148
MAANDAG 19
MAAET 1934.
(Voorzitter.)
5°. het kosteloos in eigendom en onderhoud bij de gemeente
overnemen van het Gesticht „de Voorzienigheid" van een
strook grond aan den Zoeterwoudschesingel, kad. bekend
Sectie M. Nis. 4509 (ged.) en 4510 (ged.);
6°. het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van de
wegverbreeding en verbetering van het gedeelte van den
Zoeterwoudschesingel tusschen de trambaan 's-Gravenhage
Leiden en het sportterrein;
c. de goedgekeurde raadsbesluiten van 19 Februari 1934tot:
1°. het kosteloos in eigendom en onderhoud bij de gemeente
overnemen van de N.V. Leidsche Exploitatie Maatschappij
van Onroerende Goederen, te Leiden van het perceel kad.
bekend Sectie O. No. 905, deel uitmakende van de Pot
gieterlaan
2°. het verhoogen van de voor de verbetering van den
Hoogen Rijndijk, ten Oosten van de Roomburgerweg, be
schikbaar gestelde gelden;
3°. het kosteloos overnemen in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van Mej. M. J. Smeets, te Wassenaar van een
gedeelte van het perceel kad. bekend Sectie O. No. 25;
4°. het beschikbaarstellen van gelden voor verbetering van
het voetbalveld in den Stadspolder en tot verhooging van
het voor de inrichting van eenige voetbalvelden in genoemden
polder beschikbaar gestelde bedrag.
3°. Mededeeling van de Vereeniging voor Chr. Fröbel
scholen, te Leiden, dat zij het door haar ingestelde beroep
betreffende de taxatie van hare bewaarschool aan den Heeren
singel intrekt.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordracht van de Vereeniging de Ambachtsschool te
Leiden ter voorziening van vacatures in haar bestuur.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
2°. Verzoek van den heer Mr. I). A. van Eek om toestem
ming om tot Burgemeester en Wethouders een vraag te mogen
richten betreffende de oproeping van sollicitanten naar de
betrekking van Directeur van den Dienst voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de gevraagde toestemming te verleenen en de inter
pellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda.
3°. Voorstel van Mevr. C. P. Braggaarde Does in zake
het verstrekken van school kinder voeding gedurende de a.s.
Paaschvacantie.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het voorstel te behandelen na afloop van de gedrukte agenda.
4°. Verzoek van Mevr. C. P. Braggaarde Does om toe
stemming om aan den Burgemeester vragen te stellen in
zake het wapenen van ambtenaren van den Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon met gummistokken.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor, het gevraagde verlof niet te verleenen.
Spreker had gemeend, dat toen mevrouw Braggaar inde
vorige Raadszitting inlichtingen in antwoord op de door haar
gestelde vraag verstrekt zijn, zij tot de overtuiging zou zijn
gekomen dat er verder geen aanleiding voor haar bestond
om op deze zaak terug te komen. In het algemeen heeft een
discussie in den Raad over een dergelijk punt geen ziu, omdat
ze hier niet behoort te worden behandeld en ook omdat de
vragen, zooals ze gesteld zijn, hier niet thuis hooren. Nu
mevrouw Braggaar" echter toch wil doordringen en aan deze
zaak een formeele behandeling wil geven, moet spreker die
ook behandelen zooals ze behandeld behoort te worden.
Mevrouw Braggaar heeft de volgende vragen aan den
Burgemeester gesteld.
„1. Was het noodzakelijk de ambtenaren van de Gemeen
telijke Oommissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon te
wapenen met gummistokken?
2. Indien bevestigend op vraag 1 wordt geantwoord, wat
zijn dan de redenen voor het treffen van dezen maatregel?"
In de eerste plaats is de vergunning om die wapens te
dragen niet door den Burgemeester verleendde zaak behoort
ook hier niet te worden behandeld en gaat noch het Ooilege
noch den Burgemeester aan; die zaak behoort thuis, hetgeen
mevrouw Braggaar ook zeer goed kan weten, bij Maat-
(Voorzitter e.a.)
schappelijk Hulpbetoon. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft
dezen maatregel noodig geacht en heeft zich gewend tot
hem, tot wiens competentie dit behoort, n.l. tot den Com
missaris der Koningin. De verantwoordelijkheid voor het
geven van deze vergunning berust dus bij den Commissaris
der Koningin en niet bij het College noch bij den Burge
meester. Wel wordt een dergelijk verzoek gesteld in handen
van den Burgemeester om advies, maar er is geen sprake
van, dat omtrent dergelijke adviezen aan den Raad verant
woording zou kunnen worden gegeven. Deze zaak behoort
hier dus niet thuis.
De Raad kan er wel eenige bemoeienis mede hebben en
is in de gelegenheid zich hieromtrent uit te spreken, indien
de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon op haar
rekening, die de goedkeuring van den Raad behoeft, een
post plaatst voor het aanschaffen van gummistokken. Ook
dan is het houden van een interpellatie niet mogelijk, omdat
het een zaak betreft, die de Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon aangaat en naar het oordeel van spreker ook
daarbij moet blijven.
Spreker geeft den Raad dringend in overweging, de ge
waagde interpellatie niet toe te staan.
De heer van Eek erkent, dat de Voorzitter formeel vol
komen gelijk heeft, wanneer hij betoogt, dat de Raad niet
kan beslissen over de waag, of aan de armbezoekers van
Maatschappelijk Hulpbetoon al of niet gummistokken zullen
worden verstrekt, maar spreker meent, dat de zaak zelf
den Raad wel aangaat, omdat de verstrekking van gummi
stokken er op zou kunnen wijzen, dat de verhouding tusschen
de armbezoekers en degenen, die door Maatschappelijk
Hulpbetoon gesteund worden, niet is, zooals ze behoort
te zijn. Deze zaak gaat ook het College aan, dat ten slotte
verantwoordelijk is voor den gang van zaken in de gemeente.
Het is dus volkomen op zijn plaats, indien mevrouw
Braggaarde Does inlichtingen vraagt omtrent de ver
houdingen in Maatschappelijk Hulpbetoon en tusschen
Maatschappelijk Hulpbetoon en de gesteunden. Indien uit
de verstrekte inlichtingen zou blijken, dat de aanschaffing
en verstrekking van gummistokken noodzakelijk was, zou
daaruit zelfs kunnen voortvloeien het nemen van maat
regelen, die ter beoordeeling stonden aan den Raad.
Groote materieele belangen geven aanleiding om het
gevraagde verlof wel te verleenen. Het is. verkeerd, elke
poging om deze zaken in volkomen openbaarheid te behan
delen, tegen te gaan.
Spreker geeft daarom den Raad in overweging, mevrouw
Braggaarde Does het gevraagde verlof wel te verleenen.
Mevrouw Braggaarde Does heeft er zich ten zeerste
over verwonderd, dat de Voorzitter zich niet kan indenken,
dat zij geen genoegen heeft kunnen nemen met het antwoord,
dat hij haar in de vorige vergadering heeft gegeven. Niets
is minder waar dan dat het een afdoend antwoord genoemd
kan worden en indien de Voorzitter bij zich zelf te rade
gaat, zal hij moeten erkennen, dat het geen serieus antwoord
genoemd kan worden. In de vorige vergadering heeft spreek
ster de vraag, die zij reeds vroeger gesteld had, moeten her
halen, omdat uit een opmerking van den Voorzitter bleek,
dat deze eigenlijk niet wist, hoe de vraag luidde. Volgens
den Voorzitter zoudeu de gummistokken verstrekt zijn,
omdat de armbezoekers herhaaldelijk blootgesteld zijn aan
aanvallen, zoowel in als buiten het gebouw. Spreekster kent
echter geen enkel geval, waarin als het noodig was,
de politie niet in de plaats van de armbezoekers had kunnen
treden.
Het antwoord van den Voorzitter getuigt dan ook van
zeer weinig welwillendheid. Thans spreekt de Voorzitter
van „drijven".
Spreekster meent dan ook bij den Raad er op te moeten
aandringen, haar het gevraagde verlof wel te verleenen.
De Voorzitter is het niet met den heer van.Eek eens, dat
de zaak zelf in den Raad moet behandeld worden, maar
meent, dat ze thuisbehoort bij Maatschappelijk Hulpbetoon.
In geen geval is een interpellatie hier op haar plaats.
Wanneer men over deze zaak in den Raad wil spreken,
had daartoe wellicht een andere mogelijkheid bestaan, b.v.
door evenals in andere gevallen ten aanzien van Maat
schappelijk Hulpbetoon is gebeurd een motie voor te
stellen, waarin een meening over een maatregel van Maat
schappelijk Hulpbetoon werd uitgesproken, maar deze motie
behoefde dan niet haar oorsprong te vinden in een inter
pellatie van den Burgemeester.
Bij spreker heeft geen gebrek aan welwillendheid dienaan
gaande bestaan. Spreker heeft op de vraag van mevrouw
Braggaarde Does een volkomen voldoende antwoord ge-