer Wilbrink beschikt de Raad over te
weinig gegevens; het zou dus wel wenschelijk zijn een be
paalde taxatie te hebben, ook ter bepaling van het bod voor
die huizen. Dit lage bod is geen aanbieding.
De Voorzitter zou gaarne willen, dat de Raad zich eens be
dacht, dat men zich bij onteigeningen als deze moet ont
houden van opmerkingen of van het uiten van meeningen,
die het belang van de gemeente, dat door den Raad toch in
de eerste plaats moet worden behartigd, zouden kunnen
benadeelen. Dit is een eenigszins teere zaak. Het is natuurlijk
zeer gevaarlijk om hier in den Raad te zeggen, dat men een
bod voor een huis zeer laag acht, omdat men daarvan allicht
bij de behandeling voor de rechtbank gebruik zal maken;
het is gevaarlijk daarover veel in de openbare zitting te
spreken, indien men niet voldoende voorgelicht is; spreker
gelooft, dat men in deze eigenlijk voldoende voorgelicht is
door de stukken die in de Leeskamer ter visie zijn gelegd en
door de behandeling van dit punt in de Commissie van Fa
bricage.
Indien men daarmede niet tevreden is en daarin niet vol
doende inlichtingen heeft gevonden, kan men een besloten
vergadering vragen.
Alvorens verder te gaan, wil spreker den Raadsleden op
het hart binden, er aan te denken dat een teere zaak wordt