MAANDAG 19 FEBRUARI 1934. 145 Wijziging verordening op het Rijden. (Manders e.a.) worden gericht, maar zal integendeel ook eenigszins worden beschermd. Op het oogenblik voert men een moordende concurrentie: om een passagier over een afstand van 1 KM. te vervoeren, rijdt men 5 KM. met een leegen wagen. Die kosten kunnen door het bedrijf niet gedragen worden. De voorgestelde maatregel zal aan den chaos op het gebied van het verkeer een einde maken en het taxibedrijf in zijn gezonde ontwikkeling steunen. De heer Groeneveld moet den heer Wilmer toegeven, dat voor het klein-taxi-bedrijf van deze verordening eerder schade dan voordeel is te verwachten, al vermoedt spreker, dat de schade niet heel groot zal zijn. Het is mogelijk, dat bij dit bedrijf enkele chauffeurs zonder werk komen, maar wanneer deze maatregel niet wordt toegepast, zal waarschijn lijk bij de tram of bij de autobusonderneming personeel werk loos worden. Hoe men het ook regelt, schade zal er altijd zijn. Wanneer men het klein-taxi-bedrijf ongereglementeerd zijn gang laat gaan, zal het ongetwijfeld veel schade doen aan tram en autobusdienst en zullen daar slachtoffers gemaakt worden; door deze regeling kan dat misschien min of meer voorkomen worden bij de bestaande vervoermiddelen; mis schien ontstaat hierdoor voor enkelen schade, spreker ont kent dat niet, maar hij is het in het geheel niet met den heer Wilmer eens, dat door deze verordening het klein-taxi-bedrijf zal worden gesmoorddit blijkt hieruit, dat een van die onder nemingen publiekelijk in de courant geschreven heeft geen bezwaar tegen deze verordening te hebben; een directeur Van een andere van die ondernemingen heeft spreker ver zekerd, dat zijn bedrijf er niet door zou worden vermoord, maar wel eenige schade zou ondervindenwanneer de betrok kenen zelf dit resultaat verwachten, is daarmede voldoende aangetoond, dat er geen sprake van is, dat het klein-taxi- bedrijf zal worden gesmoord en dat de voorstelling van den heer Wilmer veel te zwart is. De heer Wilbrink had van den heer Wilmer, omdat deze zijn instemming betuigd heeft met sprekers woorden en het voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen zoo uitstekend vond, een geheel andere conclusie verwacht. Spreker is door de verdediging van den Voorzitter van dit voorstel, doch niet uitsluitend daardoor, tot een andere con clusie gekomen dan de heer Wilmer. Men moet de zaak wat breeder zien dan de heer Wilmer deed, die alleen ziet naar de belangen van het personeel en van de slachtoffers, die eventueel zullen vallen. De heer Wilmer heeft het zoo niet gezegd. Spreker heeft juist gewezen op de belangen van het publiek. De heer Wilbrink zegt, dat de belangen van het publiek moeten domineeren. Wat betreft het argument, dat er slacht offers zullen vallen, als het gemeentebestuur de zaak zoo laat doorgaan, zullen er zeker slachtoffers vallen en dan ligt het toch op den weg van het gemeentebestuur om in het publiek belang de meest juiste maatregelen te nemen. Dit ongeregelde bedrijf kan toch geen voortgang hebben; men moet een proef nemen zooals de Commissie voor de Straf verordeningen voorstelt. Ter geruststelling van sommigen: het is toch niet de bedoeling den taxi's te verbieden passa giers op te nemen in straten, waar op het oogenblik geen auto bus- of tramlijn loopt? Die straten worden toch vrijgelaten? Zeerzeker zullen er enkele slachtoffers vallen, die nu nog even büjven doorzeilen om passagiers op te nemen op de buitenwegen; spreker acht het echter beter, dat die van het tooneel verdwijnen dan dat de tram het zou moeten opgeven in de stad, want daardoor wordt het algemeen belang veel meer geschaad dan door het verdwijnen van enkele taxi's. Spreker onderstreept de opmerking van den heer Groene veld, dat flinke taxibedrijven van de door de Commissie voor de Strafverordeningen voorgestelde maatregelen absoluut geen bezwaren verwachten, maar daarin veel meer zien een mogelijkheid tot consolideering van deze bedrijven. De heer Beekenkamp heeft met belangstelling vernomen, dat de politie van plan is, deze verordening soepel toe te passen, maar het is hem niet duidelijk geworden, waarom men een ruimere redactie noodig heeft om een bepaalde cate gorie van personen te treffen dan de redactie, welke hij heeft voorgesteld en waarbij in plaats van „bestuurders van motor rijtuigen" wordt gelezen „verhuurders van luxe-auto's, taxi's en in hun dienst zijnde personeel". Spreker heeft vanmorgen zijn licht opgestoken bij den plaatsvervangend en kantonrechter in den Haag, die verleden jaar veel te maken heeft gehad met overtredingen van het Wijziging verordening op het Rijden. (Beekenkamp e.a.) verbod van snorren en onmiddellijk aan spreker vroeg: wat is „publiek"? De Voorzitter meent, dat deze kantonrechter eens bij den Hoogen Raad in de leer moet gaan. De heer Beekenkamp veronderstelt, dat deze kantonrechter het door den Voorzitter geciteerde arrest van den Hoogen Raad van 6 Juni 1933 ook kende, terwijl hij toch de mogelijk heid van chicanes niet uitgesloten achtte. Spreker acht de ruimere redactie een gevaar voor de rechtszekerheid en ziet niet in, waarom men niet de veel beperktere kan aanvaarden. De heer Huurman heeft in deze discussie niet hooren zeggen, dat er ook gemeentenaren zijn, die genot hebben van taxi's. Spreker heeft gelezen, dat men een taxibedrijf kan opbellen, als men van een dergelijk vehikel wil gebruik maken, maar niet elke burger heeft een telefoon en bovendien moet men dan een dubbeltje meer betalen. Vele menschen, die het wel een dubbeltje waard vinden met een taxi b.v. van de Heerenstraat naar den Maresingel te rijden, zijn niet in de gelegenheid het bedrijf op te bellen, doordat zij geen telefoon hebben. Het is voor de burgerij van belang, dat er vervoermiddelen zijn, waarmede men zich zoo vlug en goedkoop mogelijk kan verplaatsen. De Voorzitter heeft gezegd, dat er een tijd is geweest, dat er standplaatsen aangewezen waren, maar men daarvan geen gebruik maakte. Dat geldt toch niet voor het taxi bedrijf? De Voorzitter zegt, dat sedert het nieuwe taxibedrijf er is geen enkele aanvrage is binnengekomen. De heer Huurman is niet tegen de verordening op zichzelf, maar is van oordeel, dat men half werk verricht. Spreker is het met den heer Wilmer eens, dat het verkeer in de drukke straten er niet door geregeld wordt, terwijl het opkomende taxibedrijf voor de helft of driekwart doodgemaakt wordt. Spreker had graag gezien, dat in de plaats van hetgene, dat nu niet meer zal worden toegelaten, iets anders was gesteld. Nu is het voor een taxi verboden te rijden waar de tram rijdt en aan straten op een afstand 25 M. daarvan verwijderd. Op de Papengracht bij het museum, op het Noordeihdsplein of bij de Vischbrug zouden toch goede standplaatsen zijn. Deze standplaatsen zijn wel dicht bij de tram, maar men kan de taxi's toch niet laten rijden waar de wegen te smal zijn en waar geen verkeer is. Zij moeten te verkrijgen zijn op behoorlijke straten, zooals Papen gracht, Hooigracht en dergelijke. Op de Haarlemmerstraat heeft men aan de tram, die om het kwartier rijdt en aan de autobus zeer weinig; dikwijls rijden de bussen vol door. Tenslotte staat het toch buiten de competentie van het gemeentebestuur, of deze taxi's Avillen rijden voor 10, 15 of 20 cent; zij moeten zelf weten op welke wijze zij willen concurreerenhet feit, dat de gemeentenaren hiervan steeds genoten hebben, is niet te betwisten. De Voorzitter deelt niet de vrees Aan den heer Wilmer, dat het taxibedrijf zal worden vermoord door deze regeling; spreker heeft van enkele taxi-ondernemers gehoord, dat zij deze bepaling toejuichen en daarvan eerder voordeel dan nadeel verwachten. De bedoeling van de Commissie voor de Strafverordeningen is allerminst om het taxibedrijf te ver moorden zij acht dat integendeel een zeer nuttig aanvullend element voor de vervoergelegenheid in de stad. Het is dan ook niet daarom, dat men de taxi's van de hoofdwegen wil weren, maar omdat daarop het publiek vervoergelegenheid heeft door tram en bus; verdwijning daarvan zou het ver keer aanzienlijk bemoeilijken. De taxi-bedrijven zullen hun bedrijf rustig kunnen voortzetten, zij het, dat zij niet mogen ophouden en menschen opnemen op de hoofdwegen, waar tram en bus rijden, wel op andere wegen. Wanneer spreker overal in de stad standplaatsen voor taxi's kan krijgen, die voor 0.10 vervoeren, dan zal hij zeer gelukkig zijn; daartegen is geen bezwaar. Den verkeerden toestand van nü moet men echter niet laten voortbestaan; men moet ook zorgen, dat de thans bestaande groote vervoer- middelen het leven kunnen behouden. Het eenig artikel en daarmede de verordening in haar geheel wordt aangenomen met 29 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Eikerbout, Bergers, Tepe, Splinter, Romijn, Goslinga, van Rosmalen, Groeneveld,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15